ECLI:NL:RBNNE:2023:307

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
18/184171-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling, veroordeling voor mishandeling in café te Emmen

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er alternatieve scenario's niet konden worden uitgesloten. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 21 juli 2022 in Emmen, waarbij de verdachte en het slachtoffer, de heer [slachtoffer 1], in de woning van de verdachte werden aangetroffen, beiden onder invloed van alcohol en omringd door bloed. De rechtbank concludeerde dat het niet duidelijk was wat er precies was gebeurd en dat het mogelijk een ongeluk was. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor mishandeling en poging tot zware mishandeling van een andere persoon, [slachtoffer 2], op 17 juli 2022. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor deze feiten, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte had glazen en een pinautomaat naar [slachtoffer 2] gegooid, wat leidde tot verwondingen. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de agressie van de verdachte zelf uitging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 22 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht van de reclassering en een alcoholverbod.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/184171-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats]), wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. Bosma, advocaat te Spier. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. zij op of omstreeks 21 juli 2022 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomenmisdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een kapot/gebroken wijnglas, althans een scherp voorwerp in de buik en/of de borst en/of het been en/of de hand(en) van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 juli 2022 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een kapot/gebroken wijnglas, althans een scherp voorwerp in de buik en/of de borst en/of het been en/of de hand(en) van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. zij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] - tegen het hoofd/gezicht te slaan, en/of
  • in het gezicht en/of op de armen te krabben, en/of
  • tegen het lichaam te schoppen/trappen;
3. zij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (met kracht) (een) glas/glazen en/of een pinautomaat in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met (een) glas/glazen en/of een pinautomaat in de richting van die [slachtoffer 2] te gooien; en/of zij op of omstreeks 17 juli 2022 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk glazen en/of een pinautomaat en/of een spiegel, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 subsidiair, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de heer [slachtoffer 1] heeft gestoken en gesneden. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte en de heer [slachtoffer 1] in de woonkamer van verdachte zijn aangetroffen in een grote hoeveelheid bloed. De heer [slachtoffer 1] had meerdere verwondingen op zijn borst, buik en benen. Deze verwondingen zijn door de verbalisanten ter plaatse herkend als zijnde steekwonden. In de 112-melding door de heer [slachtoffer 1], wordt gesproken van een incident waarbij is gesneden met een stuk glas. In een tapgesprek met een vriendin heeft de heer [slachtoffer 1] gezegd dat verdachte hem heeft gestoken. Dit steken en snijden kan volgens de officier van justitie echter niet worden aangemerkt als een poging doodslag nu onvoldoende duidelijkheid bestaat over de precieze wijze waarop de verwondingen bij de heer [slachtoffer 1] zijn ontstaan en de ernst van die verwondingen. Wel is volgens de officier van justitie sprake van een poging zware mishandeling. Bij de heer [slachtoffer 1] was sprake van fors bloedverlies en medische behandeling voor zijn verwondingen was noodzakelijk. Gezien de locatie van de verwondingen was de kans aanwezig dat het steken en snijden door verdachte zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou hebben.
Ten aanzien de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat. Uit het dossier blijkt niet van een situatie waarin verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, zodat van noodweer geen sprake is. Het opzet op het zwaar lichamelijk letsel, zoals onder feit 3 is ten laste gelegd, blijkt volgens de officier van justitie uit het gericht en van dichtbij gooien van glazen naar aangever.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij het onder 1 ten laste gelegde feit niet heeft gepleegd. Zij kan zich niet precies herinneren wat er die avond is gebeurd, maar het kan niet anders zijn dan dat het een ongeluk is geweest. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde feit verklaart verdachte dat zij zich heeft moeten verdedigen tegen een mishandeling door aangever.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat er alternatieve scenario’s zijn die de verwondingen van aangever kunnen verklaren. Het is mogelijk dat verdachte en de heer [slachtoffer 1] beiden zijn gevallen op het glas. Het is ook mogelijk dat eerst het glas is stukgevallen en dat daarna de heer [slachtoffer 1] op dat glas is gevallen. Hoe het ook zij, een ongeluk, zoals zowel verdachte als de heer [slachtoffer 1] verklaren, is niet uit te sluiten. Daarnaast voert de raadsvrouw aan dat het tapgesprek geen bewijs oplevert voor het onder feit 1 ten laste gelegde. Het gesprek is niet geheel woordelijk opgeschreven. De vertaling is niet steeds correct en cruciale afzwakkende woorden zijn weggelaten. Tevens zijn andere tapgesprekken die mogelijk ontlastend zijn voor verdachte niet uitgewerkt. De verdediging is hierdoor benadeeld.
Ten aanzien van het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw een beroep gedaan op noodweer. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zich heeft willen verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door vijf mannen, waaronder aangever, waarbij zij werd geschopt en geslagen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde nu de wederrechtelijkheid, die impliciet besloten ligt in het bestanddeel “mishandeld”, van de gedraging van verdachte ontbreekt. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde leidt het beroep op noodweer - zo begrijpt de rechtbank - tot een ontslag van alle rechtsvervolging van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de politie op 21 juli 2022 na een 112-melding naar de woning van verdachte is gegaan. Ter plaatse troffen zij in de woonkamer verdachte en de heer [slachtoffer 1] aan, allebei flink onder invloed van alcohol. Beiden zaten op de grond in een grote hoeveelheid bloed. De heer [slachtoffer 1] had verwondingen op zijn buik, borst en benen. Verdachte had een verwonding aan haar duim. Voor de bank lag een gebroken en bebloed wijnglas. Wat er die avond precies tussen verdachte en de heer [slachtoffer 1] is gebeurd, is na het onderzoek ter terechtzitting niet duidelijk komen vast te staan. De heer [slachtoffer 1] heeft geen aangifte willen doen. Voorts heeft hij geen onderzoek toegestaan aan de verwondingen die hij had. Zowel hij als verdachte verklaren dat het een ongeluk is geweest. Op grond van het dossier kan dit scenario niet worden uitgesloten. Het dossier biedt onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat sprake is geweest van een geweldshandeling gepleegd door verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspraken van zowel de poging doodslag als de poging zware mishandeling.
Bewezenverklaring feit 2 en feit 3 primair
De rechtbank acht het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 17 januari 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend
Ik was in die bar. Ik ben naar achteren gelopen, naar de glazen en de pinautomaat. Ik heb een paar glazen naar [slachtoffer 2] gegooid. Ook de pinautomaat heb ik gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte
(met fotobijlagen)d.d. 17 juli 2022, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100/2022184733 d.d. 23 juli 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 17 juli 2022 kwam een vrouw mijn zaak, [naam café] te Emmen, binnenlopen. Ik vroeg aan de vrouw of ze mijn zaak wilde verlaten omdat ze voor overlast zorgde. Vlak voor de deur begon ze tegen te werken. Ze rukte zich los en begon mij te schoppen en te krabben. Ik ben door de vrouw in mijn gezicht en op mijn beide armen gekrabd. Ik heb de vrouw daarop los gelaten en ben richting de bar gelopen. Toen ik achter de bar stond, zag ik dat de vrouw mijn kant op kwam. De vrouw stond voor de bar, pakte daar twee glazen en gooide beide glazen met kracht mijn richting op. Ik kon deze glazen ontwijken. Vervolgens zag ik de vrouw naar mijn kassa lopen. Ik zag dat de vrouw het pinsysteem van de bar rukte. Vervolgens zag ik dat de vrouw ook het pinsysteem met kracht mijn kant op gooide. Ik kon het pinsysteem ontwijken. Door het geweld van de vrouw heb ik pijn en letsel opgelopen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 juli 2022,opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam]:
De vrouw werd steeds vervelender. Ze vertrok niet en ze is naar de voordeur gebracht/geduwd. Bij de voordeur aangekomen draaide de vrouw zich om. Ze begon wild op [slachtoffer 2] in te slaan. Ze raakte daarbij het hoofd van [slachtoffer 2]. Ze was hysterisch en sloeg als wilde om zich heen. [slachtoffer 2] heeft haar vervolgens naar buiten gedrukt. Nog geen paar tellen later stond de vrouw weer in de zaak. Ze pakte een glas en een flesje van de bar en gooide dit met kracht richting [slachtoffer 2] die achter de bar stond. De vrouw stond op nog geen 1,5 meter van [slachtoffer 2] af met de bar tussen hun in. Ze heeft [slachtoffer 2] verder ook nog geschopt en geslagen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2022,opgenomen op pagina 17 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant]:
Van de [naam café] heeft de politie camerabeelden ontvangen. Ik zag dat aangever [slachtoffer 2] vanuit de ingang/uitgang richting de bar liep. Ik zag dat [slachtoffer 2] achter de bar ging staan. Ik zag dat de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] vanuit de ingang/uitgang naar de bar loopt. Ik zag dat [verdachte] 2 glazen pakte en deze naar [slachtoffer 2] gooide die achter de bar stond. Ik zag dat de afstand tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] erg klein was. Ik zag dat [slachtoffer 2] wegliep. Ik zag dat [verdachte] achter [slachtoffer 2] aan liep en een pinautomaat pakte. Ik zag dat
[verdachte] de pinautomaat gooide richting [slachtoffer 2]. Ik zag dat 2 mannen [verdachte] vastpakten en haar naar buiten begeleidden.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 17 juli 2022 te Emmen aangever heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan, in het gezicht en op de armen te krabben en tegen het lichaam te schoppen Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte gericht, op korte afstand en met kracht glazen en een pinautomaat in de richting van aangever heeft gegooid, terwijl deze achter een bar stond. Met deze gedraging heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel bij aangever zou ontstaan. Dat het zo ver niet is gekomen, is te danken aan het feit dat aangever de glazen en de pinautomaat heeft kunnen ontwijken.
Met betrekking tot het beroep op noodweer is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat in de bewijsmiddelen geen steun gevonden wordt voor de aanwezigheid van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen de verdediging noodzakelijk was. Uit de bewijsmiddelen blijkt juist dat de agressie uitging van verdachte zelf. Gelet op het vorengaande faalt het beroep op noodweer.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2. zij op 17 juli 2022 te Emmen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
  • tegen het hoofd te slaan, en
  • in het gezicht en op de armen te krabben, en
  • tegen het lichaam te schoppen;
3. zij op 17 juli 2022 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met kracht glazen en een pinautomaat in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 2: mishandeling
Feit 3 primair: poging tot zware mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het noodweerverweer - niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 82 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft hierbij enerzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte in een tijdsbestek van een week meerdere geweldsdelicten heeft gepleegd waarbij zij onder invloed was van alcohol. Anderzijds houdt de officier van justitie rekening met de goede weg die verdachte sinds haar schorsing uit voorlopige hechtenis is ingeslagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Voorts dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen uit het reclasseringsrapport.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over verdachte verschenen rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten, waaronder een poging tot zware mishandeling waarbij gebruik is gemaakt van een voorwerp. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden. Indien er sprake is van een poging, wordt de straf met één derde verminderd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aanzienlijk af te wijken van deze oriëntatiepunten. De rechtbank weegt hierbij mee dat verdachte zonder duidelijke aanleiding en onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol gericht, op korte afstand en met kracht glazen en een pinautomaat naar aangever heeft gegooid. Daarnaast heeft zij aangever kort hiervoor ook mishandeld door hem te slaan, krabben en schoppen.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het reclasseringsrapport van 10 januari 2023 waaruit blijkt dat verdachte zich houdt aan de bijzondere voorwaarden die zijn opgesteld in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Zij stelt zich meewerkend op en staat open voor hulpverlening. Er bestaan bij de reclassering wel zorgen op het gebied van het psychosociaal functioneren en het (eerdere) alcoholgebruik van verdachte. De reclassering adviseert daarom aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Alle omstandigheden in acht genomen, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 120 dagen waarvan 22 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat zij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan deze voorwaarden te zullen houden.
De op te leggen straf is lager dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, nu de rechtbank -anders dan de officier van justitie- tot een vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit komt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 22 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 jaar,de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Veroordeelde zich meldt binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering vanVNN op het adres [straatnaam] te Emmen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Poli van VNN of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Supèr, voorzitter, en mr. M.AM. Wolters en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2023.
Mr. Supèr is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.