Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.023477.23 ter terechtzitting gevoegd parketnummers 18.082166.23, 18.318648.22 en 18.334305.22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.327058.21.
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 27 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18.023477.23 dat:
1
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Leeuwarden openlijk, te weten, op/aan/bij de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] door (- zakelijk weergegeven -)
- die [slachtoffer 1] tegen/aan het lichaam te trekken en/of te duwen en/of meermalen en/of metkracht en/of met de vuist(en) in/op en/of tegen het hoofd/gezicht, althans het lichaam, en/of (daarmee) naar de grond, te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam en/of naar de grond te duwen en/of meermalen en/of metkracht en/of met de vuist(en) in/op en/of tegen en/of in de richting van het hoofd/gezicht en/of (elders) in/op en/of tegen en/of in de richting van het lichaam te slaan en/of een fiets tegen en/of in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 2] te gooien en/of een tas met/en/of een fles in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 2] te gooien en/of
- die [slachtoffer 3] met kracht en/of met de vuist(en) in/op en/of tegen het hoofd/gezicht (de neus),althans het lichaam, en/of (daarmee) naar de grond, te slaan en/of
- die [slachtoffer 4] (met kracht) naar/tegen de grond te slaan en/of te duwen/trekken en/of (met) eentas met/en/of een fles in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 4] te zwaaien en/of te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld door (- zakelijk weergegeven -)
- die [slachtoffer 1] tegen/aan het lichaam te trekken en/of te duwen en/of meermalen en/of metkracht en/of met de vuist(en) in/op en/of tegen het hoofd/gezicht, althans het lichaam, en/of (daarmee) naar de grond, te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam en/of naar de grond te duwen en/of meermalen en/of metkracht en/of met de vuist(en) in/op en/of tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) in/op en/of tegen het lichaam te slaan en/of een fiets tegen (het lichaam van) die [slachtoffer 2] te gooien en/of
- die [slachtoffer 3] met kracht en/of met de vuist(en) in/op en/of tegen het hoofd/gezicht (de neus),althans het lichaam, en/of (daarmee) naar de grond, te slaan en/of
- die [slachtoffer 4] (met kracht) naar/tegen de grond te slaan en/of te duwen/trekken;
2 hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee met/en/of creditcard (Visa) en/of bankpas en/of IDkaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Leeuwarden, een creditcard (Visa), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Leeuwarden openlijk, te weten, op/aan/bij de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 6] door hem (- zakelijk weergegeven -) tegen het gezicht/hoofd (en/of (daarmee) naar de grond) te schoppen/trappen en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 6] heeft mishandeld door hem (- zakelijk weergegeven -) tegen het gezicht/hoofd (en/of (daarmee) naar de grond) te schoppen/trappen en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen;
4 hij in of omstreeks de periode van 10 december 2022 tot en met 22 januari 2023 te Leeuwarden opzettelijk een betaalpas (ING) en/of een betaalpas (RABOBANK) en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp(en), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 december 2022 tot en met 22 januari 2023 te Leeuwarden, een betaalpas (ING) en/of een betaalpas (RABOBANK) en/of een rijbewijs (t.n.v. [slachtoffer 7] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze/dit goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
in de zaak met parketnummer 18.082166.23 dat:
hij op of omstreeks 3 oktober 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 8] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (zakelijk weergegeven -) (die [slachtoffer 8] ) een kopstoot heeft gegeven of zijn, verdachtes, hoofd in de richting (van het hoofd van die [slachtoffer 8] ) heeft gebracht en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen en/of in de richting van het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of naar de grond heeft gewerkt/gebracht en/of (vervolgens) ((ook) nadat die [slachtoffer 8] weerloos op de grond lag) meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) in/op en/of tegen het hoofd/gezicht (op/tegen de neus), althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 oktober 2022 te Leeuwarden [slachtoffer 8] heeft mishandeld door hem een kopstoot (in/tegen het gezicht) te geven en/of meermalen en/of met kracht in/op en/of tegen het gezicht/hoofd (op/tegen de neus), althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of meermalen en/of met kracht tegen het lichaam te trappen/schoppen en/of naar de grond te werken/brengen;
in de zaak met parketnummer 18.318648.22 dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2022 tot 24 juni 2022 te [adres] , gemeente Heerenveen, althans in Nederland, (meermalen) [slachtoffer 9] heeft bedreigd (telkens) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door haar (- zakelijk weergegeven -) ((telkens) in (een) telefoongesprek(ken)) toe te voegen; "ik kan nu één belletje doe en je hele huis staat straks in de fik" en/of "Moet ik je met je kanker hoofd door het raam smijten ofzo" en/of "jij gaat me nu vertellen of ik rij nu met mijn matties naar [adres] en ik steek je hele kanker huis in de fik als je het zo wilt doen" en/of "Hiervoor ga ik een kanker moord plegen als het moet hè. Geloof mij, geloof mij, dan gaan we allemaal, dan gaan we allemaal" en/of " [slachtoffer 9] staat binnenkort in de krant. Haar edde (straattaal voor hoofd) is gepopt, haha. Ja dat haar edde is gepopt zeg ik." en/of "dat hij, verdachte, gewoon een schroevendraaier in haar (kanker) oog steekt" en/of "dan had ik wat benzinevloeistof in je uitlaat gedaan. Wanneer je je auto startte ontploft je hele kanker auto. Ik heb genoeg manieren weetje" en/of "Je weet wat mensen voor geld doen. Ik heb genoeg mannetjes die doen voor 2000 neersteken. Die steken jou acht keer in je rug ofzo. Geloof mij.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en in de zaak met parketnummer 18.334305.22 dat:
1. hij op of omstreeks 25 november 2021 te Leeuwarden, althans in Nederland, opzettelijk (een of meer) geld(bedrag(en)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten (- zakelijk weergegeven -) om dit/deze te investeren en/of te vermeerderen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2021, te [adres] en/of (de gemeente) Leeuwarden, althans in Nederland, (een of meer) geld(bedrag(en)), althans een (of meer) voorwerp(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die geld(bedrag(en))/voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2 hij op of omstreeks 16 oktober 2021 te [adres] , gemeente Roosendaal, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (de betaling van) een geldbedrag (van € 85), door (- zakelijk weergegeven -) als bonafide verkoper, (gezichts)make up, althans een goed, (al dan niet) namens een vriend, op Marktplaats aan te bieden en/of onder de toezegging/gehoudenheid om dit na betaling op de bankrekening van [naam 1] rekeningnummer [rekeningnummer] , te zullen leveren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 oktober 2021 te [adres] en/of (in de gemeente) Leeuwarden, althans in Nederland, opzettelijk een geldbedrag (van €85), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten (- zakelijk weergegeven -) als betaling voor een op Markptplaats aangeboden product (onder de gehoudenheid te zullen leveren), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3 hij op of omstreeks 22 juni 2022 te [adres] , gemeente Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deuren en/of een dweilstok en/of een prullenbak, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] en/of (respectievelijk) [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 30 juni 2021, te [adres] en/of [adres] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland (meermalen) (telkens) een of meer geld(bedrag(en)), althans een of meer voorwerp(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die geld(bedrag(en))/voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18.023477.23 veroordeling voor alle primair ten laste gelegde feiten gevorderd.
In de zaak met parketnummer 18.082166.23 heeft zij eveneens veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18.318648.22 heeft de officier van justitie ook veroordeling gevorderd.
Ten slotte heeft de officier van justitie in de zaak met parketnummer 18.334305.22 gerekwireerd tot integrale vrijspraak van de feiten 1 en 4 en veroordeling voor de feiten 2 primair en 3. Voor wat betreft het tweede feit, de oplichting, blijkt uit de omstandigheden dat verdachte de Marktplaatsadvertentie heeft geplaatst met vermelding van een rekeningnummer en een telefoonnummer van een ander en het feit dat hij met meerdere mensen aan het onderhandelen was over het product dat hij geen bonafide verkoper was en niet van plan was om de goederen te leveren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in de zaak met parketnummer 18.023477.23 voor wat betreft de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Voor feit 4 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. In dat verband heeft de raadsman aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte niet voornemens was de passen naar het gemeentehuis of de politie te brengen.
De raadsman heeft ten aanzien van de zaak met parketnummer 18.082166.23 gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigd bewezen kan worden verklaard.
Het in de zaak met parketnummer 18.318648.22 ten laste gelegde kan eveneens wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Voor wat betreft het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.334305.22 heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor de feiten 1, 2 en 4. Voor het tweede feit moet vrijspraak volgen, omdat het een civiele kwestie betreft en de toe-eigening (voor wat betreft het subsidiaire feit) niet bewezen kan worden. Feit 3 kan wel wettig en overtuigd bewezen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt.
De zaak met parketnummer 18.023477.23
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het openlijk geweld zoals ten laste gelegd onder 1 primair wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het duwen en trekken van aangeefster [slachtoffer 1] . Het duwen en trekken van aangeefster [slachtoffer 1] volgt namelijk niet uit de bewijsmiddelen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de diefstal in vereniging (feit 2 primair). Uit het dossier blijkt niet dat verdachte opzet had op de diefstal. Het feit dat de creditcard van aangever kort na de diefstal bij hem is aangetroffen, maakt dat oordeel niet anders. Uit het enkele in bezit hebben van de creditcard volgt immers niet dat verdachte opzet had op het wegnemen daarvan.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde, opzetheling, wel wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de creditcard ongeveer een kwartier na de diefstal door medeverdachte [medeverdachte] in zijn bezit had. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de creditcard van de medeverdachte had gekregen. De medeverdachte vertelde hem dat hij de creditcard had gevonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans groot is dat een creditcard in handen van een ander dan de rekeninghouder een gestolen pas betreft. Gelet op het korte tijdsbestek tussen de diefstal en het aantreffen van de creditcard bij verdachte en de omstandigheden waaronder verdachte de creditcard voorhanden kreeg, acht de rechtbank bewezen dat verdachte bij het voorhanden krijgen van de creditcard bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de creditcard gestolen was.
Het openlijk geweld tegen aangever [slachtoffer 6] zoals ten laste gelegd onder 3 primair acht de rechtbank net als de officier van justitie en de verdediging wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verduistering van de passen van aangever [slachtoffer 7] (feit 4 primair) ook wettig en overtuigend bewezen. De passen zijn aangetroffen bij verdachte bij zijn aanhouding op 22 januari 2023. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de passen had gevonden en naar het gemeentehuis wilde brengen. De rechtbank vindt deze verklaring niet geloofwaardig. Verdachte heeft in de nacht van 22 januari 2023 meermalen contact gehad met de politie. Hij heeft toen niets opgemerkt over de passen, terwijl de vondst van gevonden voorwerpen bij uitstek bij de politie kan worden gemeld. Uit de omstandigheid dat verdachte niets heeft gezegd tegen de politieambtenaren over de aangetroffen passen en het vinden daarvan en dus niet uit eigen beweging door hem aan de politie is gemeld waartoe hij als vinder gehouden was en waartoe hij voorafgaande aan zijn fouillering de gelegenheid moet hebben gehad, leidt de rechtbank af dat hij geenszins de bedoeling had de passen naar het gemeentehuis te brengen, maar dat hij deze goederen zich wederrechtelijk had toegeëigend.
De zaak met parketnummer 18.082166.23
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde, net als de officier van justitie en de verdediging, wettig en overtuigend bewezen.
De zaak met parketnummer 18.318648.22
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De zaak met parketnummer 18.334305.22
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, het onder 1 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de onder 2 primair ten laste gelegde oplichting. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte zich door listige kunstgrepen wederrechtelijk heeft bevoordeeld. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde, verduistering, wel wettig en overtuigd bewezen. Verdachte heeft € 85,00 ontvangen van aangeefster als betaling voor een product dat hij via Markplaats aan haar had verkocht. Verdachte heeft het product vervolgens niet geleverd aan aangeefster, naar eigen zeggen omdat hij enkele dagen later een beter aanbod kreeg van iemand anders. Het geld heeft hij ook niet terugbetaald aan aangeefster. Hij had het geld inmiddels uitgegeven. De rechtbank vindt daarom dat verdachte de € 85,00 heeft verduisterd, omdat hij zich het geld wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De vernieling zoals ten laste gelegd onder 3 acht de rechtbank net als de officier van justitie en de verdediging wettig en overtuigend bewezen. Uit de aangifte volgt dat de woning van [slachtoffer 12] werd gehuurd. De rechtbank zal de tenlastelegging op dat punt verbeterd lezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18.023477.23 onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde, in de zaak met parketnummer 18.082166.23 het primair ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18.318648.22 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18.334305.22 onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande:
in de zaak met parketnummer 18.023477.23 dat:
1. primair hij op 22 januari 2023 te Leeuwarden openlijk, te weten op de [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door - zakelijk weergegeven -
- die [slachtoffer 1] meermalen en met kracht en met de vuist tegen het hoofd/gezicht en daarmeenaar de grond te slaan en
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam en naar de grond te duwen en meermalen en met kracht en metde vuisten tegen en in de richting van het hoofd/gezicht en elders tegen het lichaam te slaan en een fiets in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te gooien en een tas met een fles in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te gooien en
- die [slachtoffer 3] met kracht en met de vuist tegen het hoofd/gezicht (de neus) en daarmee naar degrond te slaan en
- die [slachtoffer 4] met kracht naar/tegen de grond te slaan en te duwen/trekken en met een tas meteen fles in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 4] te gooien;
2. subsidiairhij op 22 januari 2023 te Leeuwarden, een creditcard (Visa) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. primairhij op 22 januari 2023 te Leeuwarden openlijk, te weten op de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 6] door hem - zakelijk weergegeven - tegen het gezicht/hoofd te schoppen/trappen en elders op en tegen het lichaam te slaan/stompen en te schoppen/trappen;
4. primairhij in de periode van 10 december 2022 tot en met 22 januari 2023 te Leeuwarden opzettelijk een betaalpas (ING) en een betaalpas (RABOBANK) en een rijbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 7] en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerpen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
in de zaak met parketnummer 18.082166.23 dat:primair hij op 3 oktober 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 8] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - zakelijk weergegeven - die [slachtoffer 8] meermalen en met kracht tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt en naar de grond heeft gewerkt/gebracht en vervolgens ook nadat die [slachtoffer 8] weerloos op de grond lag meermalen en met kracht en met de vuist(en) tegen het hoofd/gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 18.318648.22 dat:
hij in de periode van 30 mei 2022 tot 24 juni 2022 in Nederland, meermalen [slachtoffer 9] heeft bedreigd telkens met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, door haar - zakelijk weergegeven -, telkens in telefoongesprekken, toe te voegen: "ik kan nu één belletje doen en je hele huis staat straks in de fik" en "Moet ik je met je kanker hoofd door het raam smijten ofzo" en "jij gaat me nu vertellen of ik rij nu met mijn matties naar [adres] en ik steek je hele kanker huis in de fik als je het zo wilt doen" en "Hiervoor ga ik een kanker moord plegen als het moet hè. Geloof mij, geloof mij, dan gaan we allemaal, dan gaan we allemaal" en " [slachtoffer 9] staat binnenkort in de krant. Haar edde (straattaal voor hoofd) is gepopt, haha. Ja dat haar edde is gepopt zeg ik." en "dat hij, verdachte, gewoon een schroevendraaier in haar (kanker) oog steekt" en "dan had ik wat benzinevloeistof in je uitlaat gedaan. Wanneer je je auto startte ontploft je hele kanker auto. Ik heb genoeg manieren weetje" en "Je weet wat mensen voor geld doen. Ik heb genoeg mannetjes die doen voor 2000 neersteken. Die steken jou acht keer in je rug ofzo. Geloof mij.";
en in de zaak met parketnummer 18.334305.22 dat:
2 subsidiair
hij omstreeks 16 oktober 2021 in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van € 85, toebehorende aan [slachtoffer 11] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten - zakelijk weergegeven - als betaling voor een op Marktplaats aangeboden product onder de gehoudenheid te zullen leveren, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3 hij op 22 juni 2022 te [adres] , gemeente Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk meerdere deuren en een dweilstok en een prullenbak, toebehorende aan [slachtoffer 12] of [slachtoffer 13] , heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18.023477.23 dat:
1. primair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
2. subsidiair opzetheling
3. primair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
4. primair verduistering
in de zaak met parketnummer 18.082166.23 dat:
primair poging tot zware mishandeling
in de zaak met parketnummer 18.318648.22 dat:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, meermalen gepleegd
en in de zaak met parketnummer 18.334305.22 dat:
2. subsidiair verduistering
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake van de feiten waarvoor zij veroordeling heeft gevorderd, wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 411 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) geadviseerd en met een proeftijd van twee jaren en daarnaast een werkstraf van 60 uur. Bij het gevorderde onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie heeft de officier van justitie aangegeven dat deze gelijk is aan de door haar berekende duur van het voorarrest. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de strafeis van de officier van justitie redelijk is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het reclasseringsrapport van 27 juni 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juni 2023, de ter terechtzitting gegeven toelichting door de jeugdreclassering en het eveneens ter terechtzitting gegeven advies van de Raad, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht strafbare feiten.
Op 22 januari 2023 heeft hij zich schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten in slechts een kwartier tijd. Samen met de medeverdachte heeft hij openlijk geweld gepleegd tegen aangever [slachtoffer 6] . De aanleiding van het geweld was dat aangever op een vraag van één van de verdachten vertelde wat zijn geaardheid is. De rechtbank vindt het zeer kwalijk dat verdachten aangever kennelijk hebben geslagen en geschopt vanwege zijn geaardheid. Geweld is altijd strafbaar, maar dit discriminatoire aspect maakt dit feit extra ernstig. Korte tijd later hebben verdachten openlijk geweld gepleegd tegen vier aangevers. Op de camerabeelden is te zien dat vanuit het niets een explosie van geweld ontstaat. Verdachten slaan aangevers en gooien met een fiets en met een tas waar een fles in zat. Aangevers hebben letsel opgelopen. Dit soort gedrag veroorzaakt een gevoel van onveiligheid op straat. Hiervoor is verdachte mede verantwoordelijk. Bij de aanhouding op 22 januari 2023 bleek verdachte passen van anderen bij zich te hebben. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan heling en verduistering. Dit zijn ook vervelende feiten.
De nacht van 22 januari 2023 was niet de eerste keer dat verdachte geweldsdelicten heeft gepleegd. Op 3 oktober 2022 heeft hij aangever [slachtoffer 8] hard geslagen en geschopt. Zelfs toen aangever al op de grond lag, ging verdachte door met slaan. Aangever had door de mishandeling een gebroken neus. Dit feit vond plaats voor het huis van aangever. Door verdachte is zijn gevoel van veiligheid in zijn eigen woonomgeving aangetast.
In de periode van 30 mei 2022 tot 24 juni 2022 heeft verdachte aangeefster [slachtoffer 9] meermalen telefonisch bedreigd. De indringende bedreigingen waren grotendeels gericht tegen het leven van aangeefster en op brandstichting van haar huis of auto. De bedreigingen hebben aangeefster erg angstig gemaakt. Zij heeft PTSS-klachten ontwikkeld waarvoor zij in behandeling is bij een psycholoog. Verdachte is daarvoor verantwoordelijk.
Ten slotte wordt verdachte veroordeeld voor verduistering in 2021 en vernieling in het huis van zijn oma op 22 juni 2022. Verdachte was op 22 juni 2022 zo boos op zijn oma, dat hij meerdere deuren en nog enkele andere spullen in haar huis heeft vernield, terwijl hij bij haar in huis mocht wonen. Ook dit feit maakt duidelijk dat verdachte enorm boos kan worden en geweld niet schuwt.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Naast de aard en ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit zijn strafblad volgt dat hij eerder door de kinderrechter is veroordeeld voor openlijk geweld en al eens een strafbeschikking heeft gekregen voor vernieling.
Verdachte heeft ter zitting over zijn persoonlijke omstandigheden verteld dat het nu veel beter met hem gaat dan in de periode dat hij de delicten heeft gepleegd. Hij heeft inmiddels een eigen plek in [adres] en hij heeft bijna zijn diploma. Daarnaast heeft hij een zomerbaantje bij een wasserette. Hij heeft veel nagedacht in de maanden dat hij vast zat en hij wil zich nu focussen op een goede toekomst. Verdachte is gemotiveerd om aan zichzelf te werken.
Over verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt. De reclassering adviseert met toepassing van het jeugdstrafrecht een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering de nu al geldende voorwaarden in het kader van de schorsing te laten voortduren. Het betreft de begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen, drugs- en alcoholverbod, contactverbod met de medeverdachte, locatieverbod en locatiegebod met elektronische monitoring en dagbesteding.
Ter zitting heeft de toezichthouder van de jeugdreclassering [naam 2] het verloop van het toezicht toegelicht. Na de aanhouding op 22 januari 2023 heeft verdachte een tijd vastgezeten. De voorlopige hechtenis werd uiteindelijk op 8 juni 2023 geschorst, toen een geschikte plek voor verdachte was gevonden bij het [instelling] in [adres] . Het gaat goed met verdachte sinds hij in [adres] woont. Hij komt afspraken na en er is sprake van een positieve ontwikkeling. De jeugdreclassering kan zich vinden in het reclasseringsadvies. Voor wat betreft het locatiegebod, het locatieverbod en de daaraan gekoppelde elektronische controle is het advies deze voorwaarden voor maximaal drie maanden op te leggen. Het plan is namelijk dat verdachte steeds meer vrijheden zal krijgen.
Namens de Raad heeft [naam 3] ter zitting het volgende aangevoerd. In november 2022 heeft verdachte de TACT-training afgerond, maar er is meer nodig voor verdachte. Hij is inmiddels aangemeld bij de GGZ voor diagnostiek en behandeling. De Raad vindt toepassing van het jeugdstrafrecht geïndiceerd, gelet op de handelingsvaardigheden van verdachte en de mogelijkheden om op een pedagogische manier zijn gedrag te beïnvloeden. Verdachte is ontvankelijk voor ondersteuning en begeleiding en daarnaast is hij nog niet geheel zelfstandig. Voor wat betreft het strafadvies sluit de Raad aan bij het reclasseringsadvies. Het zou goed zijn dat meewerken aan diagnostiek ook als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen.
Toepassing jeugdstrafrecht
Verdachte was bij sommige feiten 18 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). Mede gelet op het advies van de Raad ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik maken. De rechtbank zal daarom ook voor de feiten die verdachte pleegde toen hij 18 jaar was het jeugdstrafrecht toepassen.
Op te leggen straf
Alles afwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie redelijk. De rechtbank zal daarom een werkstraf en een forse jeugddetentie opleggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Verdachte heeft 136 dagen in voorarrest gezeten. De rechtbank vindt een werkstraf van 60 uren en een jeugddetentie van 406 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering en de Raad geadviseerd en met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
Voor wat betreft de bijzondere voorwaarden zal de rechtbank, gelet op het advies van de deskundigen ter zitting, het meewerken aan diagnostiek ook als bijzondere voorwaarde opleggen en zal zij bepalen dat de voorwaarden waaraan het elektronisch toezicht is gekoppeld nog maximaal drie maanden gelden. Het contactverbod met de medeverdachte zal de rechtbank ook opleggen, ondanks het feit dat verdachte en de medeverdachte bij elkaar op school zitten. Het is aan de jeugdreclassering om de randvoorwaarden te scheppen die het mogelijk maken dat deze voorwaarde kan worden nageleefd, door bijvoorbeeld met de school af te stemmen dat verdachten niet bij elkaar in de klas komen.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Daarnaast is een deel van de feiten gepleegd tijdens de proeftijd.
Benadeelde partijen
In deze zaak hebben zes personen zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vorderingen worden hierna per feit besproken. Voor zover de rechtbank tot toewijzing van de vorderingen komt, worden deze vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het betreffende feit is gepleegd, zoals opgenomen in het dictum van dit vonnis. Daarnaast zal de rechtbank in die gevallen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Daarbij wordt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast steeds op nul dagen gesteld.
Ten aanzien van parketnummer 18.023477.23 Feit 1
Door [slachtoffer 3] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt geen bedrag gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er geen bedrag is ingevuld op de vordering. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Feit 2
Door [slachtoffer 5] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 85,30 gevorderd ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, maar wel aan opzetheling. In geval van heling is niet uitgesloten dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de gestelde schade. De concrete omstandigheden van het geval zijn bepalend voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen de helingshandeling en de door de rechthebbende op het geheelde goed geleden schade om te kunnen aannemen dat deze door die helingshandeling rechtstreeks schade heeft geleden. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. De benadeelde partij zal daarom nietontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Feit 3
Door [slachtoffer 6] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van
€ 550,00 gevorderd ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van parketnummer 18.082166.23
Door [slachtoffer 8] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 407,51 gevorderd ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van
€ 1.250,00 gevorderd ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de materiële schade aangevoerd dat voor de kleding niet de volledige aanschafkosten kunnen worden toegewezen, omdat moet worden afgeschreven. Voor het overige heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Standpunt van de benadeelde partij
Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat het gebruikelijk is dat bij spullen die nog geen jaar oud waren ten tijde van het incident geen afschrijving wordt toegepast.
Oordeel van de rechtbank
De vordering is betwist voor wat betreft de waarde van de kleding. De rechtbank volgt het verweer dat ook voor de schoenen en de broek (ongeveer 11 maanden oud) en het t-shirt (ongeveer 9 maanden oud) afschrijving moet worden toegepast. De rechtbank maakt bij het vaststellen van de hoogte van de schade gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade voor de kleding en de schoenen wordt in totaal geschat op € 250,00. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de kleding (inclusief de schoenen) tot dit bedrag toewijzen en voor het overige afwijzen.
Voor wat betreft de overige materiële schade (taxikosten ad € 18,16) en de immateriële schade is de hoogte niet betwist. Dat deel van de vordering zal daarom ook worden toegewezen. De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.518,16, bestaande uit
€ 268,16 materiële schade en € 1.250,00 immateriële schade en voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van parketnummer 18.318648.22
Door [slachtoffer 9] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 1.363,47 gevorderd ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het causale verband tussen de bedreigingen en de behandeling door de psycholoog onvoldoende is aangetoond. De kosten voor de videodeurbel kunnen niet worden toegewezen, omdat in zijn algemeenheid niet gesteld kan worden dat door de aanschaf van zo’n deurbel het gevoel van onveiligheid minder is.
Standpunt van de benadeelde partij
Namens de benadeelde partij is ter zitting benadrukt dat de bedreigingen grote impact op haar hebben gehad. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de psycholoog. Voor wat betreft de kosten van de videodeurbel is aangevoerd dat de post toegewezen kan worden, omdat de deurbel een bijdrage heeft geleverd aan het verminderen van het gevoel van onveiligheid.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de psychische gevolgen voldoende onderbouwd door de verklaring van de psycholoog van 8 juni 2023. Uit die verklaring volgt dat de benadeelde partij vanaf juli 2022 in behandeling is vanwege stressklachten veroorzaakt door bedreigingen. Door de verdediging is onvoldoende betwist dat die behandeling nodig was in verband met de door verdachte geuite bedreigingen. Voor wat betreft de kosten die in verband staan met de behandeling is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Het betreft het eigen risico van 2022 en 2023, de eigen bijdrage en de reiskosten. Ook de immateriële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal worden toegewezen.
De vordering zal voor wat betreft de kosten van de videodeurbel niet-ontvankelijk worden verklaard. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen beveiligingsmaatregelen in sommige gevallen worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Uit de onderbouwing bij de vordering is onvoldoende gebleken dat de deurbel is aangeschaft om het gevoel van onveiligheid te verminderen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering op dit punt verder te onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom ten aanzien van de kosten van de deurbel niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.769,47, bestaande uit
€ 1.169,47 materiële schade en € 600,00 immateriële schade en voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van parketnummer 18.334305.22
Door [slachtoffer 10] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 250,00 gevorderd ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij vrijspraak heeft gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 25 april 2022, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang- een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 10 mei 2022.
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 juni 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder parketnummers 18.023477.23, 18.082166.23 en 18.318648.22 bewezen verklaarde feiten en het onder 3 van parketnummer 18.334305.22 bewezen verklaarde feit zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 25 april 2022 voorwaardelijk opgelegde werkstraf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 63, 77a, 77c, 77g,77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa,
77gg, 141, 285, 302, 321, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen in de zaak met parketnummer 18.023477.23 onder 2 primair en in de zaak met parketnummer 18.334305.22 onder 1, 2 primair en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18.023477.23 onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 primair, het in de zaak met parketnummer 18.082166.23 primair, het in de zaak met parketnummer 18.318648.22 en het in de zaak met parketnummer 18.334305.22 onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een werkstraf voor de duur van 60 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Een jeugddetentie voor de duur van 406 dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
270 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en zich meldt opafspraken bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en de eventueel daaruit voortvloeiende ambulantebehandeling, door de forensische poli van de GGZ of een soortgelijke door de jeugdreclassering aan te wijzen zorgverlener, indien en voor zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de door die instelling te geven huisregels;
dat veroordeelde tijdens de proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, verblijftin een instelling voor begeleid wonen/beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te weten [instelling] [adres] of een soortgelijke instelling, te bepalen door de jeugdreclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt,geen drugs en alcohol gebruikt en meewerkt aan controle van dit verbod door middel van door de jeugdreclassering te bepalen controlemiddelen;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, opgeen enkele wijze -direct of indirect- contact zoekt of heeft met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 2006;
dat veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft;
dat veroordeelde gedurende maximaal de eerste drie maanden van de proeftijd, of zoveel korter alsde jeugdreclassering nodig vindt, verblijft op [adres] ( [instelling] [adres] ) op door de jeugdreclassering vastgestelde tijdstippen. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel.
dat veroordeelde zich gedurende maximaal de eerste drie maanden van de proeftijd, of zoveelkorter als de jeugdreclassering nodig vindt, niet bevindt in het centrum van Leeuwarden binnen de stadsgrachten. Het locatieverbod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel.
Geeft aan het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van voorwaarde 5 waarop de politie toezicht houdt.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.