Bewijsmiddelen
Op 30 mei 2020 omstreeks 03:10 uur ontvingen verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , belast met noodhulp in de gemeente Smallingerland, het verzoek zich te begeven naar de [adres 1] te Drachten, alwaar een brand zou zijn ontstaan in een twee-onder-een-kap woning. Ter plaatse aangekomen roken verbalisanten een sterke brandlucht. Zij zien dat de termopaneruit in de schuifpui van de woonkamer meerdere barsten bevatte en dat de ramen geheel zwart waren gekleurd. In de deuropening van de woning treffen zij een man aan met een zwarte rand om zijn mond, die later bewoner [slachtoffer 1] blijkt te zijn. De partner van [slachtoffer 1] , verdachte [verdachte] , is nog in de woning. Na enkele verzoeken van [slachtoffer 1] om naar buiten te komen, zien verbalisanten dat verdachte de woning uitkomt. Verbalisanten merken op dat ook verdachte een zwarte rand om haar mond had en dat het leek alsof haar gezicht onder het roet zat. [slachtoffer 1] en verdachte zijn vervolgens door de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis.
2
[slachtoffer 1] heeft op dezelfde dag aangifte gedaan. [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij die nacht wakker was geworden van een rinkelend geluid en dat het in de slaapkamer bloedheet aanvoelde. Het bed naast hem was op dat moment leeg.
3Hij ontdekte dat zijn vrouw beneden op de wc zat. Nadat [slachtoffer 1] met de trap naar beneden was gegaan, is verdachte de trap op gegaan naar boven.
4[slachtoffer 1] is naar buiten gegaan en heeft bij de buren aangebeld waarop de buurjongen open deed.
5De buurjongen, [slachtoffer 2] , sliep in de kamer grenzend aan de woning van verdachte en was al eerder wakker geworden door een doffe knal en het geluid van brekend glas.
6
Op 30 mei 2020 heeft verbalisant [verbalisant] forensisch onderzoek verricht binnen de woning.
7De woning aan de [adres 1] te Drachten betreft een twee-onder-een-kap woning en deelt het dak met [adres 2] . Aan de achterzijde van de woning bevindt zich een uitbouw. Achter de garage zit een bijkeuken. Vanuit de bijkeuken heeft men toegang tot de achter de woning gelegen tuin en terras. Deze ruimte is rondom afgesloten met houten schuttingen en een haag.
8Aan de schutting, haag en achtertuin zijn geen recente klim- en/of loopsporen aangetroffen.
9
Tijdens het onderzoek werd waargenomen dat beide ruiten van de thermopaneruit in de schuifpui stuk waren. Gelet op de vorm van de breuklijn was de binnenste ruit vernield door hitte inwerking en de buitenste ruit door geweldsinwerking.
10De heer [verbalisant] , officier van dienst van de brandweer, heeft verklaard dat de buitenlaag van dit raam door de brandweer kapot is gemaakt.
11Aan de overige deuren en ramen zijn door verbalisant [verbalisant] tijdens het forensisch onderzoek geen sporen van verbreking aangetroffen.
12[slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij en verdachte elke avond een ronde maken door de woning om te kijken of alles op slot zit.
13Tijdens het getuigenverhoor van 2 juli 2020 heeft [slachtoffer 1] bevestigd dat hij secuur is in het afsluiten van de woning en dat hij de achterdeur doormiddel van een sleutel en dievenklauwen heeft afgesloten.
14
Verbalisant [verbalisant] concludeert dat de brand hoofdzakelijk heeft gewoed in de uitbouw aan de achterzijde van de woonkamer. Gelet op het brandbeeld was het vuur ontstaan in, dan wel in de directe omgeving van een fauteuil die stond tegen de wand tussen uitbouw en de keuken. In de nabijheid van de fauteuil trof verbalisant een lamp en een radio aan. De bekabeling van de lamp en radio waren nagenoeg intact en er werden geen aanwijzingen in de onderliggende bedradingen aangetroffen voor een kortsluiting. Aangezien er in de directe nabijheid van de fauteuil verder geen (elektrische) apparatuur aanwezig was, acht het verbalisant [verbalisant] niet waarschijnlijk dat het vuur is ontstaan door een technische oorzaak.
Op de vloer van de bijkeuken werden drie vloermatten aangetroffen met daarop een kleinere deurmat bij de achterdeur. Verbalisant [verbalisant] zag op de deurmat een beschadiging die doorliep naar de onderliggende vloermat. Gelet op de vorm acht hij het zeer waarschijnlijk dat de beschadiging was ontstaan doordat op de matten een ontbrandbare vloeistof was gesprenkeld die vervolgens was ontstoken. Het betreft een tweede, afzonderlijke brandhaarden en het is uitgesloten dat de inbranding op de matten een gevolg is van de brand in de woonkamer. De deurmat is voor nader onderzoek veiliggesteld (SIN: AANO2173NL).
15De deurmat is op 27 juni 2020 door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht op vluchtige stoffen die afkomstig zijn van een ontbrandbare vloeistof.
16Rapporteur ing. J. Dogger, NFI-deskundige chemisch brandonderzoek van het NFI, concludeert dat in het monster (SIN: AANO2173NL) geringe hoeveelheden vluchtige stoffen zijn aangetoond die afkomstig zijn van een niet nader te duiden alcoholhoudend product.
17
Na de brand is verdachte overgeplaatst naar het Brandwondencentrum in het Martini ziekenhuis in Groningen.
18Uit de geneeskundige verklaring van 12 juni 2020, opgesteld door [naam 3] , blijkt onder meer dat er tweedegraads brandwonden zijn waargenomen in de nek en gelaat van verdachte en dat zij roet had ingeademd.
19[slachtoffer 1] is na de brand opgenomen in het ziekenhuis Nij Smellinghe, alwaar hij onder narcose moest worden gebracht om roetdeeltjes uit zijn longen te verwijderen.
20
Op 5 juni 2020 heeft de heer [naam 4] , eigenaar van de woning [adres 1] te Drachten aangifte gedaan. Hij heeft daarbij verklaard dat er als gevolg van de brand schade is ontstaan aan de woning.
21
Brandstichting
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast staat dat op 30 mei 2020 brand is gesticht in de woning aan de [adres 1] te Drachten. Uit het forensisch onderzoek volgt dat er twee afzonderlijke brandhaarden zijn aangetroffen in de woning. De verbalisant concludeert dat het onwaarschijnlijk is dat de brand in de uitbouw aan de achterzijde van de woning is ontstaan door een technische oorzaak zoals kortsluiting. Bij de brandhaard in de bijkeuken is tijdens het onderzoek op de deurmat een ontbrandbare vloeistof aangetroffen die door het NFI worden aangemerkt als een hoeveelheid vluchtige stoffen die afkomstig zijn van een niet nader te duiden alcoholhoudend product.
Aangezien er twee afzonderlijke brandhaarden zijn aangetroffen en bij één van deze brandhaarden ontbrandbare vloeistof is gebruikt, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders geconcludeerd worden dan dat de branden zijn aangestoken. De rechtbank acht het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat de vluchtige stoffen op de mat zijn gekomen door de schoonmaakster, dan ook niet aannemelijk.
Daderschap
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting dat verdachte de enige is geweest die kort voor de brand op de benedenverdieping van de woning aan de [adres 1] aanwezig was. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat een andere persoon dan verdachte betrokken zou zijn bij het ontstaan van de brand.
Uit de verklaringen van verdachte en haar partner leidt de rechtbank verder af dat de woning routinematig in de avond werd afgesloten. [slachtoffer 1] geeft onder meer aan dat hij secuur is in het afsluiten van de deuren en dat hij de betreffende avond de achterdeur, de locatie van de tweede brandhaard, heeft afgesloten. Uit het forensisch onderzoek in de woning blijkt dat dat er geen o sporen van verbrekingen aan de deuren en ramen zijn gevonden. In de achtertuin zijn ook geen sporen van (in)klimming of voetsporen aangetroffen. De rechtbank leidt hieruit af dat voorafgaand aan de brand geen onbekend gebleven derde of derden in de woning aanwezig is/zijn geweest.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte niet naast hem in bed lag op het moment dat hij wakker werd door de brand. [slachtoffer 1] trof verdachte aan op de benedenverdieping. Gelet op vorenstaande concludeert de rechtbank dat, nu uitsluitend verdachte op de benedenverdieping aanwezig was tijdens het ontstaan van de brand, het verdachte is geweest die de brand heeft veroorzaakt.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat het dossier toereikend bewijs bevat voor de ten laste gelegde opzettelijke brandstichting en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting wisselende verklaringen afgelegd waarin zij enerzijds aangeeft zich niets te herinneren van de avond, maar anderzijds zeer concrete en doordachte redenen op heeft gegeven voor de handelingen die zij heeft verricht. Verdachte heeft onder meer verklaard dat wanneer zij ligt te piekeren en draaien dat zij dan uit bed stapt, dat zij bij het ontdekken van de brand niet met [slachtoffer 1] naar buiten is gegaan omdat zij haar bril en ochtendjassen wilde halen en dat zij ook de auto heeft verplaatst van de oprit omdat de brandweer anders mogelijk de auto zou gaan verplaatsen en dat ze dan niet zou weten waar de auto zou worden neergezet. Tevens heeft zij tijdens het eerste verhoor op 31 mei 2020 verklaard dat zij zich door het gebruik van de slaapmiddelen nog wel dingen kan herinneren, maar niet exact de tijdstippen maar dat zij dit bij benadering aardig kan terughalen.
Daarnaast acht de rechtbank het tegenstrijdig dat in de periode waarin verdachte aangeeft geen actieve herinnering meer aan te hebben, zij wel in staat was tot het verrichten van meer complexe handelingen zoals het besturen van een auto.
Zowel psychiater T. Berger en neuroloog E. Strijks hebben in het Pro Justitia rapport van 4 januari 2023 geconcludeerd dat na herhaaldelijk gebruik van het medicijn dormicum een tolerantie optreedt voor dit t middel en is er in het algemeen een hogere dosering nodig om hetzelfde effect te bereiken. Verdachte gebruikte het middel al 20 jaar waardoor tolerantie is opgetreden en het effect over de jaren heen zal zijn afgenomen. De psychiater voegt hieraan toe dat in het algemeen wordt verwacht dat, indien het medicijn een dusdanig sterk effect heeft op verdachte, er ook in enige mate sprake zou moeten zijn van spierzwakte met een neiging tot vallen. Traplopen en autorijden zou in dat geval minder zeker of beperkter uitgevoerd kunnen worden.
Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken.
De rechtbank leidt verder uit het dossier af dat de brandhaard in de bijkeuken is ontstaan doordat een brandbare vloeistof in aanraking is gekomen met open vuur. Het forensisch onderzoek sluit uit dat de brand in de woonkamer de brand in de bijkeuken heeft veroorzaakt. Nu vast staat dat de brandhaarden afzonderlijk van elkaar tot stand zijn gekomen en dat de brand in de bijkeuken met behulp van een brandbare vloeistof is aangestoken, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat beide branden door verdachte opzettelijk zijn gesticht.
Gevaar goederen en personen
De rechtbank acht dat er ten tijde van de brand gevaar te duchten is geweest voor goederen en personen. [adres 1] betreft een twee-onder-één kap woning waardoor de brand zich mogelijk had kunnen verplaatsen naar de naastgelegen woning. De zoon van de buren lag in deze woning te slapen in een slaapkamer aangrenzend aan de woning van verdachte. Indien de brand zich verder had kunnen ontwikkelen had de brand kunnen overslaan naar de woning van de buren. Daarnaast heeft het gevaar zich in zekere mate verwezenlijkt doordat verdachte meerdere eerste- en tweedegraads brandwonden heeft opgelopen en ook de partner van verdachte een medische behandeling nodig heeft gehad. Uit het aangifte van de eigenaar van de [adres 1] , de heer [naam 4] , blijkt voorts dat er door de brand schade is ontstaan binnen de woning.
Historische branden
De rechtbank merkt op dat uit het dossier en uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte vaker betrokken is geweest met (woning)branden. Uit een onderzoek naar de historische branden komt onder meer naar voren dat er één autobrand en acht eerdere branden in woningen van verdachte zijn ontstaan. Voor de meeste branden kon, gelijk met onderhavige zaak, geen (technische) oorzaak gevonden worden en zijn de branden voornamelijk ontstaan in de avonden nachturen. Daarnaast zijn meerdere branden ontstaan in een stoel/fauteuil.
Conclusie
Uit vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk op 30 mei 2020 brand heeft gesticht in de woning aan de [adres 1] te Drachten waarbij gevaar voor goederen en personen te duchten was.