ECLI:NL:RBNNE:2023:3144

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
18-090963-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld tijdens een woninginbraak met een mes

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 oktober 2022, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een spelcomputer (Playstation) heeft weggenomen van het slachtoffer, [slachtoffer 1]. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer bedreigd met een mes, waarbij het slachtoffer verwondingen opliep. Tijdens de zitting op 14 juli 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij en zijn medeverdachte de Playstation van het slachtoffer wilden afpakken, maar dat zij niet de intentie hadden om geweld te gebruiken. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat geweld zou worden gebruikt en dat hij deze kans heeft aanvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte samen naar de woning van het slachtoffer zijn gegaan met het plan om de Playstation te stelen, en dat zij beiden een mes hebben meegenomen om het slachtoffer te intimideren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/090963-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Helmantel, advocaat te Sappemeer.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2022 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een spelcomputer (Playstation), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • zich met zijn mededader, althans alleen, naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven, en/of
  • de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan, en/of
  • een mes te tonen aan en/of te houden in de richting van die [slachtoffer 1] , en/of
  • die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik heb een mes", en/of
  • met een mes in de hand/vingers en/of in de buik van die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden,en/of
  • met een mes zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die[slachtoffer 1] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde geweldscomponent, nu niet bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het geweld dat door medeverdachte [medeverdachte] is gepleegd. Voorts kan het medeplegen van het geweld niet bewezen worden, nu verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan voornoemd geweld. Verdachte heeft nooit gewild dat er geweld gebruikt zou gaan worden. Het plan was enkel om de Playstation van aangever af te pakken. Het voorgaande maakt dat het bij aangever ontstane steekletsel niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Het medeplegen van diefstal vergezeld van bedreiging met geweld kan worden bewezen nu verdachte heeft verklaard dat hij een mes heeft getoond en hij deelgenomen heeft aan de uitvoeringshandeling van de diefstal.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Medeverdachte [medeverdachte] en ik hadden afgesproken dat we de Playstation van aangever zouden afpakken. De medeverdachte en ik hebben allebei ons mes al laten zien voordat de Playstation werd afgepakt. U vraagt mij of wij er nooit over na hebben gedacht dat het een ontzettend risico zou zijn om een mes mee te nemen. Tuurlijk.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 oktober 2022,opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R022120 d.d. 11 januari 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Plaats delict: [adres] .
Op donderdagavond [de rechtbank begrijpt: 20 oktober 2022] werd er bij mijn huis aangebeld. Er stonden twee mannen bij de voordeur. Beide mannen kwamen binnen en gingen bij mij in de hal staan. Ik pakte de Playstation en zette deze naast mij neer. Nummer 1 pakte de Playstation van de grond en deed de deur open en zei op gebiedende toon: "We nemen hem mee". Opeens zie ik dat man nummer 2 een groot mes liet zien en hiermee dreigde. Hij zei: "Ik heb een mes". Ik zag later dat ik kleine verwondingen aan enkele vingers van beide handen heb wat lijkt op sneetjes, mogelijk van een mes. Ik zag dat man nummer 1 de voordeur opende en met de Playstation wegrende. Ik zag dat man nummer 2 volgde. Opeens zag ik allemaal bloed op mijn shirt. Toen besefte ik pas dat ik was gestoken en voelde nu ook hevige pijn in mijn buik.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 januari 2023,opgenomen op pagina 170 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
Ik pakte de Playstation-doos bij het handvat. Op dat moment kreeg ik een duw en heb ik in een reflex gestoken.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen van diefstal met geweld is niet vereist dat de verdachte op de hoogte is geweest van de precieze gedragingen van zijn mededader. Wel moet worden vastgesteld dat verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat bij de diefstal geweld zou worden gebruikt en dat deze kans door hem is aanvaard. In zijn algemeenheid geldt daarbij dat bij een diefstal op voorhand niet duidelijk is hoe de reactie zal zijn van de personen van wie het goed wordt weggenomen. Ook is niet te voorspellen hoe de daders in deze spanningsvolle en veelal chaotische situatie reageren.
De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval zowel verdachte als zijn medeverdachte een mes hebben meegenomen om aangever te intimideren zodat hij de Playstation zonder verzet zou afgeven. Bij die stand van zaken heeft verdachte, gelet op hetgeen hiervoor reeds uiteen is gezet, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever met een mes gestoken zou kunnen worden en daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer daardoor letsel zou kunnen oplopen. Dat vooraf zou zijn afgesproken dat geen geweld zou worden toegepast en dat verdachte (wellicht) om die reden heeft meegedaan aan de diefstal, doet aan het voorgaande niks af, te meer nu verdachte ter terechtzitting zelf heeft aangegeven dat het risicovol was om een mes mee te nemen.
De handelingen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank ook zodanig substantieel en in samenwerking met de medeverdachte begaan, dat verdachte op grond daarvan als medepleger van de diefstal met geweld moet worden aangemerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte en zijn medeverdachten samen naar de woning zijn gegaan met het plan om de Playstation weg te nemen, zij beiden een mes hebben meegenomen, zij nadat het slachtoffer gestoken is er samen vandoor zijn gegaan en zij ook gezamenlijk hebben gedeeld in de opbrengsten van de verkoop van de gestolen Playstation.
Het voorgaande maakt dat de ten laste gelegde diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 oktober 2022 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een spelcomputer (Playstation), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • zich met zijn mededader naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven, en
  • de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan, en
  • een mes te tonen aan en te houden in de richting van die [slachtoffer 1] , en
  • die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik heb een mes", en
  • met een mes in de hand/vingers en in de buik van die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden..
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven dient te worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de officier van justitie in zijn eis onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en dat hij zijn leven heeft gebeterd. Het toekomstige kind van verdachte krijgt geen goede start wanneer verdachte een lange gevangenisstraf opgelegd krijgt zoals door de officier van justitie is geëist.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich op 20 oktober 2022 in Groningen schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. Zij hebben via Marktplaats contact gezocht met het slachtoffer die zijn Playstation te koop aanbood en vervolgens hebben zij een afspraak met hem gemaakt. Voor de verdachten was het vanaf het begin af aan duidelijk dat zij niet voor de Playstation zouden betalen. De verdachten hebben onder bedreiging van messen de Playstation uit de handen van het slachtoffer gegrist, waarbij de medeverdachte het slachtoffer ook nog in zijn buik heeft gestoken. Vervolgens zijn zij er met de Playstation vandoor gegaan.
Het slachtoffer heeft door de messteek potentieel dodelijk letsel opgelopen. Het slachtoffer heeft aan de messteek een groot ontsierend litteken op zijn lichaam overgehouden, dat hem de rest van zijn leven aan deze nare gebeurtenis zal herinneren. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring is op indringende wijze gebleken dat het slachtoffer nog dagelijks de psychische gevolgen van het feit ondervindt. Daarnaast heeft dit gewelddadige feit grote gevolgen gehad voor het dagelijks leven van het slachtoffer en zijn gezin. De rechtbank rekent dit de verdachten zwaar aan.
De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen.
Uit het rapport van de reclassering van 7 juli 2023 komt naar voren dat verdachte zich gedurende het schorsingstoezicht gemotiveerd heeft getoond voor hulpverlening. Het risico op recidive wordt ingeschat als matig tot hoog. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en dagbesteding.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank onder meer gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor meerderjarigen is voor de bestraffing van een overval op een woning met meer dan licht geweld, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaren vastgesteld. Hoewel de rechtbank, conform het advies van de reclassering, niet tot toepassing van het jeugdstrafrecht over gaat, heeft zij gelet op de jeugdige leeftijd wel acht geslagen op de oriëntatiepunten voor jeugdigen. Voor jeugdigen is voor hetzelfde feit als oriëntatiepunt een jeugddetentie van 6 maanden vastgesteld. In het onderhavige geval is er echter sprake van ernstig letsel, namelijk een potentieel dodelijke steekwond en is er sprake van medeplegen, hetgeen de rechtbank als strafverzwarend meeweegt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, in dit geval passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering is geadviseerd, ter voorkoming van recidive en om verdachte in de gelegenheid te stellen om met ondersteuning van de reclassering te werken aan zijn problematiek.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 157,15 ter zake van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 8.909,40 ter vergoeding van materiële schade en
€ 7.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat schadepost die ziet op de door de ouders gemaakte reis- en parkeerkosten à € 251,30 afgewezen dient te worden. Het overige deel van de vordering à €16.158,10 dient toegewezen te worden, vermeerderd met de wettelijke rente, onder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en met de hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering afgewezen dient te worden, nu verdachte geen schade heeft toegebracht en daarmee het causaal verband ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank constateert dat het feit waarop de vordering is gebaseerd niet bij verdachte, maar bij zijn medeverdachte op de dagvaarding staat. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijschade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat het causale verband ontbreekt omdat verdachte zelf geen schade toegebracht zou hebben. De rechtbank overweegt daartoe nu zij bewezen heeft verklaard dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte heeft gepleegd, hetgeen maakt dat zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de ontstane schade.
De rechtbank oordeelt als volgt ten aanzien van de verschillende posten.
Ten aanzien van de post "verhoging i.v.m. aanvullend pakket voor fysiotherapie", is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij de aanvullende verzekering niet al eerder in zijn verzekeringspakket had zitten. Deze post zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de post "reis- en parkeerkosten zorg ouders" is de rechtbank van oordeel dat de causaliteit tussen de schade en het bewezenverklaarde ontbreekt. Deze post zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is ten aanzien van de posten die zien op
toekomstigeschade van oordeel dat op dit moment de hoogte van de schade niet vastgesteld kan worden, nu onvoldoende duidelijk is wat de exacte schade zal zijn. De rechtbank zal alle posten die zien op toekomstige schade derhalve niet ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de hierna volgende posten is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende zijn onderbouwd en door de verdediging onvoldoende zijn betwist:
  • factuur apotheek 7-6-2023 à € 44,88
  • eigen risico zorgverzekering 2022 à € 385,-
  • broek, Tommy Hilfiger, TH flex à € 149,90
  • t-shirt, Tommy Hilfiger, Longsleeve bretonse streep à € 69,90
  • 1 dag IC opname, 4 dagen verpleegafdeling, conform rl ziekenhuis-, en revalidatievergoeding € 35 per dag, à € 175,-
  • huishoudelijke hulp totaal
  • persoonlijke verpleging en verzorging à € 360,-
  • smartengeld à € 7.500,-
De rechtbank acht dan ook voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de schade in de hierboven opgesomde posten heeft geleden en dat dit het rechtstreeks gevolg is geweest van het bewezenverklaarde. Deze posten zullen dan ook in het geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2022.
Gelet op het bovenstaande wijst de rechtbank een bedrag van € 7.500,- aan immateriële
schadevergoeding toe en een bedrag van (€ 44,88 + € 385,- + € 149,90 + € 69,90 + € 175,- + € 2.989 + € 360 =) € 4.173,68 aan materiële schadevergoeding, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan tot aan de vergoeding van de schade
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 18 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclasseringdat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door de Waag of eensoortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang,te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk en/of het volgenvan een opleiding, met een vaste structuur. Hij voorziet de reclassering van informatie met betrekking tot zijn dagbesteding.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 11.673,68 (zegge: elfduizend zeshonderddrieënzeventig euro en achtenzestigeurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 11.673,68 (zegge: elfduizend zeshonderddrieënzeventig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 4.173,68 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 93 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, O.J. Bosker en mr. H.J. Schuth, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2023.
Mr. Bosker en mr. Fokkert zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.