De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 24 juni 2021 heeft de rechtbank Noord-Nederland veroordeelde, wegens opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (gemaximeerd).
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 9 juli 2021.
Het advies van de instelling
In voornoemd verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Veroordeelde is een 62-jarige vrouw bij wie sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale trekken en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is er sprake van stoornissen in het gebruik van benzodiazepines en van alcohol
(momenteel in remissie in een gecontroleerde omgeving). Veroordeelde is bovendien vanaf haar 20e bekend met ernstige recidiverende automutilatie door medicatie-inname, zichzelf snijden en steken en brandstichting.
Bij veroordeelde is sprake van een constant conflict tussen de behoefte aan autonomie enerzijds en de behoefte aan zorg en nabijheid anderzijds. Veroordeelde wil graag alles zelf kunnen bepalen, maar zij beseft tegelijkertijd dat zij het beste functioneert onder begeleiding. Veroordeelde stelt echter hoge eisen aan de hulpverlening en haar spanningen kunnen verder oplopen als niet aan deze hoge verwachtingen wordt voldaan, hetgeen kan leiden tot risico's op agressie naar zichzelf of anderen.
Sinds veroordeelde op de huidige afdeling verblijft, functioneert zij duidelijk stabieler. Er is geen sprake meer geweest van automutilatie en ze is beter in contact met het team en medecliënten. In de loop van de tijd is zij het begeleidend en behandelend team wat meer gaan vertrouwen, waardoor zij makkelijker zaken bespreekbaar maakt. Veroordeelde is doorgaans correct in het contact. Ondanks het relatief positieve beeld dat veroordeelde laat zien op de huidige afdeling, zijn er nog regelmatig momenten waarop zij zich ontevreden uit over de hulp die zij krijgt. De huidige setting en maatregel werken hierin beschermend; bij resocialisatie, als hulpverlening meer op afstand komt, wordt ingeschat dat er risico's zullen ontstaan bij ervaren onvrede over de hulpverlening. Op momenten dat de spanning oploopt, wat meestal gebeurt als veroordeelde zich onvoldoende geholpen of niet serieus genomen voelt, gebeurt het ook op de huidige afdeling dat zij oplopende boosheid en frustratie op een inadequate, verbaal denigrerende of passief-agressieve manier uit. In een setting waarin geen of minder structuur en een lage mate van begeleiding aanwezig is, zal de spanning blijven oplopen en zal zij hier zelfstandig niet uitkomen, hetgeen ertoe zal leiden dat het recidiverisico toeneemt. Zonder de huidige maatregel schatten wij dit risico hoog in.
Op korte termijn zal een aanvraag transmuraal verlof voor overplaatsing naar de [instelling] in gang worden gezet. Als einddoel wordt een begeleide of beschermde woonvorm voorzien, met begeleiding die nabij is en te allen tijde beschikbaar is, waarbij onze verwachting is dat de bescherming van een zorgmachtiging noodzakelijk zal zijn na beëindiging van de terbeschikkingstelling. Gelijktijdig met de aanvraag transmuraal verlof zal ook een aanvraag voor (semi-)onbegeleid verlof worden ingediend.
Vanwege de mogelijke risico's en de spanningen die het onbegeleid verlof veroordeelde oplevert, is voor een tussenstap in de vorm van semi-onbegeleid verlof gekozen. Dit is ook de reden dat is gekozen voor een overplaatsing naar FPA-niveau binnen [instelling] en nog niet direct binnen de regio van herkomst, waar het slachtoffer in de buurt woont. Terugplaatsing naar de regio van herkomst is in principe wel het doel. Dit leidt er echter wel mede toe dat voor het nog te volgen behandeltraject de nog resterende twee jaar nodig zijn.
Vrij in de maatschappij zonder zorg in het kader van een terbeschikkingstelling wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. De komende tijd zal worden gebruikt om te zien hoe veroordeelde omgaat met stapsgewijs toenemende vrijheden, een plaatsing binnen een lager beveiligingsniveau met een lagere begeleidingsintensiteit en om de benodigde omgevingsprothese voor in de toekomst verder vorm te geven. De kliniek adviseert de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met een periode van twee jaar te verlengen.
Ter zitting heeft deskundige mw. E.N. de Vries het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
De kliniek heeft inmiddels transmuraal verlof aangevraagd. Deze aanvraag is door de interne commissie positief beoordeeld en ligt nu bij het ministerie. Na goedkeuring van het ministerie zal veroordeelde overgeplaatst worden naar de [instelling] . Veroordeelde staat daarvoor al op de wachtlijst. De verwachting is dat zij binnen een paar maanden overgeplaatst zal worden. De aanvraag voor (semi-)onbegeleid verlof is door de interne commissie afgewezen. De interne commissie wil eerst de overplaatsing naar de FPA afwachten. Zodra veroordeelde is overgeplaatst en op dat beveiligingsniveau naar behoren functioneert, zal de kliniek opnieuw een aanvraag indienen tot (semi)onbegeleid verlof. Het behandeltraject zal zich in de komende periode vooral richten op het omgaan met meer vrijheden, het omgaan met boosheid, de emoties richting het slachtoffer en het misbruik van alcohol. Voor het behandeltraject zijn de resterende twee jaar van de terbeschikkingstelling nodig. De kliniek heeft geen onderzoek gedaan naar een traject met voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. Voorts wordt nog onderzocht of het einddoel, dat veroordeelde terug gaat naar de regio van herkomst, haalbaar is.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar. Uit het verlengingsadvies van de kliniek en de toelichting daarop ter zitting blijkt dat de stoornis, waaraan veroordeelde lijdt, nog aanwezig is en dat tevens nog sprake is van recidivegevaar.
Veroordeelde zet stappen in de juiste richting, maar de behandeling zal zeker nog twee jaar duren. De officier van justitie ziet daarom geen aanleiding om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en haar raadsman
De veroordeelde en haar raadsman hebben zich verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar. De raadsman heeft dit standpunt als volgt toegelicht:
De verdediging ziet bij de behandelaren onvoldoende de urgentie om de beoogde doelen daadwerkelijk te behalen binnen de voor deze terbeschikkingstelling geldende gemaximeerde periode van vier jaar. We zijn nu op de helft van de beschikbare tijd voor de maatregel en veroordeelde verblijft nog steeds op de behandelafdeling van de [instelling] . De kliniek wil veroordeelde binnen de resterende termijn overplaatsen naar de [instelling] , daarna dient veroordeelde te worden overgeplaatst naar een FPA in de regio van herkomst en tot slot dient een plek te worden gevonden waar veroordeelde beschermd of begeleid kan wonen. Dat plan is erg ambitieus gelet op de korte tijd die wij nog hebben. Te meer nu het einddoel niet duidelijk is. Immers, de kliniek weet nog niet zeker of veroordeelde wel terug kan naar de regio van herkomst.
De verdediging stelt zich daarom op het standpunt dat de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd met één jaar. Een verlenging met één jaar dwingt de kliniek om scherper te kijken naar het einddoel. Bovendien kan volgend jaar gekeken worden of veroordeelde in het kader van een zorgmachtiging opgenomen kan worden. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kan ook gekeken worden of de terbeschikkingstelling voorwaardelijk kan worden beëindigd. De kliniek komt dan meer op afstand te staan en de reclassering wordt dan vroegtijdig betrokken bij de behandeling.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de strafmotivering in het onderliggende vonnis vast dat de terbeschikkingstelling is gemaximeerd tot een periode van vier jaar.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt verlengd. De eerder bij veroordeelde geconstateerde stoornissen zijn immers nog aanwezig en veroorzaken blijkens het advies - zonder de juiste behandeling, begeleiding en structuur, gevaar voor recidive.
De rechtbank zal, anders dan het advies van kliniek en de vordering van de officier van justitie, de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde verlengen met één jaar.
Daartoe overweegt de rechtbank dat de terbeschikkingstelling is gemaximeerd tot een periode van vier jaar, hetgeen met zich meebrengt dat de zorg voortvarend dient te worden afgeschaald. De kliniek heeft op dit moment niet een specifiek einddoel voor ogen en heeft ook geen onderzoek gedaan naar een traject met voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank acht het daarom aangewezen om de terbeschikkingstelling niet met twee, maar met één jaar te verlengen. Voor de volgende verlengingszitting kan dan worden onderzocht of veroordeelde vroegtijdig met een zorgmachtiging kan worden opgenomen of dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk dient te worden beëindigd, zodat de zorg in dat kader kan worden afgeschaald en de reclassering vroegtijdig bij de behandeling kan worden betrokken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.