ECLI:NL:RBNNE:2023:3120

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
C/17/181903 / HA ZA 21-270
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad van executeur in nalatenschap en ongeldigverklaring overdracht aandelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 26 juli 2023, gaat het om een geschil tussen de erfgenamen van de heer [V] en gedaagde, die als executeur van de nalatenschap optrad. De erfgenamen, bestaande uit [A], [B], [C] en [W], vorderen dat gedaagde aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die de nalatenschap heeft geleden door onrechtmatig handelen. Gedaagde heeft in haar hoedanigheid als executeur aandelen van de onderneming [X] aan zichzelf verkocht voor een bedrag van € 958,00, terwijl de waarde van deze aandelen op € 172.618,00 werd geschat. De erfgenamen stellen dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de aandelen voor een te laag bedrag te verkopen en niet de juiste procedure te volgen voor de afwikkeling van de nalatenschap.

De rechtbank oordeelt dat gedaagde ten onrechte als executeur heeft opgetreden, omdat de nalatenschap niet voldoende middelen had om alle schulden te voldoen. Hierdoor was gedaagde niet bevoegd om de aandelen te verkopen. De rechtbank verklaart dat de overdracht van de aandelen ongeldig is en dat deze nog steeds tot de nalatenschap behoren. Gedaagde wordt aansprakelijk gesteld voor haar onrechtmatige daad jegens de nalatenschap, maar de rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding af, omdat de nalatenschap geen schade heeft geleden door de ongeldigverklaring van de overdracht.

De rechtbank veroordeelt gedaagde in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 7.098,39. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.E. Biesma.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/181903 / HA ZA 21-270
Vonnis van 26 juli 2023
in de zaak van

1.[A] ,

in haar hoedanigheid als erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van haar vader, de heer [V] ,,
wonende te [plaats] ,
2.
[B] ,
in haar hoedanigheid als erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van haar vader, de heer [V] ,,
wonende te [plaats] ,
3.
[C] ,
in haar hoedanigheid als erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van haar vader, de heer [V] ,,
wonende te [plaats] ,
4.
[D] ,
in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van
[W] ,
in zijn hoedanigheid als erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van zijn vader, de heer [V] ,
wonende te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna te noemen: [A] , [B] , [C] en [W] en gezamenlijk: de erfgenamen,
advocaat: mr. F.P. van Dalen te Leeuwarden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde,
advocaat: mr. D. van der Wal te Drachten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 maart 2022,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 juni 2022,
- de akte van de erfgenamen van 5 oktober 2022, tevens houdende een vermindering van eis,
- de antwoordakte van [gedaagde] van 2 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De erfgenamen zijn kinderen van [V] , geboren op [datum] en overleden op [datum] (hierna te noemen: erflater). [A] , [C] en [B] zijn de kinderen van erflater uit zijn huwelijk met mevrouw [F] . Dit huwelijk is door echtscheiding ontbonden. [W] is het kind van erflater uit de relatie met mevrouw [G] . Gedaagde is de zus van erflater.
2.2.
Erflater was directeur-grootaandeelhouder van [X] , gevestigd te [plaats] . Deze vennootschap heeft twee deelnemingen, namelijk [Y] en [Z]
2.3.
Bij testament van 27 oktober 2009 heeft erflater zijn kinderen tot enige erfgenamen benoemd. Ook is er een legaat opgenomen voor de vader van erflater, [P] (hierna te noemen: [P] ). Erflater heeft aan zijn vader het recht gelegateerd om alle aandelen in [X] te kopen en in eigendom te verwerven, tegen inbreng van de waarde daarvan in het economisch verkeer.
2.4.
Daarnaast heeft erflater [P] tot executeur en testamentair bewindvoerder benoemd. [P] heeft beide benoemingen aanvaard. De nalatenschap is door de erfgenamen beneficiair aanvaard. Zolang de erfgenamen nog geen 21 jaar oud zijn, is er sprake van bewind.
2.5.
[P] heeft gedaagde als executeur aan zich toegevoegd. Ook is gedaagde door [P] als opvolgend testamentair bewindvoerder aangewezen. Gedaagde heeft beide benoemingen aanvaard.
2.6.
Op enig moment is gedaagde samen met erflater de onderneming [X] gaan uitoefenen, waarbij zij elk eigenaar waren van 50% van de aandelen.
2.7.
Op 28 juni 2018 is [P] overleden. [P] had op 23 januari 2018 een (nieuw) testament opgesteld. [P] heeft aan gedaagde het recht gelegateerd om alle aandelen in [X] te kopen en in eigendom te verwerven, tegen inbreng van de waarde daarvan in het economisch verkeer. Ook staat in het testament vermeld dat op het moment dat [P] de aandelen in [X] nog niet in zijn bezit heeft, hij aan gedaagde het kooprecht legateert op de betreffende aandelen, als door erflater gelegateerd aan [P] .
2.8.
In een memo van 30 juli 2018 van mr. Van der Veer-Bosch, verbonden aan accountantskantoor Smids en Schakel Accountants B.V., staat vermeld dat de aandelen van erflater in [X] kunnen worden gewaardeerd op € 172.618,00. Ook staat in de memo vermeld dat [X] een vordering op de nalatenschap heeft van € 171.660,00 uit hoofde van een rekening-courant schuld van erflater. Mr. Van der Veer-Bosch heeft in de memo geschreven dat deze beide bedragen met elkaar kunnen worden verrekend.
2.9.
Bij notariële akte van 5 april 2019 met de titel "levering aandelen [X] " heeft gedaagde in haar hoedanigheid van executeur en bewindvoerder in de nalatenschap van erflater, de aandelen van erflater in [X] verkocht aan zichzelf voor een bedrag van € 958,00.
2.10.
Op 13 september 2019 is een notariële verdelingsakte opgemaakt door notaris mr. [notaris] te [plaats] . In de notariële verdelingsakte staat vermeld dat ter verdeling aanwezig is een bedrag van € 43.940,75 en dat aan ieder van de erfgenamen een bedrag van € 10.985,18 toekomt. In de slotverklaringen staat dat de nalatenschap is verdeeld en dat er niets meer tussen de erfgenamen over en weer is te vorderen. Verder hebben de erfgenamen aan de executeur ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap kwijting en decharge verleend.
2.11.
Op 21 januari 2021 heeft gedaagde een brief van de Belastingdienst ontvangen. In de brief staat vermeld dat door het overlijden van erflater er sprake is van een fictieve vervreemding van het aanmerkelijk belang van erflater in [X] In de brief staat ook vermeld dat het fictieve vervreemdingsvoordeel dat erflater hieruit genoot, is belast en dat in de aangifte geen fictief vervreemdingsvoordeel is aangegeven van de aandelen [X] In de brief van de Belastingdienst staat voorts vermeld dat na gestelde vragen van de fiscus er een verbeterde aangifte is ingediend, met daarin een vervreemdingsvoordeel van € 17.042,00 negatief. Daarnaast staat in de brief vermeld dat uit de verstrekte informatie blijkt dat [X] op het moment van overlijden een waarde vertegenwoordigde van € 172.618,00, waarna het vervreemdingsvoordeel na aftrek van de verkrijgingsprijs van € 18.000,00 door de fiscus is berekend op een bedrag van € 154.618,00.
2.12.
Op 28 april 2021 heeft de Belastingdienst vervolgens aan de erfgenamen een belastingaanslag IB 2017 opgelegd van € 39.650,00.
2.13.
Na uitbetaling van het erfdeel van [A] (die op 30 september 2018 21 jaar was geworden) resteert onvoldoende vermogen om de belastingaanslag uit de nalatenschap te kunnen voldoen.

3.De vordering

3.1.
De erfgenamen vorderen, na wijziging van eis, om:
I. voor recht te verklaren dat gedaagde tegenover de nalatenschap van de heer [V] , overleden op [datum] in de gemeente [Q] , aansprakelijk is voor de afwikkeling van de nalatenschap in haar hoedanigheid als executeur c.q. aansprakelijk is op grond van de onrechtmatige daden die gedaagde in haar hoedanigheid als (gewezen) executeur heeft verricht c.q. aansprakelijk is op grond van de onrechtmatige daden die gedaagde heeft verricht jegens de nalatenschap van bovengenoemde [V] mede vanwege het feit dat gedaagde ten onrechte als executeur in laatstgenoemde nalatenschap heeft opgetreden;
II. gedaagde te veroordelen om aan de nalatenschap van de heer [V] , overleden op [datum] in de gemeente [Q] , te betalen het ontbrekende gedeelte van de koopovereenkomst ad € 171.660,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2019 tot aan de datum der algehele voldoening;
III. gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure;
IV. het af te geven vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Gedaagde voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.
De erfgenamen stellen dat gedaagde in haar hoedanigheid van executeur en bewindvoerder van de nalatenschap van erflater onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij aansprakelijk is voor de schade die de nalatenschap door het onrechtmatig handelen van gedaagde heeft geleden. Volgens de erfgenamen blijkt uit de leveringsakte van 5 april 2019 dat gedaagde in haar hoedanigheid als executeur en bewindvoerder in de nalatenschap van erflater een koopovereenkomst heeft gesloten met zichzelf (in privé), ten aanzien van de verkoop van aandelen in [X] Uit de leveringsakte blijkt voorts dat de aandelen zijn verkocht en geleverd aan gedaagde voor een bedrag van € 958,00. Volgens de erfgenamen blijkt uit de memo van 30 juli 2018 van mr. Van der Veer-Bosch dat de aandelen van erflater in [X] kunnen worden gewaardeerd op een bedrag van € 172.618,00. De erfgenamen stellen dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door een vermogensbestanddeel van de nalatenschap met een aantoonbare waarde van
€ 172.618,00 aan zichzelf te verkopen en leveren voor een bedrag van € 958,00. Ook heeft gedaagde volgens de erfgenamen onrechtmatig gehandeld door zelfs het bedrag van
€ 958,00 niet over te maken op de boedelrekening. Eisers stellen dat gedaagde alsnog gehouden is om aan de nalatenschap een bedrag te vergoeden van € 172.618,00 verminderd met € 958,00 = € 171.660,00. Dit is de schade die de nalatenschap heeft geleden ten gevolge van het feit dat gedaagde in haar hoedanigheid van executeur c.q. bewindvoerder een vermogensbestanddeel van de nalatenschap voor een te laag bedrag heeft verkocht aan zichzelf, aldus de erfgenamen.
4.2.
Gedaagde betwist dat zij in haar hoedanigheid van executeur onrechtmatig heeft gehandeld. Ook betwist gedaagde dat de erfgenamen schade hebben geleden. Het is juist dat de aandelen van erflater een waarde hadden van € 172.618,00. Erflater had echter een rekening-courant schuld aan [X] van € 171.660,00, zodat gedaagde de aandelen heeft verkregen voor een bedrag van € 958,00. Juist om latere problemen te voorkomen is in de memo van de fiscalist expliciet de verrekening vermeld, aldus gedaagde. Gedaagde voert verder aan dat zij in een situatie is beland, waarom zij niet heeft gevraagd. Haar vader ( [P] ) was door haar broer (erflater) benoemd tot executeur, maar [P] was op het moment van overlijden van erflater al ernstig ziek en is negen maanden later overleden. [P] heeft gedaagde bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater betrokken. Gedaagde zag het ook als haar morele verplichting om de zaken op een correcte manier af te wikkelen. Gedaagde had geen ervaring met het zijn van executeur en werd ook nog eens bewindvoerder over de erfdelen van de erfgenamen zolang zij nog geen 21 jaar oud waren. Verder had gedaagde een onderneming te drijven, een onderneming die zij dreef met erflater. Volgens gedaagde heeft zij de adviezen gevolgd van de notaris en financieel specialisten, zo ook bij de aandelentransactie van 5 april 2019. Van schade aan de zijde van de erfgenamen is geen sprake. Ten onrechte poetsen de erfgenamen geheel weg dat erflater een schuld had aan de B.V. van € 171.660,00. Mocht gedaagde wel gehouden zijn om terug te betalen, dan zal [X] vervolgens de schuld van € 171.660,00 bij de erfgenamen innen.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of gedaagde in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap onrechtmatig jegens de nalatenschap heeft gehandeld. Uit het door de erfgenamen gevorderde onder I. in rechtsoverweging 3.1. volgt niet dat de erfgenamen een vordering jegens gedaagde instellen op grond van onrechtmatig handelen in haar hoedanigheid van bewindvoerder. De rechtbank zal zich daarom beperken tot het gestelde onrechtmatig handelen van gedaagde in haar hoedanigheid van executeur.
4.4.
Vast staat dat de goederen van de nalatenschap niet ruimschoots toereikend waren om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat in het voorliggende geval de vereffeningsprocedure van artikel 4:202 BW gevolgd had moeten worden, zodat gedaagde ten onrechte is opgetreden als executeur van de nalatenschap. Gedaagde was om die reden ook niet bevoegd om de aandelen in [X] namens de nalatenschap te verkopen. De rechtbank is voorts van oordeel dat gedaagde wel legataris was van het recht om de aandelen in [X] te kopen, tegen inbreng van de waarde daarvan in het economisch verkeer. Immers, [P] heeft het aan hem gelegateerde recht om voornoemde aandelen te kopen niet verworpen, zodat het legaat op grond van artikel 4:201 BW door hem verkregen is. [P] was bevoegd dit vorderingsrecht onder bijzondere titel, bij wijze van legaat, over te dragen aan gedaagde, die het legaat evenmin verworpen heeft. Voldoening van dit legaat, dus de verkoop van de aandelen in [X] aan gedaagde, is op grond van artikel 4:120 BW echter niet mogelijk zonder rekening te houden met andere schulden van de nalatenschap.
Het bovenstaande brengt met zich dat de aandelen van erflater in [X] nog niet verkocht hadden mogen worden. Voorop staat dat de koper, gedaagde, beschikkingsonbevoegd was. De overdracht van de aandelen is daarom ongeldig geweest, met als gevolg dat de betreffende aandelen nog steeds tot de nalatenschap behoren. Echter, duidelijk is dat gedaagde het legaat heeft aanvaard, zodat de erfgenamen gehouden zijn deze (alsnog) aan gedaagde over te dragen, indien zij dat wenst en met inachtneming van artikel 4:120 BW.
4.5.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat gedaagde onrechtmatig jegens de nalatenschap heeft gehandeld door op te treden als executeur, terwijl zij daartoe niet bevoegd was. Gedaagde had eerst alle baten en schulden op een rijtje moeten zetten, alvorens de taak van executeur op te pakken. Het feit dat gedaagde geen ervaring had met het zijn van executeur en de adviezen heeft gevolgd van de notaris en de financieel specialisten, maakt het vorenstaande niet anders. Het opvolgen van mogelijk onjuiste adviezen komt in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van gedaagde.
De door de erfgenamen gevorderde verklaring voor recht acht de rechtbank daarom toewijsbaar, met dien verstande dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat gedaagde aansprakelijk is op grond van een onrechtmatige daad die gedaagde heeft verricht jegens de nalatenschap van de heer [V] , omdat gedaagde ten onrechte als executeur in laatstgenoemde nalatenschap heeft opgetreden.
4.6.
Gelet op het feit dat de overdracht van de aandelen aan gedaagde ongeldig is geweest en de betreffende aandelen nog steeds tot de nalatenschap behoren, heeft de nalatenschap geen schade geleden. De gevorderde schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.
4.7.
Gedaagde is de partij die in overwegende mate ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de erfgenamen als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 119,21
- griffierecht € 2.277,00
- overige explootkosten € 2,18
- salaris advocaat € 4.700,00 (2,5 punten x € 1.880,00)
Totaal € 7.098,39.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat gedaagde tegenover de nalatenschap van de heer [V] , overleden op [datum] in de gemeente [Q] , aansprakelijk is op grond van een onrechtmatige daad die gedaagde heeft verricht jegens de nalatenschap van bovengenoemde [V] , vanwege het feit dat gedaagde ten onrechte als executeur in laatstgenoemde nalatenschap heeft opgetreden,
5.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van de erfgenamen tot dit vonnis vastgesteld op € 7.098,39,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de veroordeling in 5.2.,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op
26 juli 2023.
698/ah