Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot de oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is geen strafmaatverweer gevoerd, maar zij heeft verzocht uitdrukkelijk in het vonnis op te nemen dat verdachte in het kader van de ISD-maatregel niet in de penitentiair inrichting te Veenhuizen zal worden geplaatst.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 23 juni 2023 opgemaakt door Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van een auto. Door zijn handelen is er schade ontstaan aan het voertuig. Hiermee laat verdachte zien geen respect te hebben voor andermans goed.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte herhaaldelijk is veroordeeld voor soortgelijke overlastgevende feiten. Aan verdachte is daarom in 2020 de ISD-maatregel opgelegd.
De reclassering adviseert om aan verdachte opnieuw een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat sprake is van problemen op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte staat geregistreerd als veelpleger en in zijn delictsgeschiedenis is een verband te zien tussen middelengebruik, persoonlijkheidsproblematiek en delicten. De eerder opgelegde ISDmaatregel heeft niet geleid tot vermindering van de recidive of tot het creëren van een stabiele leefsituatie. In het reclasseringsgesprek van 16 juni 2023 lijkt verdachte gemotiveerd te zijn voor gedragsverandering. Hij ziet de oplegging van een nieuwe ISD-maatregel als een tweede kans om zijn gedrag te veranderen en te stoppen met het middelengebruik. De kans op herhaling en onttrekking aan voorwaarden wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Binnen de ISD-maatregel kan de problematiek van verdachte optimaal worden behandeld, zodat het herhalingsgevaar kan worden teruggedrongen en daardoor de maatschappij beschermd.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 25 juli 2023 is door de deskundigen benadrukt dat zij geen alternatief zien voor de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat aan voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel, zoals vermeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. Voorwaarde is dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een beschadiging, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook is als voorwaarde gesteld dat verdachte in de afgelopen vijf jaar meer dan drie keer onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf, waarvoor een vrijheidsbenemende straf of maatregel of een taakstraf is opgelegd. Uit de justitiële documentatie blijkt dat ook aan deze voorwaarde is voldaan. Verdachte is in de afgelopen vijf jaar namelijk vier maal onherroepelijk veroordeeld, waarbij een vrijheidsbenemende straf of maatregel is opgelegd. Deze straffen en de maatregel zijn ook daadwerkelijk ten uitvoer gelegd. Bovendien moet het bewezen verklaarde feit zijn begaan na tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde straffen of maatregelen. Ook hieraan is voldaan. Blijkens de justitiële documentatie is ook voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt; verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Door de rechtbank wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte kort geleden, in 2020, een ISD-maatregel heeft ondergaan en dat het nogmaals opleggen van de ISD-maatregel een langdurige vrijheidsbeneming voor verdachte met zich meebrengt. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat, vanwege het gebrek aan hulpverlening, de afrondende fase van de eerder opgelegde ISD-maatregel destijds niet goed is verlopen. Verdachte had het gevoel dat hij er alleen voor stond en de zaken met betrekking tot de huisvesting zelf moest regelen. Er is toen geen passende oplossing gevonden, waardoor verdachte is teruggevallen in middelengebruik. Desalniettemin is verdachte bereid mee te werken als er opnieuw door de rechtbank een ISD-maatregel aan hem wordt opgelegd. Hij wilt rust en hoopt zodoende passende hulpverlening en extra ondersteuning te krijgen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden en problematiek van verdachte, ziet de rechtbank geen alternatief voor de oplegging van de ISD-maatregel. De ISD-maatregel is dan ook de ultimum remedium voor het terugdringen van het herhalingsgevaar. Binnen de ISD-maatregel kan verdachte gedurende langere tijd intensief worden behandeld, begeleid en aangestuurd om de nodige stappen te zetten die een bijdrage kunnen leveren aan een veilige en zo stabiel mogelijke terugkeer in de maatschappij.
Alles afwegend zal de rechtbank verdachte opnieuw de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opleggen.
In het bijzonder wordt door de rechtbank nog overwogen dat het de voorkeur verdient dat verdachte in het kader van de ISD-maatregel niet in de [instelling] moet worden geplaatst. Tijdens de vorige ISDmaatregel is gebleken dat verdachte daar slecht kon aarden met als gevolg dat hij in verband met psychische problematiek overgeplaatst moest worden naar het [instelling] . Dit heeft de nodige tijd in beslag genomen, voordat gestart kon worden met het plan van aanpak. Om de kans van slagen van deze nieuwe ISD-maatregel te vergroten en de duur van de ISD-maatregel optimaal te benutten, acht de rechtbank het raadzaam om verdachte in een voor hem meer geschikte penitentiaire inrichting te plaatsen dan de [instelling] .
Gelet op de psychische problematiek van verdachte en het feit dat hij al eerder de ISD-maatregel heeft doorlopen, vindt de rechtbank het van belang dat zij gedurende de looptijd van de ISD maatregel tijdig inzicht verkrijgt in het verloop van de maatregel. Zij ziet daarom aanleiding om uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen.
Door de officier van justitie is gevorderd om naast de ISD-maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank stelt vast dat artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht noch enig ander voorschrift de mogelijkheid geeft om de ISD-maatregel samen met een straf op te leggen. Aangenomen moet dus worden dat de combinatie van de ISD-maatregel met straffen niet
mogelijk is. Dit is ook bevestigd in het arrest van de Hoge Raad 21 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1161. De rechtbank volstaat daarom met de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.