Op 27 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak LEE 23/2905, waarin verzoekster, een inwoner van Groningen, een verzoek om een voorlopige voorziening indiende met betrekking tot werkzaamheden nabij een plataan op de Grote Markt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat hij kennelijk onbevoegd is om op het verzoek te beslissen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat verzoekster geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had bijgevoegd en dat er geen sprake was van een zogenaamd fictief besluit. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de term 'fictief besluit' alleen van toepassing is als er een aanvraag in de zin van de Awb is gedaan, wat in dit geval niet is aangetoond.
De voorzieningenrechter heeft verder vastgesteld dat het verzoek van verzoekster niet ziet op een rechtshandeling die onder de Awb valt, maar op feitelijke handelingen die niet gericht zijn op een rechtsgevolg. Hierdoor is de voorzieningenrechter niet bevoegd om op het verzoek te beslissen. De uitspraak concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het betaalde griffierecht aan verzoekster zal worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.