ECLI:NL:RBNNE:2023:3132

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
18-275886-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer in een strafzaak tegen een verdachte voor diefstal met geweld en oplichting

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en oplichting. De zaak betreft twee incidenten: de eerste op 20 oktober 2022, waarbij de verdachte samen met een mededader een spelcomputer (Playstation) heeft weggenomen van slachtoffer 1, onder bedreiging met geweld. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes verwond, wat leidde tot ernstig letsel. De tweede zaak betreft oplichting van slachtoffer 2 op 16 november 2022, waarbij de verdachte een fotocamera te koop aanbood via Marktplaats, maar na betaling niets leverde en het slachtoffer bedrog heeft aangedaan. Tijdens de zitting op 14 juli 2023 heeft de verdachte de feiten bekend en is hij bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.M. Terpstra, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide tenlastegelegde feiten en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met zijn jeugdige leeftijd en psychische problematiek. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling en begeleiding. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder materiële en immateriële schadevergoeding aan slachtoffers 1 en 2. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.275886.22,
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 03.214752.20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 20 oktober 2022 te Groningen, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, een spelcomputer (Playstation), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • zich met zijn mededader, althans alleen, naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven,en/of
  • de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan, en/of
  • een mes te tonen aan en/of te houden in de richting van die [slachtoffer 1] , en/of
  • die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik heb een mes", en/of
  • met een mes in de hand/vingers en/of in de buik van die [slachtoffer 1] te steken en/of tesnijden, en/of
  • met een mes zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken in de richting vanhet lichaam van die [slachtoffer 1] .
2. hij op of omstreeks 16 november 2022, te Groningen en/of Amsterdam, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van 157,15 euro, althans enig goed, door
  • een advertentie op de website www.marktplaats.nl te plaatsen waarin eenfotocamera werd aangeboden, en/of
  • ( vervolgens) met die [slachtoffer 2] een of meermalen contact te onderhouden en/of
overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van bovengenoemde goederen, en/of
  • daarbij (telkens) gebruik te maken van een valse naam, te weten [verdachte] ,en/of
  • daarbij toe te zeggen dat bovengenoemde fotocamera na ontvangst van betaling
zou worden toegezonden en/of geleverd, en/of
- daarbij een bankrekening op/door te geven, waarop het te betalen aankoopbedrag
(inclusief verzendkosten) kon worden overgeboekt en/of gestort en/of over welke rekening hij, verdachte, de beschikking had, en/of
  • daarbij zich voor te doen als eigenaar/bezitter en/of als bonafide/betrouwbareverkoper van de aangeboden fotocamera, en/of
  • de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [slachtoffer 2] dat hij,
verdachte, de te koop aangeboden fotocamera na betaling daadwerkelijk zou toezenden/leveren.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 oktober 2022,opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R022120 d.d. 11 januari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 december 2022,opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 20 oktober 2022 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een spelcomputer (Playstation), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • zich met zijn mededader naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven, en
  • de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan, en
  • een mes te tonen aan en te houden in de richting van die [slachtoffer 1] , en
  • die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik heb een mes", en
  • met een mes in de hand/vingers en in de buik van die [slachtoffer 1] te steken en/of tesnijden.
2. hij op 16 november 2022, te Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van 157,15 euro, door
  • een advertentie op de website www.marktplaats.nl te plaatsen waarin eenfotocamera werd aangeboden, en
  • vervolgens met die [slachtoffer 2] contact te onderhouden, overleg te voeren en informatie teverschaffen over de wijze van en het tijdstip van levering en betaling van bovengenoemde goederen, en
  • daarbij telkens gebruik te maken van een valse naam, te weten [verdachte] ,en
  • daarbij toe te zeggen dat bovengenoemde fotocamera na ontvangst van betalingzou worden toegezonden, en
  • daarbij een bankrekening door te geven, waarop het te betalen aankoopbedraginclusief verzendkosten kon worden overgeboekt en over welke rekening hij, verdachte, de beschikking had, en
  • daarbij zich voor te doen als eigenaar en als betrouwbare verkoper van de aangeboden fotocamera,en
  • de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [slachtoffer 2] dat hij, verdachte, de tekoop aangeboden fotocamera na betaling daadwerkelijk zou toezenden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in haar pleitnota gemotiveerd uiteengezet waarom aan verdachte geen lange gevangenisstraf opgelegd dient te worden zoals door de officier van justitie is geëist. De raadvrouw heeft daarbij gewezen op de persoon van verdachte, zijn jeugdige leeftijd, zijn persoonlijkheidsproblematiek en het gegeven dat de psychiater en de psycholoog adviseren om de feiten aan verdachte in enigszins verminderde mate toe te rekenen. Verdachte heeft hulp nodig en deze hulp dient zo snel als mogelijk gestart te worden, zoals ook ter zitting is geadviseerd door de deskundige van de jeugdreclassering die verdachte al lang begeleidt. De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 30 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich op 20 oktober 2022 in Groningen schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. Zij hebben via Marktplaats contact gezocht met het slachtoffer die zijn Playstation te koop aanbood en vervolgens hebben zij een afspraak met hem gemaakt. Voor de verdachten was het vanaf het begin af aan duidelijk dat zij niet voor de Playstation zouden betalen. De verdachten hebben onder bedreiging van messen de Playstation uit de handen van het slachtoffer gegrist, waarbij verdachte het slachtoffer ook nog in zijn buik heeft gestoken. Vervolgens zijn zij er met de Playstation vandoor gegaan.
Het slachtoffer heeft door de messteek potentieel dodelijk letsel opgelopen. Het slachtoffer heeft aan de messteek een groot ontsierend litteken op zijn lichaam overgehouden, dat hem de rest van zijn leven aan deze nare gebeurtenis zal herinneren. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring is op indringende wijze gebleken dat het slachtoffer nog dagelijks de psychische gevolgen van het feit ondervindt. Daarnaast heeft dit gewelddadige feit grote gevolgen gehad voor het dagelijks leven van het slachtoffer en zijn gezin. De rechtbank rekent dit de verdachten zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich in november 2022 schuldig gemaakt aan Marktplaats-oplichting. Door deze oplichting is het slachtoffer bedrogen uitgekomen. Hij betaalde voor een camera die hij dacht via Marktplaats te verkrijgen, maar in werkelijkheid ontving hij een pakket met erwten en wortels. Door zo te handelen heeft verdachte niet alleen de koper financieel benadeeld, maar heeft hij ook het vertrouwen in de handel via internet in het algemeen en de handel via Marktplaats in het bijzonder schade toegebracht.
Toepassing jeugdstrafrecht?
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van de feiten was verdachte 19 jaar oud, zodat in beginsel het commune (volwassenen) strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan de rechter adolescenten van 18 tot 23 jaar bestraffen op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank heeft in dat kader acht geslagen op de psychiatrische onderzoeksrapportage van 16 juni 2023, opgemaakt door J. van der Meer, psychiater, de psychologische onderzoeksrapportage van 12 juni 2023, opgemaakt door R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog en het rapport van de reclassering van 6 juli 2023. Uit de rapportages volgt dat geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen, nu er geen zwaarwegende redenen zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte woont zelfstandig en niet meer binnen een gezins- of andere setting waarbij sprake is van pedagogische beïnvloeding. Daarnaast volgt verdachte geen opleiding meer en hebben eerdere interventies binnen het jeugdstrafrecht niet opgeleverd dat recidive uitbleef.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om overeenkomstig artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte zal volgens het volwassenenstrafrecht berecht worden.
Persoon van de verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gekeken naar de hierboven genoemde rapportages van de psychiater, de psycholoog en de reclassering. De psychiater en psycholoog beschrijven dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van cannabis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale persoonlijkheidskenmerken. De psycholoog ziet daarnaast ook narcistische kenmerken. Ten tijde van het ten laste gelegde was van voornoemde problematiek sprake en deze heeft volgens de psychiater en de psycholoog doorgewerkt in het ten laste gelegde en zij adviseren daarom het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze adviezen verenigen en neemt deze over. Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde aan hem in verminderde mate kan worden toegerekend.
Uit voornoemde rapportage van de reclassering komt verder naar voren dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen, dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 mei 2023 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten. Verdachte liep bovendien in een proeftijd, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw tot het plegen van strafbare feiten over te gaan.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank onder meer gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor meerderjarigen is voor de bestraffing van een overval op een woning met meer dan licht geweld, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaren vastgesteld. Hoewel de rechtbank niet tot toepassing van het jeugdstrafrecht over gaat, heeft zij gelet op de jeugdige leeftijd wel acht geslagen op de oriëntatiepunten voor jeugdigen. Voor jeugdigen is voor hetzelfde feit als oriëntatiepunt een jeugddetentie van 6 maanden vastgesteld. In het onderhavige geval is er echter sprake van ernstig letsel, namelijk een potentieel dodelijke steekwond en is er sprake van medeplegen, hetgeen de rechtbank als strafverzwarend meeweegt. Strafverzwarend is bovendien het feit dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld en dat er sprake was van een lopende proeftijd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, in dit geval passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering is geadviseerd, ter voorkoming van recidive en om verdachte in de gelegenheid te stellen om met ondersteuning van de reclassering te werken aan zijn problematiek.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 157,15 ter zake van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 8.909,40 ter vergoeding van materiële schade en € 7.500,- tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering geheel toegewezen dient te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en onder toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat post "reis- en parkeerkosten zorg ouders" à € 251,30 afgewezen dient te worden. Het overige deel van de vordering à € 16.158,10 dient toegewezen te worden, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de hoofdelijkheid te bepalen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geheel toegewezen kan worden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de post "factuur apotheek 7-6-2023" op het standpunt gesteld dat deze afgewezen dient te worden nu de causaliteit ontbreekt; het lijkt om pleisters te gaan, terwijl het strafbare feit 8 maanden geleden is.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de posten die zien op huishoudelijke hulp en de post "persoonlijke verpleging en verzorging" op het standpunt gesteld dat deze afgewezen dienen te worden, nu dit geen directe schade/kosten betreft.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de posten "verhoging i.v.m. aanvullend pakket voor fysiotherapie", de posten die zien op de huishoudelijke hulp berekend tot november 2023, de post "reis- en parkeerkosten zorg ouders" en alle posten waarvoor
toekomstigevermeld staat, op het standpunt gesteld dat deze afgewezen dienen te worden.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw bepleit om aansluiting te zoeken bij de eerste en de derde uitspraak waar in de onderbouwing naar wordt verwezen, hetgeen maakt dat een bedrag van € 5.000,- redelijk en billijk is.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 november 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Ten aanzien van de materiële schadevergoeding oordeelt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van de post "factuur apotheek 7-6-2023" à € 44,88 is de rechtbank van oordeel dat zij geen reden ziet om te twijfelen aan de stelling van de benadeelde partij dat hij 8 maanden na het feit pleisters nodig heeft voor de verzorging van de wond. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Deze post zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 oktober 2022.
Ten aanzien van de posten die zien op huishoudelijke hulp totaal
1à € 2.989 en de post "persoonlijke verpleging en verzorging" à € 360,- is de rechtbank van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Uit de toelichting op de vordering is gebleken dat de benadeelde partij geruime tijd huishoudelijke hulp en persoonlijke verpleging heeft gehad omdat hij als gevolg van de steekwond niet volledig kon functioneren. Deze post zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 oktober 2022.
Ten aanzien van de post "verhoging i.v.m. aanvullend pakket voor fysiotherapie", is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij de aanvullende verzekering niet al eerder in zijn verzekeringspakket had zitten. Deze post zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de post "reis- en parkeerkosten zorg ouders" is de rechtbank van oordeel dat de causaliteit tussen de schade en het bewezenverklaarde ontbreekt. Deze post zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is ten aanzien van de posten die zien op
toekomstigeschade van oordeel dat op dit moment de hoogte van de schade niet vastgesteld kan worden, nu onvoldoende duidelijk is wat de exacte schade zal zijn. De rechtbank zal alle posten die zien op toekomstige schade derhalve niet ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de hierna volgende posten is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende zijn onderbouwd en door de verdediging onvoldoende zijn betwist:
  • eigen risico zorgverzekering 2022 à € 385,00
  • broek, Tommy Hilfiger, TH flex à € 149,90
  • t-shirt, Tommy Hilfiger, Longsleeve bretonse streep à € 69,90
  • 1 dag IC opname, 4 dagen verpleegafdeling, conform rl ziekenhuis-, en revalidatievergoeding € 35 per dag, à € 175,00
De rechtbank acht dan ook voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de schade in de vier hierboven opgesomde posten heeft geleden en dat dit het rechtstreeks gevolg is geweest van het onder 1 bewezenverklaarde. Deze posten zullen dan ook in het geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2022.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk geworden is dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Anders dan door de raadsvrouw heeft betoogd, zal de rechtbank het gevorderde immateriële bedrag niet matigen. De rechtbank overweegt daartoe nu zij het gevorderde immateriële bedrag passend acht gezien de gevolgen die het feit voor het slachtoffer tot op de dag van vandaag nog heeft. De vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2022.
Gelet op het bovenstaande wijst de rechtbank een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schadevergoeding toe en een bedrag van (€ 44,88 + € 2.989 + € 360,00 + € 385,00 + € 149,90 + € 69,90 + € 175,00 =) € 4.173,68 materiële schadevergoeding, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan tot aan de vergoeding van de schade
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 11 juni 2021 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te
Groningen is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van
80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op
26 juni 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 juni 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 312 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zoverdeze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Hij moet zich gedurende zijn proeftijd bij de reclassering blijven melden zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantiedie verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op zijn detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering en de behandelaar dit nodig vinden. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering en de behandelaar dit nodig vinden. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen ofmaatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werken/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen vanafbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruikte beheersen. Hij geeft openheid over zijn gebruik. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 11.673,68 (zegge: elfduizend zeshonderddrieënzeventig euro en achtenzestigeurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 11.673,68 (zegge: elfduizend zeshonderddrieënzeventig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 4.173,68 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 93 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 157,15 (zegge: honderdzevenenvijftig euro en vijftien eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 157,15 (zegge: honderdzevenenvijftig euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

3.214752-20:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 11 juni 2021, te weten: een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, O.J. Bosker en mr. H.J. Schuth, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2023.
Mr. Bosker en mr. Fokkert zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.