ECLI:NL:RBNNE:2023:3146

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
18-740058-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde, geboren in 2002, met parketnummer 18-740058-19. De rechtbank heeft de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen verlengd met zes maanden. Dit besluit volgt op een vordering van de officier van justitie, die had verzocht om een verlenging van twaalf maanden. De rechtbank oordeelde dat de verlenging van zes maanden noodzakelijk is om de voortgang van de behandeling te kunnen volgen en om meer duidelijkheid te krijgen over het behandelplan en resocialisatieplan van de veroordeelde.

Tijdens de zitting op 14 juli 2023 waren de veroordeelde, zijn raadsman mr. J. Boksem, de officier van justitie mr. L.J. Van der Heide, en deskundigen aanwezig. De rechtbank heeft de stukken bestudeerd, waaronder een rapport van het behandelteam van de inrichting, waarin werd geadviseerd om de maatregel te verlengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde lijdt aan verschillende psychische problemen, waaronder ADHD en een norm overschrijdende gedragsstoornis, en dat zijn middelengebruik een belemmering vormt voor de behandeling.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde in het geding zijn. Het niet verlengen van de maatregel zou kunnen leiden tot recidive, gezien het gebrek aan een beschermd netwerk en inkomen voor de veroordeelde. De rechtbank verwacht dat er over zes maanden meer duidelijkheid zal zijn over de behandel- en resocialisatieplannen, en heeft daarom besloten de maatregel met zes maanden te verlengen. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-740058-19
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2023 op een vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , thans verblijvende [adres] .
verder te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van veroordeelde zal verlengen met twaalf maanden.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juli 2023, waarbij aanwezig waren veroordeelde, diens raadsman, mr. J. Boksem, de officier van justitie mr. L.J. Van der Heide en H. van de Kolk en M. Grimberg als deskundigen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het mede door het hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies van 2 juni 2023 van het behandelteam van de inrichting waar veroordeelde is geplaatst, alsmede de perspectiefplannen en de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van veroordeelde.

Motivering

De opgelegde maatregel
Bij vonnis van 9 juli 2020 heeft deze rechtbank veroordeelde wegens onder meer diefstal met geweld, bedreiging, mishandeling, diefstal en diefstal in vereniging en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd.
De maatregel is aangevangen op 13 augustus 2020 en voor het laatst op 30 augustus 2022 verlengd met twaalf maanden.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen met twaalf maanden.
In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven: Bij veroordeelde is sprake van ADHD, een norm overschrijdende gedragsstoornis, een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis, laagbegaafdheid, een beperkte identiteitsontwikkeling en gedragsproblemen. Hij verblijft op de specialistische afdeling voor lichtverstandelijk beperkte jongens met bijkomende psychiatrische problematiek. De afgelopen twee jaar is veroordeelde wisselend gemotiveerd. Er zijn momenten geweest waarbij elke mogelijke behandelvorm werd geweigerd of vermeden.
Vanwege het middelengebruik van veroordeelde is het niet gelukt om met de behandeling van zijn problematiek te starten. Hierdoor is nog onvoldoende aan de kernpathologie gewerkt, waardoor een verlenging van de maatregel noodzakelijk wordt geacht. Daarbij werkt de verslaving als indirect verhogende factor van het recidive risico. Veroordeelde moet als hij buiten is zijn verslaving bekostigen met financiële middelen die hij niet heeft. Hij kan alleen door nieuwe delicten te plegen zijn gebruik financieren. Bovendien is de verlenging van de maatregel in het belang voor de gunstige ontwikkeling van veroordeelde. Er wordt gezien dat hij niet in staat is om zijn eigen leefomgeving vorm te geven en te onderhouden, waardoor er zorg is of veroordeelde zichzelf zal kunnen redden buiten de inrichting.
Na de verlenging van 30 augustus 2022 is geprobeerd het middelengebruik van veroordeelde te verminderen. Echter is sinds de verlofgang het middelengebruik gestegen, waarbij er vanuit de kant van veroordeelde geen motivatie is om het middelengebruik te minderen. Omdat het minderen van het middelengebruik niet is gelukt, is hij aangemeld voor de plaatsing op de FORCA (observatie afdeling) zodat meegedacht kan worden over de problematiek en onderzocht kan worden welke behandelinterventies passend zijn. De inrichting verwacht vervolgstappen te kunnen zetten op basis van de uitgebrachte adviezen van de FORCA.
De deskundige M. Grimberg heeft tijdens de terechtzitting van 14 juli 2023 het advies nader toegelicht. Deze toelichting houdt -zakelijk weergegeven- in:
Vanwege het middelengebruik van veroordeelde komen wij niet toe aan een behandeling. Als hij geblowd heeft, dan is het niet mogelijk om tot de kern te komen vanwege de demping van zijn gevoelens. Het middelengebruik maakt veroordeelde rustig, maar het zorgt er ook voor dat zijn vaardigheden afnemen.
Door middel van extern deskundigenonderzoek van de FORCA willen we komen tot een passende behandelinterventie voor veroordeelde. Daarnaast willen wij inzicht krijgen in zijn problematiek. Per 31 augustus 2023 kan veroordeelde bij de FORCA terecht. Dit traject zal zeven weken duren. Daarna kan er een nieuw rapport worden opgesteld waarbij advies wordt uitgebracht gericht op de uitstroom en eventuele risico’s. De raadsman heeft de mogelijkheid om aan te sluiten bij het gesprek over de vormgeving van de nadere behandeling en het resocialisatieplan.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met twaalf maanden.
Het standpunt van veroordeelde en zijn raadsman
Veroordeelde en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, maar stellen zich op het standpunt dat de verlenging met zes maanden dient te geschieden in plaats de gevorderde twaalf maanden. Daartoe heeft de raadsman -zakelijk weergeven- het volgende aangevoerd:
De voortzetting van de behandeling moet gunstig zijn voor verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Hij zit nu te wachten tot de maatregel afloopt. Om die reden kan afgevraagd worden of een verlenging van twaalf maanden daadwerkelijk gunstig voor hem is. Binnen de periode van zes maanden zal onderzocht worden wat er nog mogelijk is. Het verlengen van de maatregel met zes maanden, en niet meer, is daarom passend. De inrichting wil middels externe hulp de mogelijkheden onderzoeken om de maatregel succesvol af te ronden. Ik zal aanwezig zijn bij het gesprek over de vormgeving van de nadere behandeling na het externe onderzoek en het resocialisatieplan.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde. Het niet verlengen van de maatregel zal ervoor zorgen dat veroordeelde onverhoopt op straat komt te staan. Veroordeelde heeft geen beschermd netwerk en geen inkomen. Daarbij is er sprake van middelengebruik. De rechtbank acht de kans groot dat veroordeelde dan opnieuw delicten zal plegen onder meer om te voorzien in zijn middelengebruik.
Daarentegen ziet de rechtbank ook dat de behandeling van veroordeelde momenteel in een impasse verkeert. Door het middelengebruik van veroordeelde kan niet voldoende worden gewerkt aan zijn onderliggende problematiek. Hierdoor zijn in de afgelopen drie jaar nauwelijks stappen gemaakt. In de aankomende periode zal veroordeelde geobserveerd worden in de FORCA. De raadsman zal deelnemen aan het gesprek omtrent de vormgeving van de nadere behandeling en het resocialisatieplan van veroordeelde nadat de bevindingen van de FORCA bekend zijn geworden. De rechtbank verwacht dat over zes maanden vanuit de inrichting meer duidelijkheid is over het behandelplan voor veroordeelde en een daaropvolgend resocialisatieplan. Met een verlenging van zes maanden kan de rechtbank zodoende zicht houden op de voortgang van de behandeling.
Gelet hierop zal de rechtbank de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van veroordeelde verlengen met zes maanden.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde met zes maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. T.M.L. Wolters en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Pham, griffier, en uitgesproken ter terechtzitting op 28 juli 2023.