ECLI:NL:RBNNE:2023:3109

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
LEE 23-2222
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de Wabo en strijd met bestemmingsplan in het kader van groothandelactiviteiten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan de verzoeker is opgelegd wegens overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De verzoeker, die een onderneming heeft genaamd Aladdin Drinks International, heeft een last opgelegd gekregen omdat hij groothandelsactiviteiten zou uitvoeren op een perceel dat de bestemming 'Wonen-1' heeft. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de opgeslagen goederen enkel voor privédoeleinden zijn en dat er geen sprake is van een groothandel. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoeker, waaronder de tijdelijke opslag van blikjes zonder statiegeldlogo, niet overtuigend geacht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de activiteiten van de verzoeker op het perceel in strijd zijn met de bestemmingsplanregels en dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: LEE 23/2222
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2023 in de zaak tussen
[verzoeker], te [plaats], verzoeker,
(gemachtigde: mr. W.G. ten Have),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt, verweerder,
(gemachtigde: mr. P.M. Suk).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende], te [plaats], derde-belanghebbende.
(gemachtigde: mr. W. Visser).
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder weerlegging van de door verzoeker ingediende zienswijze, aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Tegen het bestreden besluit heeft verweerder een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter bij brief van 31 mei 2023 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 18 juli 2023.
Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Derde-belanghebbende en haar gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen.
Feiten en omstandigheden
1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden.
1.1. Naar aanleiding van een ingediend handhavingsverzoek heeft een toezichthouder van de gemeente Oldambt op 7 februari 2023 een controle uitgevoerd op het perceel van verzoeker. Tijdens deze controle is onder meer geconstateerd dat er ongeveer 30 pallets (met 24 blikjes per tray) met energiedrank van het merk “Aladdin” in gebouw 2 op voormeld perceel te Winschoten zijn opgeslagen. Een pallet bevat 108 trays met 24 blikjes energie-drank per tray. Op dit adres is een onderneming met de naam “Aladdin Drinks International Winschoten” ingeschreven. Verder is er een bestelbus met reclame van “Aladdin drinks” erop aanwezig op voormeld perceel.
1.2. Naar aanleiding van de bevindingen van deze toezichthouder heeft verweerder bij brief van 14 februari 2023 aan verzoeker kenbaar gemaakt voornemens te zijn om handhavend op te treden.
Verder heeft verweerder met deze brief verzoeker in de gelegenheid gesteld om een zienswijze, gericht tegen dit voornemen, bij verweerder in te dienen.
1.3. Op 30 maart 2023 heeft een toezichthouder van de gemeente Oldambt een hercontrole uitgevoerd op voormeld perceel. Tijdens deze hercontrole heeft deze toezichthouder geconstateerd dat er ongeveer 20 pallets met trays van 24 blikjes energiedrank in de berging op voormeld perceel staan opgesteld. Desgevraagd heeft verzoeker daarover verklaard dat er ongeveer vijf pallets beschadigd zijn. Verder heeft verzoeker verklaard dat er enkel wordt geleverd aan zakelijke klanten en niet aan particulieren dan wel consumenten en dat er geen nieuwe leveringen zijn geweest van blikjes en de handel vanuit dit adres is gestaakt. De aanwezige voorraad dient enkel voor privé-gebruik en om gratis weg te geven aan nieuwe klanten. Dit weggeven zal plaatsvinden op beurzen en op locaties van nieuwe klanten, aldus verzoeker.
1.4. Verzoeker heeft bij brief van 27 april 2023 een zienswijze bij verweerder ingediend.
1.5. Naar aanleiding van de ingediende zienswijze heeft een toezichthouder van de gemeente Oldambt op 3 mei 2023 een hercontrole op voormeld perceel uitgevoerd. Tijdens deze hercontrole heeft deze toezichthouder geconstateerd dat er ongeveer 20 pallets met trays van 24 blikjes energiedrank staan opgesteld in gebouw 2 op voormeld perceel. Desgevraagd heeft verzoeker daarover verklaard dat de blikjes nu zijn privé-eigendom zijn en niet meer van zijn zoon. De blikjes worden niet meer vergeven uit naam van het bedrijf, maar door verzoeker zelf. De blikjes worden weggegeven zonder vergoeding aan derden (klanten en niet-klanten), aldus verzoeker.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder weerlegging van de door verzoeker ingediende zienswijze, aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
De aan verzoeker opgelegde dwangsom houdt in dat hij uiterlijk binnen twee weken na dagtekening van dit besluit de overtreding van artikel 23.5g van de planregels van het bestemmingsplan, in samenhang gelezen met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo dient te beëindigen en beëindigd dient te houden door de groothandelswerkzaamheden bestaande uit de opslag en distributie van dranken te staken en gestaakt te houden op voormeld perceel te Winschoten. Indien verzoeker niet, niet volledig of niet tijdig aan deze last voldoet, dan verbeurt hij een dwangsom van € 1.500,- per week of gedeelte daarvan met een maximum van € 15.000,-.
Toepasselijke regelgeving
3. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Overwegingen
4. Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Spoedeisend belang
5. Aangezien verzoeker een dwangsom verbeurt, acht de voorzieningenrechter het spoedeisende belang aan de zijde van verzoeker in dit geval gegeven.
Het geschil
6. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht een last onder dwangsom aan verzoeker heeft opgelegd wegens overtreding van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Is sprake van een overtreding
7. Verzoeker betoogt dat de pallets van het merk “Aladdin” weliswaar zijn opgeslagen in het bijgebouw op het perceel aan de Kloosterlaan 136, maar dat er vanuit dit perceel niet wordt verhandeld. In dit verband wijst verzoeker erop dat de pallets niet bedoeld zijn voor de verkoop en ook nooit met deze bedoeling zijn opgeslagen. Anders dan verweerder stelt, vinden er volgens verzoeker geen distributie- activiteiten plaats vanuit het perceel. In dat kader acht verzoeker van belang dat de pallets tijdelijk in de berging zijn opgeslagen, omdat de blikjes niet zijn voorzien van een statiegeldlogo. Vanaf 1 april 2023 is statiegeld verplicht gesteld bij drinkblikjes, aldus verzoeker. Om deze reden diende het bedrijf (Aladdin Drinks) de blikjes aan te passen. De fabriek heeft echter deze wijziging niet op tijd doorgevoerd, waardoor circa 25 pallets zonder statiegeldlogo zijn afgeleverd. Om deze reden konden deze pallets niet rechtstreeks afgeleverd worden bij klanten. Hierdoor was het bedrijf genoodzaakt om de pallets tijdelijk onder te brengen in een berging, aldus verzoeker.
Verder is een deel van deze blikjes (vijf pallets) beschadigd. Hiervoor loopt een aparte procedure bij de verzekeraar van de transporteur. Deze pallets dienen in de visie van verzoeker dan ook buiten beschouwing te worden gelaten.
Verder dient volgens verzoeker opgemerkt te worden dat de bedrijfsvoering van Aladdin Drinks zo is ingericht dat er geen handel op voorraad is. Dit houdt in dat er geen sprake is en kan zijn van een groothandel, aldus verzoeker. In dit verband wijst verzoeker erop dat er bij een groothandel sprake is van een grote voorraad van verschillende producten op een en dezelfde locatie. Verzoeker wijst erop dat de pallets normaal gesproken direct vanuit de haven worden afgeleverd bij klanten. Er is dus normaliter geen sprake van een vaste plek waar de voorraad eerst wordt opgeslagen, aldus verzoeker. Dat er nu wel een voorraad op het perceel aanwezig is heeft te maken met de eerder hier voren aangegeven omstandigheden.
Verder dient volgens verzoeker opgemerkt te worden dat het enkele feit dat er pallets zijn opgeslagen niet maakt dat er sprake is van een groothandel. Hoewel aan de definitie van groothandel wordt voldaan, maakt dat in de visie van verzoeker niet dat er ook in dit geval sprake is van een groothandel. Verzoeker wijst er in dat verband op dat hij niet de eigenaar is van de onderneming Aladdin Drinks. Alleen om deze reden is verzoeker al niet in staat om de pallets te verhandelen, aangezien hij daartoe gemachtigd moet worden. In dit verband heeft verzoeker te kennen gegeven dat zijn zoon als zijnde de eigenaar rechtstreeks vanuit de haven de waren aflevert bij supermarkten en horecaondernemingen, zonder dat het eerst wordt opgeslagen in een magazijn.
7.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, gelet op hetgeen op 7 februari 2023 en op 30 maart 2023 is geconstateerd door de toezichthouders, de activiteiten die plaatsvinden op voormeld perceel, aan te merken zijn als activiteiten die behoren tot de bedrijfsvoering van een groothandel. Immers wordt er - zoals door verzoeker is aangegeven - niet geleverd aan consumenten dan wel particulieren, maar enkel aan bedrijfsmatige klanten zoals super-markten, detailhandel en horecaondernemingen. Daarnaast acht verweerder het niet aannemelijk dat verzoeker de opgeslagen goederen enkel voor privédoeleinden gebruikt, gelet op de enorme hoeveelheid blikjes die hij thans in gebouw 2 heeft opgeslagen. Daarbij zijn de blikjes aangeschaft door het bedrijf Aladdin Drinks International (met KvK-nummer: 77861094, gevestigd op het adres van verzoeker) en is door verzoeker op 7 februari 2023 en 30 maart 2023 verklaard dat de blikjes niet worden verkocht aan consumenten, maar aan horecaondernemingen en supermarkten. De berging dient als opslag voor een groothandel en is hierdoor onderdeel van de groot-handel. Dat er volgens verzoeker niet (meer) wordt verhandeld vanaf het perceel doet aan vorenstaande niets af. Dit geldt eveneens voor het feit dat op deze blikjes geen statiegeld zit.
Gelet op vorenstaande wordt aan de definitie van een groothandel. Er wordt immers bedrijfsmatig op grote schaal vanaf verzoekers perceel gehandeld en verzoeker levert daarbij aan horecaondernemingen en supermarkten. Verzoeker heeft daarbij expliciet verklaard dat er niet aan particulieren dan wel consumenten wordt geleverd. Verzoeker heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat van een groothandel geen (of niet langer) sprake is. Doordat de activiteiten aan te merken zijn als een groothandel, handelt verzoeker in strijd met artikel 23.5g van de planregels van het bestemmingsplan. Verzoeker overtreedt hiermee artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
7.2.1. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder bij gebrek aan omschrijving van het begrip groothandel in het bestemmingsplan terecht aansluiting heeft gezocht bij de omschrijving van dit begrip in het woordenboek Van Dale (vgl. Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State (AbRvS), 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2862). In de Van Dale wordt een groothandel omschreven als een bedrijf dat in het groot handelt, dat aan de detailhandel levert.
7.2.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de activiteiten van verzoeker op voormeld perceel kunnen worden aangemerkt als groothandel. Evenzeer heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter, nog afgezien van voormelde definitie van groothandel in de Van Dale, terecht op het standpunt gesteld dat het op grote schaal opslaan van blikjes energiedrank door verzoeker op voormeld perceel en het verhandelen daarvan vanaf dit perceel door verzoeker niet in overeenstemming is met de op dit perceel rustende bestemming “Wonen-1”. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat uit de controlerapportages van de toezichthouders naar voren komt dat er sprake is van de opslag van tienduizenden blikjes energiedrank op voormeld perceel, waarbij verzoeker meerdere malen heeft verklaard dat die blikjes uitsluitend zijn bestemd voor de levering aan horecaondernemingen en supermarkten, maar niet aan consumenten of particulieren. Daarbij heeft verweerder van belang kunnen achten dat de blikjes energiedrank zijn aangeschaft door het bedrijf Aladdin Drinks International met het KvK-nummer 77861094, gevestigd op het adres van verzoeker. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat de door hem feitelijk verrichte activiteiten op voormeld perceel in overeenstemming zijn met artikel 23.5g van de planregels van het bestemmingsplan. Deze grond van verzoeker slaagt niet.
7.2.3. Uit rechtsoverweging 7.2.2. volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift, zodat verweerder bevoegd en in beginsel verplicht is tot handhavend optreden. In hetgeen verzoeker ter zitting naar voren heeft gebracht met betrekking tot de feitelijke situatie, in die zin dat er bij wijze van uitzondering sprake zou zijn van grootschalige opslag van energiedrank op het perceel van verzoeker om meergenoemde en hier voren aangehaalde redenen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er gerede twijfel of hetgeen verzoeker in dit verband naar voren heeft gebracht in alle opzichten kan worden gevolgd. Zo staat vast dat op het adres van verzoeker het bedrijf Aladdin Drinks staat ingeschreven. Verder moet uitgaande van wat verzoeker zelf heeft verklaard worden aangenomen dat hij -al dan niet met instemming van zijn zoon- gerechtigd is de thans aanwezige (grootschalige) opslag te verhandelen. Dat verzoeker de voorraad gratis zou weggeven komt de voorzieningenrechter niet aannemelijk voor, onder meer nu hij ter zitting heeft aangegeven niet te kunnen garanderen dat deze voorraad binnen zes weken na heden zal zijn verdwenen. Dat de in geding zijnde opslag op het perceel van verzoeker een toevallige omstandigheid betreft omdat een statiegeldlogo op de blikjes frisdrank zou ontbreken, maakt vorenstaande niet anders. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat de opslag een aanvang heeft genomen ruim voor de datum waarop de verplichting tot het heffen van statiegeld op blikjes frisdrank van kracht werd.
Conclusie
8. Gelet op de voorgaande overwegingen dient de houdbaarheid van het bestreden besluit in de bezwaarfase als overwegend positief te worden ingeschat. Dit brengt met zich dat er geen aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe van verzoeker wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestaat geen aanleiding.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.
w.g. griffier w.g. voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:81
1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningen-rechter van de bestuursrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 5:1
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
2. Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Artikel 5:31d
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:32
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Artikel 5:32a
1. De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
Artikel 5:32b
1. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.
2. Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
3. De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk;
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
(…)
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12.
Artikel 2.12
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (…):
1. met toepassing van de in het bestemmingsplan (…) opgenomen regels inzake afwijking.
(…)
Bestemmingsplan “Winschoten-Zuid, Lanengebied, Bomenbuurt en Kloostervallei”
Ingevolge het bestemmingsplan “Winschoten-Zuid, Lanengebied, Bomenbuurt en Kloostervallei” is aan het perceel de bestemming “Wonen-1” toegekend.
Artikel 1 Begrippen
1.5
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten en waarbij het woonhuis de uitstraling van de woonfunctie behoudt. Een voorbeeldlijst is opgenomen in Bijlage (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1895.02BP0009-0402/b_NL.IMRO.1895.02BP0009-0402_rb2.pdf) onder categorie A.
(…)
1.3
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Artikel 23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen-1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met:
1. ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 2 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1895.02BP0009-0402/b_NL.IMRO.1895.02BP0009-0402_rb2.pdf) onder de categorie A en B,
(…),
met daaraan ondergeschikt:
e. woonstraten en paden;
f. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
g. parkeervoorzieningen;
h. nutsvoorzieningen;
i. groenvoorzieningen;
j. speelvoorzieningen;
k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
l. tuinen, erven en terreinen;
m. energievoorzieningen;
n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 23.2 Bouwregels
23.2.1
Algemeen
De gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste:
a. 200 m² bedragen, bij percelen met een kleinere oppervlakte dan 600 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt.
b. 300 m² bedragen, bij percelen met een grotere oppervlakte dan 600 m² tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt.
Artikel 23.5.1 Toegestaan gebruik
In overeenstemming met deze bestemming is het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
a. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
b. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
c. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
d. de aan-huis-verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep of bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
e. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door alleen de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
f. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert, dan wel geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving, hetgeen betekent dat:
1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
2. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden;
3. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse;
4. ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein dan wel wordt aangetoond dat er voldoende parkeerruimte is in de omgeving;
g. de bedrijfsactiviteiten uitsluitend toegestaan zijn indien deze voorkomen in of gelijk te stellen zijn met de milieucategorieën 1 en 2 als vermeld in Bijlage 1 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1895.02BP0009-0402/b_NL.IMRO.1895.02BP0009-0402_rb1.pdf), met dien verstande dat een groothandel niet is toegestaan;
h. het karakter van de woonomgeving behouden blijft, in die zin dat reclame-uitingen beperkt blijven tot aan de gevel gemonteerde naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,50 m² en gevel veranderingen ten behoeve van bedrijfsuitoefening niet plaatsvinden.
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m mag bedragen.