ECLI:NL:RBNNE:2023:314

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
18/172242-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige verdachte voor gewapende overval op tankstation

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 26 januari 2023 een minderjarige verdachte veroordeeld voor een gewapende overval op een tankstation, gepleegd op 9 juli 2022. De verdachte, samen met zijn (half)broer, heeft het tankstation overvallen met een (keuken)mes. De (half)broer heeft geld uit de kassa gepakt, terwijl de verdachte een blikje Red Bull heeft meegenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, het volgen van onderwijs of dagbesteding, en medewerking aan hulpverlening en middelencontrole. Tevens is er een taakstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van het bewijs, waarbij de verdachte duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd, terwijl de verdediging geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van het bewijs. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte in overweging genomen. De verdachte was op het moment van de overval vijftien jaar oud en had geen strafblad. De rechtbank heeft rekening gehouden met de voorgeschiedenis van de verdachte en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de opgelegde straffen en voorwaarden gemotiveerd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/172242-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juli 2022 te Dokkum, gemeente Noardeast-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld en/of een blikje Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (-zakelijk weergegeven -) met (een) mes(sen) (in de hand(en)) de shop in en/of in de richting van die [slachtoffer] te lopen en/of met (een) mes(sen) in de hand(en) ten overstaan van die [slachtoffer] te sommeren dat zij de kassalade open moest maken/doen en/of (vervolgens) het geld uit de kassalade te grissen/pakken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 juli 2022, opgenomenop pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022176625 van 20 juli 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 9 juli 2022,opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 11 juli 2022, opgenomen op pagina129 e.v., inhoudend de verklaring van [medeverdachte] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 juli 2022 te Dokkum, gemeente Noardeast-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, geld en een blikje Red Bull, die aan [benadeelde partij] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door met een mes in de hand in de richting van die [slachtoffer] te lopen en vervolgens het geld uit de kassalade te pakken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, en een jeugddetentie van 63 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de diefstal met bedreiging van geweld niet heeft bedacht, maar met zijn broer is meegegaan om hem te beschermen. Daarnaast is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en heeft verdachte zich een langere periode moeten houden aan de opgelegde voorwaarden. Hij was daardoor niet vrij in zijn handelen. Tot slot heeft verdachte geen strafblad. De raadsman heeft daarom verzocht de op te leggen bijzondere voorwaarden te verbinden aan een hogere werkstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel van die werkstraf lager is dan de door de officier van justitie geëiste 100 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de rapportage door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 21 december 2022, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
In de ochtend van 9 juli 2022 is verdachte samen met zijn (half)broer naar het tankstation gegaan met de bedoeling dit te beroven. Hierbij waren beide broers gewapend met een (keuken)mes. Eenmaal binnengekomen in de shop, loopt de (half)broer van verdachte in de richting van de kassa, maar wordt daarbij tegengehouden door een aanwezige onderhoudsmedewerker. Hierop laat verdachte zijn mes zien en laat de onderhouds-medewerker zijn (half)broer los. De (half)broer van verdachte pakt hierna geld uit de kassalade en verdachte zelf neemt een blikje Red Bull mee. Deze diefstal met geweld is een zeer ernstig feit dat zowel voor de direct betrokkenen als voor de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid met zich meebrengt. Het optreden met meerdere personen, beiden voorzien van een wapen levert een zeer bedreigende situatie op. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen van zijn gedrag voor anderen.
De persoon van verdachte
Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte vijftien jaar oud. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft, waarin hij ingrijpende levensgebeurtenissen heeft meegemaakt en dat hij deze nog onvoldoende heeft kunnen verwerken. Het is van belang dat er aandacht is voor de ingrijpende gebeurtenissen die verdachte heeft meegemaakt.
De momenteel aanwezige risicofactoren op verschillende levensgebieden maken dat het recidiverisico uitkomt op midden. Verdachte heeft nog veel sturing, kaders en ondersteuning nodig. Positief is dat verdachte naar anderen luistert en aanspreekbaar is. Hij is bereid mee te werken aan hulpverlening, wat de kans op herhaling kleiner kan maken. Ook staat verdachte er voor open om zijn excuses aan te bieden. De Raad heeft geadviseerd aan verdachte een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden: de meldplicht, het volgen van onderwijs dan wel een dagbesteding hebben, het meewerken aan de door de jeugdreclassering noodzakelijke geachte hulpverlening en het meewerken aan de controle op middelengebruik. Tot slot adviseert de Raad de rechtbank de duidelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de voorlopige hechtenis van verdachte kort na zijn aanhouding onder voorwaarden is geschorst. Verdachte heeft zich, met uitzondering van één waarschuwing, aan de hem gestelde voorwaarden gehouden.
Strafoplegging
De rechtbank zal, alles afwegend, aan verdachte een jeugddetentie opleggen van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. Ook zal de rechtbank de door Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden van een meldplicht, het volgen van onderwijs dan wel een dagbesteding hebben, het meewerken aan noodzakelijke geachte hulpverlening en het meewerken aan middelencontrole opleggen. Tot slot zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, opleggen. De rechtbank ziet gelet op het ingeschatte recidiverisico geen reden de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.

een jeugddetentie voor de duur van 64 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 60 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen zeven dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres [straatnaam] te Leeuwarden, en zich daarna blijft melden, zo vaak en zo lang die instelling dat nodig vindt. De veroordeelde werkt mee aan het toezicht en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering; 2. dat veroordeelde onderwijs zal volgen of een dagbesteding heeft;
3. dat veroordeelde meewerkt aan hulpverlening (bijvoorbeeld MDFT of een soortgelijke instantie) door een door de jeugdreclassering aan te wijzen instelling, voor zover en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;
4. dat veroordeelde meewerkt aan controles op het gebruik van middelen (alcohol en/of drugs) teneinde zicht te krijgen op het middelengebruik. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak en op welke manier de controles plaatsvinden (urine- en/of adem- en/of bloedonderzoek).
Geeft aan het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. W.S. Sikkema en mr. L.M. Praamstra, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2023.
Mr. L.M. Praamstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.