ECLI:NL:RBNNE:2023:3138

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
LEE 23/2905
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake werkzaamheden nabij een plataan op de Grote Markt te Groningen

Op 27 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak LEE 23/2905, waarin verzoekster, een inwoner van Groningen, een verzoek om een voorlopige voorziening indiende met betrekking tot werkzaamheden nabij een plataan op de Grote Markt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat hij kennelijk onbevoegd is om op het verzoek te beslissen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat verzoekster geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had bijgevoegd en dat er geen sprake was van een zogenaamd fictief besluit. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de term 'fictief besluit' alleen van toepassing is als er een aanvraag in de zin van de Awb is gedaan, wat in dit geval niet is aangetoond.

De voorzieningenrechter heeft verder vastgesteld dat het verzoek van verzoekster niet ziet op een rechtshandeling die onder de Awb valt, maar op feitelijke handelingen die niet gericht zijn op een rechtsgevolg. Hierdoor is de voorzieningenrechter niet bevoegd om op het verzoek te beslissen. De uitspraak concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het betaalde griffierecht aan verzoekster zal worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2905

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juli 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Groningen, verzoekster

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. I. Simonides).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.2.
Omdat de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb bepaalt onder meer dat de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden, een voorlopige voorziening kan treffen als tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt.
Dit artikel en andere relevante artikelen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.1.
In haar brief van 7 juli 2023 heeft verzoekster het volgende geschreven:
‘Ik doe hierbij een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het
  • fictieve besluit van B&W
  • fictieve besluit van de burgemeester
  • fictieve besluit van het Presidium
  • de dienst RO/EZ
om mij op geen enkele wijze informatie te verstrekken over de werkzaamheden bij en rond de door mij, namens 3000 Groningers en anderen, geredde plataan op de Grote Markt’.
3.2.
De voorzieningenrechter heeft na ontvangst van het verzoekschrift vastgesteld dat verzoekster geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb had bijgevoegd en dat uit de door verzoekster bijgevoegde stukken niet viel op te maken dat er sprake was van een zogenaamd fictief besluit.
3.3.
De voorzieningenrechter heeft bij brief van 12 juli 2023 aan verweerder de volgende vragen gesteld:
- Heeft verzoekster bij bestuursorganen van de gemeente Groningen verzoeken om informatie ingediend die kunnen worden aangemerkt als aanvragen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht?
- Zo ja, zijn er besluiten genomen op dergelijke verzoeken?
3.4.
Bij brief van 18 juli 2023 heeft verweerder beide vragen negatief beantwoord. Daarnaast heeft verweerder stukken bijgevoegd die in enig verband staan met het verzoek om voorlopige voorziening.
3.5.
In een brief van 26 juli 2023 schrijft verzoekster onder meer dat het navragen door de voorzieningenrechter naar een besluit zinloos is omdat er geen besluit is. Er is volgens verzoekster slechts sprake van een fictief besluit om de plataan ondergronds te vernielen.
4.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat niet in geschil is dat het verzoek om voorlopige voorziening niet ziet op enig besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vervolgens vast dat er geen sprake is van een fictief besluit, zoals verzoekster stelt. De term fictief besluit wordt gebruikt als zich één van de situaties genoemd in artikel 6:2 van de Awb voordoet, te weten de schriftelijke weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit. Deze situaties kunnen zich alleen voordoen als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb is gedaan, maar het is niet gebleken dat een dergelijke aanvraag is ingediend.
4.3.
Verzoekster richt zich tegen (zie 3.1. en 3.5.) werkzaamheden rond de plataan op de Grote Markt te Groningen dan wel tegen het ondergronds vernielen van deze boom. Dit zijn feitelijke handelingen en geen rechtshandelingen in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb omdat zij niet op een rechtsgevolg zijn gericht. Hiertegen kan daarom niet bij de bestuursrechter worden opgekomen.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter van de bestuursrechter niet bevoegd is om op het verzoek te beslissen.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter is kennelijk niet bevoegd om te beslissen op het verzoek om voorlopige voorziening. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Op grond van artikel 2.5, zesde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021 zal het betaalde griffierecht aan verzoekster worden terugbetaald.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart zich onbevoegd;
- bepaalt dat het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
(…)
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Artikel 6:2
Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld:
a. de schriftelijke weigering een besluit te nemen, en
b. het niet tijdig nemen van een besluit.
Artikel 8:81
1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.