ECLI:NL:RBNNE:2023:3048

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
18-247325-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een rechtspersoon wegens medeplegen van de handel in hennepstekken en het medeplegen van het te koop aanbieden en het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor de professionele hennepteelt

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een rechtspersoon, hierna te noemen 'verdachte', die werd beschuldigd van het medeplegen van de handel in hennepstekken en het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen bestemd voor professionele hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in de periode van 18 januari 2019 tot en met 22 mei 2019, in Heerenveen en/of Leeuwarden, meerdere malen hennepstekken heeft verkocht en dat zij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 3 juni 2019, stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden of voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist dat deze bestemd waren voor de hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 30.000.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek door de politie, waarbij op 3 juni 2019 doorzoekingen zijn uitgevoerd in de vestigingen van verdachte. Tijdens deze doorzoekingen zijn hennepstekken en diverse goederen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor de professionele teelt van hennep. De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen dat de verdachte en haar medewerkers zich gedurende een langere periode hebben beziggehouden met de verkoop van hennepstekken en het aanbieden van goederen die bestemd zijn voor de hennepteelt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, die met meer dan twee jaar was overschreden.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 30.000 toegewezen, en heeft de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft daarbij de artikelen 23, 24c, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet toegepast.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.247325.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 25 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

statutair gevestigd te [adres] , postadres: [adres] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2023 en 11 juli 2023 (sluiting).
Verdachte is verschenen in de persoon van haar vertegenwoordiger [naam 1] , bijgestaan door mr.
R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode 18 januari 2019 tot en met 22 mei 2019, in Leeuwarden en/of Heerenveen, althans in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging een of meerdere anderen, althans alleen,
(telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meerdere malen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van (veel) meer dan 200, althans een groot aantal, hennepstekken en/of hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 3 juni 2019, althans op of omstreeks 3 juni 2019, in Leeuwarden, althans in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, meerdere malen, althans eenmaal, stoffen en voorwerpen te koop hebben dan wel heeft aangeboden of voorhanden hebben dan wel heeft gehad, te weten:
(vestiging(en)) Heerenveen en/of (vestiging(en)) Leeuwarden)
de 506, althans een of meerdere, goederen genoemd in het proces-verbaal met het overzicht van door [bedrijf 1] aan [vennootschap 1] geleverde goederen, die in de aanwijzing Opiumwet ingedeeld zijn onder categorie 1: hoog, waaronder maar niet beperkt tot:
  • een groot aantal, althans een of meerdere, slakkenhuisventilatoren (van 250 tot en met 5.000 m3) van het merk Torin en/of Nicotra,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, (MDF en/of metalen) kisten en/of softboxen (van 250 toten met 5.000 m3) van het merk Torin, Nicotra en/of Airfan,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, (flexibele) slangen Combiconnect en Sonoconnect,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, slangklemmen, flensen, verbindingsstukken,verloopstukken en/of broekstukken,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, koolstoffilters (van 800 tot en met 3.100 m3) van hetmerk Can-Lite en/of Wilco,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, fancontrollers van het merk Airtech,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, keramische kachels (van 1.000 tot en met 3.000 Watt) van het merk Atomic,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, verpakkingen en/of eenheden voeding en/of groeimiddelen/of bestrijdingsmiddel (van 250 ml tot en met 10 liter) onder andere van het merk Canna, Aptus, Biobizz, Ferro, Ecolizer, B’cuzz, Plagron en/of Hy-Pro,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, (water)vatten (van 100 tot en met 750 liter) onderandere van het merk RP PRO en/of AquaKing en/of Gardena,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, stekblokken van het merk Cutilene en/of Grodan,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, lampen en/of verlichtingselementen (van 80 tot en met
1.000 Watt) van het merk Osram, Philips en/of ELT,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, verpakkingen en/of eenheden (pot)grond en/of(teel)aarde en/of cocos(slabs) van het merk Plagron, B’cuzz en/of Canna,
  • een grote hoeveelheid, althans een of meerdere, pH-meters van het merk Eutech, Hanna en/ofBluelab,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, verpakkingen en/of eenheden ijkvloeistof van het merkEutech en/of Hanna,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, (handmatige en/of elektrische) Tumble Trimmers,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, één of meerdere kweektenten (met een afmeting van
90x90x185 cm tot en met 300x300x235 cm) van het merk Secret Jardin en/of Mammoth,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, gripzakken (van één kilo)
  • een groot aantal, althans een of meerdere, droognetten (van 59x59 cm tot en met 80x80 cm) vanhet merk Dryline,
(zie: proces-verbaal van bevindingen, pag. 566 ev. van het procesdossier)
en/of
(vestiging(en)) Leeuwarden)
de, althans een of meerdere, goederen, genoemd in de kennisgeving van inbeslagneming, die (in en/of bij de vestiging) in Leeuwarden in beslag zijn genomen, waaronder maar niet beperkt tot:
  • een grote hoeveelheid, althans één of meerdere, verpakkingen en/of eenheden (van 250 ml tot enmet 20 liter) met voeding en/of groeimiddel en/of bestrijdingsmiddel (onder andere) van het merk Plagron, Canna, Bio Green, Dutch Pro, DrFertigo, Hy-Pro en/of Gout,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, flenzen en/of verlengstukken (in meerdere en/ofverschillende soorten en/of maten),
  • een groot aantal (van 11.700), althans een of meerdere, (kleine en grote) stekblokken,
  • een of meerdere, kweektenten,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, tijdschakelaars onder andere van het merk Grasslin,SMSCOM en/of Le Grand,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, (dompel)pompen (van 400 tot en met 12.000 liter) onderandere van het merk RP en/of Tallas,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, (assimilatie)lampen en/of verlichtingselementen (van 200 tot en met 1.000 Watt) onder andere van het merk Dimlux en/of Osram,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, pH-meters en/of benodigdheden onder andere van hetmerk Hanna en/of Adwa,
  • een of meerdere klimaatregelaars,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, (kist)ventilatoren,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, slakkenhuizen (van 550 tot en met 4.250 m3),
  • een groot aantal, althans een of meerdere, koolstoffilters,
(zie: kennisgeving van inbeslagneming)
en/of
de, althans een of meerdere, goederen genoemd in het proces-verbaal van bevindingen van doorzoeking (van de vestiging) in Leeuwarden, waaronder maar niet beperkt tot:
  • een of meerdere (stellingen met) kweekschema’s van het merk Canna,
  • een of meerdere (stellingen met) boekjes en/of folders en/of magazines omtrent voeding, onderandere afkomstig van het merk Canna en/of Dutch Pro,
  • een of meerdere magazines betreffende hennepteelt (‘Highlife’),
  • een groot aantal, althans een of meerdere, goederen bestemd voor elektrische installatie,
  • een of meerdere (compleet) ingerichte kweektenten,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, jerrycans en/of verpakkingen met groeimiddel, onderandere van het merk Gout,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, blauwe tonnen,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, dompelpompen,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, (pallets met) stekblokken,
  • een groot aantal, althans een of meerdere, (zakjes met) hennepzaden,(zie: proces-verbaal van bevindingen, pag. 534 ev. van het procesdossier)
waarvan zij, en hun althans haar mededader(s), wist(en) dat deze stoffen en/of voorwerpen bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Opmerking vooraf

Uit het dossier volgt dat vertegenwoordiger [naam 1] (middellijk) bestuurder was van onder andere de vennootschappen [vennootschap 1] , [verdachte] en [vennootschap 2] . Deze bedrijven waren onder andere actief als [bedrijf 2] , met vestigingen in Leeuwarden en Heerenveen.
Vertegenwoordiger [naam 1] heeft verklaard dat [vennootschap 1] de vestiging in Heerenveen dreef, dat [verdachte] de vestiging in Leeuwarden dreef (ook handelend onder de naam ‘ [vennootschap 1] ’) en dat [vennootschap 2] . als groothandel in tuinbouwartikelen opereerde. Waar in dit vonnis ‘ [vennootschap 1] ’ wordt genoemd, wordt onder verwijzing naar de vestigingsplaats een van beide vennootschappen bedoeld.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, op grond van zowel iedere hierna te noemen grond afzonderlijk, als alle gronden in samenhang bezien:
Strijd met het beginsel van een fatsoenlijke procesorde en overschrijding van de redelijke termijnmet twee jaren. De redelijke termijn is aangevangen bij de doorzoekingen op 3 juni 2019. Ondanks vele verzoeken van de verdediging en concrete toezeggingen van het OM is de zaak niet eerder op zitting ingepland.
WOD (Werken onder dekmantel)-traject. De twee pseudokopers hebben onjuist en/of onvolledigverklaard, gelet op de andersluidende verklaring van getuige [getuige 1] . Daarnaast hebben zij geprobeerd om een medewerker van [vennootschap 1] (vestiging Heerenveen) strafbare feiten te laten plegen, terwijl zijn opzet daarop niet was gericht (Tallon-criterium). Dit alles is in strijd met het beginsel van een zuiver oogmerk en het verbod tot uitlokking.
Camerabeelden. De camerabeelden van het bedrijfsterrein in Leeuwarden zijn in beslag genomenen de vertegenwoordiger van verdachte heeft nadien een kopie van de politie ontvangen, maar hij kan niet controleren of al het beeldmateriaal is overgezet. Daarnaast zijn de camera’s bedekt tijdens de doorzoeking. De waarheidsvinding is hierdoor onmogelijk gemaakt.
Strijd met het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van een zuiver oogmerk. Mevrouw [naam 2] en deheer [naam 3] zijn onterecht niet als verdachten zijn aangemerkt, terwijl zij ruimte [adres] gebruikten waar de hennepstekken zijn aangetroffen. Het belastend bewijsmateriaal wordt zonder nader onderzoek naar deze personen aan verdachte toegerekend.
Strijd met de onschuldpresumptie in de onderbouwing van vorderingen tot het opvragen vangegevens (BOB-dossier). Verdachte wordt hierin als “dader” gepresenteerd.
Gissingen en (onjuiste) aannames in processen-verbaal van de politie. De gissingen en aannamesdragen bij aan negatieve beeldvorming met als doel (de vertegenwoordiger van) verdachte te veroordelen. Dit is in strijd met het beginsel van een zuiver oogmerk.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hij ontvankelijk is in de vervolging.
Oordeel van de rechtbank
Wettelijk kader
Uit artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering volgt dat de rechter rechtsgevolgen kan verbinden aan de vaststelling dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen, namelijk als het verzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces, die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – “the proceedings as a whole were not fair” (HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889).
Beoordeling verweren
1. Strijd met het beginsel van een fatsoenlijke procesorde en overschrijding van de redelijke termijn.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden. Uit het dossier is gebleken dat het Openbaar Ministerie (OM) mogelijk enige nalatigheid kan worden verweten, nu deze meerdere malen heeft verzuimd op verzoeken en e-mails van de verdediging te reageren en de zaak niet eerder aan te brengen voor inhoudelijke behandeling. De rechtbank ziet hierin echter geen redenen om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Uit vaste jurisprudentie volgt dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de nietontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Dat het OM daarnaast nalatig is geweest in het reageren op correspondentie van de verdediging, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
2. WOD-traject.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat de twee pseudokopers, die enkele bezoeken hebben afgelegd aan [vennootschap 1] (vestiging Heerenveen), in strijd met de waarheid hebben verklaard; het enkele feit dat getuige [getuige 1] anders heeft verklaard is onvoldoende om dat oordeel te kunnen dragen. Evenmin is gebleken dat de pseudokopers hebben geprobeerd om een medewerker te brengen tot (andere) strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.
3. Camerabeelden.
De rechtbank constateert dat de originele gegevensdrager defect is gebleken na teruggave aan vertegenwoordiger [naam 1] . De rechtbank constateert echter ook dat de politie wel een kopie van de camerabeelden aan hem heeft overhandigd. Vertegenwoordiger [naam 1] beschikt dus over de camerabeelden; dat er een deel niet zou zijn overgezet is niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen rechtsregel die zich verzet tegen het afdekken van de camera tijdens de doorzoeking. Er is dus geen sprake van een vormverzuim. Dat de waarheidsvinding onmogelijk zou zijn gemaakt, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Ook dit verweer wordt verworpen.
4. Strijd met het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van een zuiver oogmerk.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het OM de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het OM om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Dat sprake is van aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing die meebrengt dat door (verdere) vervolging van verdachte het gelijkheidsbeginsel is geschonden, valt uit de door de verdediging naar voren gebrachte feiten en omstandigheden niet af te leiden. Ook is niet gebleken dat door het OM is gehandeld met een onzuiver oogmerk. De rechtbank verwerpt het verweer.
5. Strijd met de onschuldpresumptie in de onderbouwing van vorderingen tot het opvragen vangegevens (BOB-dossier).
De rechtbank overweegt dat in deze vorderingen de verdenking van betrokkenheid bij strafbare feiten is omschreven. De formulering is in een enkel geval zodanig dat daarin (ten onrechte) als conclusie wordt vermeld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en daardoor kennelijk als “dader” wordt genoemd. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet dat sprake is van een vormverzuim. Het verweer wordt verworpen.
6. Gissingen en (onjuiste) aannames in processen-verbaal van de politie.
Dat in enkele processen-verbaal mogelijk gissingen en aannames worden gedaan door de politie, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat sprake is van een vormverzuim. De rechtbank merkt daarbij op dat het de taak van de rechtbank is het onderscheid te maken tussen gissingen en redengevende feiten en omstandigheden. Ook dit verweer wordt verworpen.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat zij, naast de omstandigheden dat de redelijke termijn is geschonden en dat het OM mogelijk nalatig is geweest in het aanbrengen van de zaak ter inhoudelijke behandeling, waarbij kan worden volstaan met de vaststelling van het verzuim, geen vormverzuimen heeft vastgesteld. Met de geconstateerde tekortkomingen zal de rechtbank in compenserende zin rekening houden bij de strafoplegging, een en ander zoals later in het vonnis wordt vermeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen van de gevoerde verweren, ook niet in samenhang bezien, tot het oordeel kunnen leiden dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De rechtbank zal de officier van justitie daarom ontvankelijk verklaren in de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 dienen de belastende verklaringen van getuige [naam 4] te worden uitgesloten van het bewijs en is er geen steunbewijs dat vertegenwoordiger [naam 1] en/of de (andere) vennootschappen hennepstekken voorhanden hebben gehad en/of hebben geleverd aan afnemers.
De verklaringen van [naam 4] kunnen niet gebruikt worden voor het bewijs, nu deze getuige zich bij de rechter-commissaris heeft beroepen op het verschoningsrecht en de verdediging aldus het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. Het bewijs steunt in belangrijke mate op de verklaring van [naam 4] en er is in het dossier geen steunbewijs voorhanden waaruit zou blijken dat verdachte enige betrokkenheid had bij de levering van hennepstekken aan [naam 5] . Daarnaast bestaan er onvoldoende compenserende factoren: de verhoren van [naam 4] zijn niet audio(visueel) vastgelegd.
De verklaring van [naam 4] is bovendien niet betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs: de politie heeft onvoldoende doorgevraagd in de verhoren en vertegenwoordiger [naam 1] heeft eerder al verklaard dat hij - in tegenstelling tot wat zelf [naam 4] heeft verklaard - geen goed contact had met [naam 4] .
Naast die verklaring is er onvoldoende steunbewijs. Zo is door observanten niet gezien welke goederen precies zijn overgedragen door [naam 4] en was vertegenwoordiger [naam 1] op die momenten niet in de bedrijfspanden aanwezig. Er was vanuit het bedrijfspand aan de [adres] in Leeuwarden geen toegang mogelijk tot het pand [adres] , waar hennepstekken zijn aangetroffen, en door camerabeelden is niet vastgelegd dat medewerkers van de vennootschappen toegang hadden tot ruimte [adres] . Er is geen bewijs dat de containers gevuld waren met aarde en wortelresten die afkomstig waren van hennepkweek. Ook is er geen bewijs van verkoop van hennepstekken.
Voorts kunnen de onder 1 ten laste gelegde gedragingen niet worden toegerekend aan verdachte. Nu niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat er hennepstekken zijn geleverd en dat - als dit al wel gebeurde - ervan uit moet worden gegaan dat de levering enkel aan een werknemer heeft plaatsgevonden, kan niet worden vastgesteld dat dit heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon.
Ten aanzien van feit 2 dienen de goederen die onder [vennootschap 2] . in beslag zijn genomen, te worden uitgestreept van de tenlastelegging nu de zaak tegen [vennootschap 2] . is geseponeerd. Daarnaast zijn er geen specificaties van de aangetroffen goederen in de bedrijfspanden, waardoor niet kan worden gesteld dat de goederen enkel waren bedoeld voor de professionele hennepteelt. De politie stelt dat deze goederen mede voor de illegale hennepteelt kunnen worden aangewend, maar aanvullend bewijs om tot een bewezenverklaring van de criminele intentie van verdachte te komen, ontbreekt. Er is geen in- en verkoopadministratie voorhanden, er zijn geen getuigen die hebben verklaard dat zij goederen voor de illegale hennepteelt hebben afgenomen en dat vertegenwoordiger [naam 1] hiervan wetenschap had en er kan niet worden vastgesteld dat dergelijke goederen daadwerkelijk in een hennepkwekerij zijn gebruikt. Daarnaast staat het niet vast dat de goederen voor professionele hennepteelt worden gebruikt, nu ook de hobbykweek van hennep mogelijk is.
Oordeel van de rechtbank
Bruikbaarheid en betrouwbaarheid verklaringen getuige [naam 4]
Voor de verdediging moet er een behoorlijke en effectieve mogelijkheid hebben bestaan om belastende getuigen te ondervragen. Dit is een belangrijk algemeen uitgangspunt dat is gebaseerd op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Heeft de verdediging die mogelijkheid ten aanzien van een getuige niet gehad, dan zal de rechter, als hij de verklaring van die getuige voor het bewijs wil gebruiken, moeten beoordelen of daarmee het proces als geheel nog wel eerlijk is verlopen. Daarbij zijn de volgende beoordelingsfactoren van belang:
de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuigevan wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt;
het gewicht van de verklaring van de getuige voor de bewezenverklaring van het feit, en
het bestaan van factoren die compensatie bieden voor het ontbreken van eenondervragingsgelegenheid.
Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het - wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan.
Het door de verdediging toegewezen verzoek om getuige [naam 4] te horen door de rechtercommissaris is toegewezen. Uit het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van 25 november 2020 blijkt dat de getuige zich bij dit verhoor heeft beroepen op het verschoningsrecht, waardoor het ondervragingsrecht van de verdediging niet kon worden geëffectueerd. Vastgesteld kan ook worden dat deze getuige voor het bewijs belangrijke verklaringen heeft afgelegd bij de politie, maar dat er geen mogelijkheid tot compensatie van het ontbreken van de ondervragingsgelegenheid bestond.
Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van getuige [naam 4] voor het bewijs kunnen worden gebezigd en ook betrouwbaar zijn, nu het bewijs dat het bewezenverklaarde door verdachte is begaan in aanzienlijke mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. De rechtbank verwijst daartoe naar de bewijsmiddelen die hieronder zijn opgenomen, in het bijzonder de hennepstekken die zijn aangetroffen in ruimte [adres] bij de vestiging in Leeuwarden, de bevindingen rondom de geobserveerde voertuigen die na een bezoek aan [vennootschap 1] rechtstreeks naar panden zijn gereden waar later een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen, de aangetroffen stekblokken in zo’n kwekerij die overeenkomen met stekblokken die bij [naam 4] en bij [vennootschap 1] zijn aangetroffen, en het sms-verkeer tussen [naam 4] en een medewerker van [vennootschap 1] . Ook kan steun worden gevonden in het daadwerkelijk bij [naam 4] aantreffen van een hennepstekkerij.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het gebruik van de verklaringen van getuige [naam 4] geen strijd oplevert met artikel 6 EVRM en dat de procedure in haar geheel voldoet aan het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
Bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door de vertegenwoordiger van verdachte ter zitting van 27 juni 2023 afgelegde verklaring, voorzover inhoudend:
Ik had destijds verschillende vennootschappen. [verdachte] betrof de vestiging in Leeuwarden, maar de handelsnaam was [vennootschap 1] . [vennootschap 1] was de vestiging in Heerenveen. Ik werkte niet in de winkel, daar had ik personeel voor. [naam 5] en [getuige 1] waren bij mij in dienst. Mijn ondernemingen verkochten goederen die ook wel voor de hennepkweek gebruikt kunnen worden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas d.d. 30 januari 2020 (JM219),opgenomen op pagina 409 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018048528 d.d. 30 januari 2020 (onderzoek Bunzing), inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit gegevens van het register van de Kamer van Koophandel blijkt dat aan de [adres] te Heerenveen staan ingeschreven de ondernemingen [vennootschap 1] en [vennootschap 2] BV . Aan de [adres] in Leeuwarden staat ingeschreven de onderneming [vennootschap 1] . De enige aandeelhouder en bestuurder van voornoemde drie ondernemingen is [bedrijf 3] , waarvan [naam 1] , geboren [geboortedatum] 1968, de enige aandeelhouder/bestuurder is.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juni 2019 (JM140), opgenomen op pagina 760 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 5] :
V: Hoe heet het technisch tuincentrum in Leeuwarden?
A: Dat heet [vennootschap 1] .
V: Hoe heet het technisch tuincentrum in Heerenveen?
A: Die heet ook [vennootschap 1] .
V: Werk jij op beide locaties?
A: Ja, ik werk in principe op beide locaties. Ik werk vaker in Leeuwarden dan in Heerenveen. Hier zit geen vaste regelmaat in.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor door de rechtercommissaris d.d. 25 november 2020, los opgenomen bij van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] :
[naam 1] was al die tijd mijn werkgever. U vraagt naar mijn werkzaamheden. Dat was heel divers. In principe deed ik alles. Het klopt dat ik meer op de vestiging te Heerenveen dan in Leeuwarden was. Gemiddeld zat ik 3 dagen in Heerenveen en 2 dagen in Leeuwarden. [naam 5] werkte ook op beide vestigingen. Ik zag hem weinig, omdat hij meestal op de andere vestiging werkte dan waar ik was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2019 (JM124), opgenomen op pagina 333 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
V: Hoe lang ben jij al bezig met de hennep/stekken?
A: Zal een jaar of 2 zijn.
V: Aan wie leverde jij de stekken?
A: Hoofdzakelijk aan [bedrijf 2] in Heerenveen en in Leeuwarden.
V: Heb jij vaste contactpersonen?
A: Diezelfde man dus en soms ook wel een rechtstreeks contactpersoon uit de [bedrijf 2] . Ik kreeg dan een sms’je van: zoveel en zoveel op die dag. Deze communicatie verliep per sms. De overdracht van de stekken vond dan plaats op een andere locatie dan de [bedrijf 2] zelf en het werd van de ene auto in de andere geladen.
V: Hoeveel hingen er bij jou per week weg?
A: Gemiddeld een 8 tot 10 dozen van 84 stekjes per doos.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2019
(JM125), opgenomen op pagina 343 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
V: Wij tonen jou een aantal foto's. Kun je ons vertellen wat hier gebeurt? (bijlage 6 t/m 9) A: Dit is in Heerenveen bij de [bedrijf 2] . Ik heb daar een paar doosjes afgeleverd.
V: Kun je ons ook vertellen hoe die overdracht precies ging?
A: Van de ene in de andere auto. Ik deed dat.
V: [vennootschap 1] ?
A: Het heet iets anders tegenwoordig, maar het valt er wel onder.
V: Kom jij ook wel eens bij de vestiging in Leeuwarden van [vennootschap 1] ?
A: Ja, hetzelfde verhaal.
V: Hier leverde je ook hennepstekken?
A: Ja.
V: Met welke regelmaat kwam jij in Heerenveen en Leeuwarden ( [vennootschap 1] ?)
A: Wekelijks. Ik krijg dan bericht. Soms via mijn contactpersoon en soms via de winkel.
V: Heb jij het meeste contact met 1 vast persoon van de winkel of zijn het meerdere?
A: In principe 1 vast persoon maar soms ook nog met een ander.
V: Nog even over mobiele telefoons. We hebben twee telefoons bij jou aangetroffen in de woning. De ene was een ouder model Nokia en de andere was een iPhone. Zijn beide telefoons van jou?
A: Ja. Die Nokia had ik voor de hennepcontacten.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 juni 2019 (JM173), opgenomen op pagina 383 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
V: Wij laten jou nu een aantal afbeeldingen zien van berichten die wij hebben aangetroffen op jouw telefoon. Kun je aangeven waar dit over gaat? V: (bijlage 3) [naam 6] . 21/5/2019. Wie is [naam 6] ?
A: Is gekoppeld aan [vennootschap 1] . [naam 6] ....warden
A: Ik had een en dezelfde contactpersoon bij [vennootschap 1] . Dit geldt voor zowel Leeuwarden als Heerenveen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij d.d. 7 juni2019 (JM194), opgenomen op pagina 213 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de bedrijfsgebouwen van [adres] werd op 3 juni 2019 een doorzoeking uitgevoerd. Het bleek dat op genoemd adres een hennepstekkerij aanwezig was. Het bleek, dat er hennepstekken, moederplanten en moederplanten met knipwonden aanwezig waren.

Kweekruimte B1

In de zeecontainer, gelegen naast de woning [adres] , werd een in werking zijnde hennepstekkerij aangetroffen met 18 moederplanten. In totaal stonden er 984 hennepstekken.
Kweekruimte B2
In het rechter boothuis achter de loods met werkruimte was een ruimte afgetimmerd. Door een deur in de voorzijde van het boothuis kwamen we in de technische- en voorraadruimte, van waar je in de in werking zijnde hennepstekkerij met moederplanten kwam. In deze ruimte stonden 9 moederplanten in kweekpotten. In totaal stonden er 239 hennepstekken.
Als verdachte is aangemerkt [naam 4] , [adres] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 juni 2019 (JM076), opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Vanaf 5 december 2018 tot en met 28 mei 2019 is een analyse gemaakt van locaties die uit het baken, geplaatst onder de Opel Combo, voorzien van het kenteken [kenteken] , naar voren komen. Dit betreffen:
[adres] Heerenveen, [vennootschap 1] :
2019
18 januari
1, 8, 13 februari
6 maart
19 april
24 april
8 mei
22 mei
[adres] Leeuwarden, [vennootschap 1] :
2019
18, 20 februari
14 maart
6 mei 2x
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2019 (JM050), opgenomen op pagina 462 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In het onderzoek Bunzing is op 4 december 2018 een baken geplaatst onder het voertuig [kenteken] , een witte Opel Combo, op naam van verdachte [naam 4] . Op 18 januari 2019 zag ik dat het peilbaken aangaf dat de Opel Combo in de richting van Heerenveen reed. Ik heb positie ingenomen in de nabijheid van de [vennootschap 1] . Ik zag dat de witte Opel Combo, voorzien van het kenteken [kenteken] , aan kwam rijden en het terrein van [vennootschap 1] opreed. Ik zag dat de Combo werd geparkeerd naast de Volkswagen Caddy. Ik zag de bij mij ambtshalve bekende [naam 4] uit de Opel Combo stappen. Ik zag dat [naam 4] richting de ingang van de loods liep en vervolgens buiten mijn zich verdween. Omstreeks 10:35 uur, zag ik een manspersoon (NN3) lopen naar Caddy, voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat de manspersoon instapte. Vervolgens zag ik dat de Volkswagen Caddy het terrein afreed. Omstreeks 10:45 uur zag ik dat [naam 4] uit de richting van de loods kwam lopen en in zijn Opel Combo stapte en vervolgens wegreed. Ik zag dat de Opel Combo meteen de eerste weg rechtsaf sloeg. Hierop ben ik omgereden om waar te kunnen nemen, waar de Opel Combo heen was gereden. Ik zag dat de Opel Combo met de neus in de richting van de weg geparkeerd stond achter het pand van de [vennootschap 1] . Ik zag dat beide achterdeuren openstonden en dat [naam 4] achter het voertuig stond. Toen ik verder reed zag ik dat de Volkswagen Caddy, ook achter het pand geparkeerd stond en dat ook beide achterdeuren openstonden van de Volkswagen Caddy. Ik zag dat de beide voertuigen met openstaande achterdeuren tegenover elkaar stonden. Ik zag dat [naam 4] en NN3 heen en weer liepen. Nadat ik een andere positie had ingenomen, zag ik dat [naam 4] de achterdeuren van de Combo dichtdeed en wegreed.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. [geboortedatum] 2019 (JM077), opgenomen op pagina 472 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In het onderzoek Bunzing is op 4 december 2018 een baken geplaatst onder het voertuig [kenteken] , een witte Opel Combo, op naam van verdachte [naam 4] . Op 14 maart 2019 zag ik dat het peilbaken aangaf dat de Opel Combo in de richting van Leeuwarden reed. Omstreeks 11:10 uur zag ik dat voor [vennootschap 1] de witte Opel Combo van [naam 4] stond geparkeerd. Tevens zag ik dat iets verderop een grijze VW Caddy stond geparkeerd, voorzien van het kenteken [kenteken] . Uit onderzoek is gebleken dat deze op naam staat van [vennootschap 1] , gevestigd aan de [adres] te Heerenveen. Omstreeks 11:16 uur, zag ik een bij mij onbekende manspersoon uit het pand van de
[bedrijf 2] komen. Ik zag dat deze manspersoon naar de VW Caddy liep. Ik zag dat [naam 4] in zijn Opel Combo stapte. De manspersoon bij de VW Caddy opende de schuifdeur van de VW Caddy. Ik zag dat [naam 4] in een soort U-bocht achteruit reed en met de zijkant van de Opel Combo exact naast de zijkant van de VW Caddy kwam te staan. Ik zag dat [naam 4] uitstapte en ook de zijdeur van de Opel Combo opendeed. Ik kon zien dat [naam 4] en de onbekende manspersoon tussen de VW Caddy en Opel Combo instonden en beide schuifdeuren open waren. Na 1 à 2 minuten zag ik dat [naam 4] weer instapte en wegreed. Ik zag dat de onbekende manspersoon de VW Caddy verliet en dat de deuren inmiddels weer gesloten waren. Ik zag dat de manspersoon, nadat [naam 4] weg was gereden, hij weer via de voorzijde de [bedrijf 2] binnenging.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2019 (JM097), opgenomen op pagina 476 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 24 april 2019 namen wij posities in bij [vennootschap 1] aan de [adres] in Heerenveen. Omstreeks 14:05 uur zagen wij het voertuig van [naam 4] aan komen rijden en zagen dat een manspersoon het voertuig parkeerde op het parkeerterrein van [vennootschap 1] naast een grijze VW Caddy voorzien van het kenteken [kenteken] , welke op naam staat van [verdachte] Nadat het voertuig geparkeerd stond zagen wij de manspersoon uitstappen. Wij herkenden de man als zijnde de voor ons bekende [naam 4] . Wij zagen dat [naam 4] het pand van [vennootschap 1] binnen liep. Na ongeveer 15 minuten zagen wij dat [naam 4] samen met een voor ons onbekend manspersoon naar beide voertuigen liepen. Vervolgens zagen verbalisanten [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] dat beide manspersonen tussen beide voertuigen stonden. Verbalisanten zagen dat de rechter schuifdeur van de Opel Combo openging en de linker schuifdeur van de VW Caddy openging. Verbalisanten zagen dat [naam 4] tot twee keer toe iets uit zijn voertuig haalde en dit in de VW Caddy weer neer zette. Na een kort gesprek verliet [naam 4] in zijn voertuig het terrein van [vennootschap 1] .
Omstreeks 15.35 uur zagen wij, verbalisanten [naam 8] , [naam 10] en [naam 11] , een grijze Peugeot Partner, voorzien van het kenteken [kenteken] , het terrein van [vennootschap 1] oprijden.
De bestuurder, een manspersoon, van het voertuig parkeerde zijn auto en ging het gebouw van [vennootschap 1] binnen. Na enige minuten zag verbalisant [naam 8] dat de roldeur van het gebouw openging, dat beide manspersonen naar hun voertuig liepen en hun voertuigen, de Peugeot Partner en de VW Caddy, in het gebouw reden door de geopende roldeur. Nadat beide voertuigen binnen stonden zag verbalisant [naam 8] dat de roldeur weer dicht ging. Na enige minuten zagen wij, verbalisanten, dat de Peugeot Partner via de geopende roldeur weer naar buiten reed en vertrok. Hierop achtervolgden wij het voertuig. Wij zagen dat het voertuig Drachten binnen reed en uiteindelijk stopte aan de [adres] te Drachten. Hier zag ik, verbalisant [naam 11] , dat de bestuurder van het voertuig zijn voertuig achteruit het erf op reed. Verbalisant [naam 10] zag dat de bestuurder achter zijn voertuig stond met geopende achterdeuren en dat de deuren van de aangebouwde garage/ schuur ook open stonden. Verbalisant [naam 8] zag dat het voertuig met geopende achterdeuren stond in de richting van de geopende garage/ schuurdeuren.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2019 (JM228),opgenomen op pagina 837 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 juni 2019 bevond ik mij op de locatie [adres] te Drachten. Ter plaatse werd een in werking zijnde hennepkwekerij in de woning aangetroffen. Tijdens het in kaart brengen van de hennepkwekerij aan te [adres] te Drachten werden op meerdere plekken onderstaande stekblokjes aangetroffen. Op de stekjes stond het logo van een oranje hand met de tekst: ‘Cultilene’.
Op 3 juni 2019 is tevens een instap gedaan aan de [adres] . Dit betreft het adres van verdachte [naam 4] . In de bedrijfspanden ( [adres] ) zijn ter plaatse stekblokjes aangetroffen. Te zien is dat deze type blokjes overeen komen met de stekjes die zijn aangetroffen in en om de hennepkwekerij aan de [adres] te Drachten.
Op 3 juni 2019 is een instap gedaan bij [vennootschap 1] vestiging Leeuwarden. Hier zijn tevens dezelfde stekblokjes aangetroffen dan op de hierboven genoemde locaties.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2019 (JM121),opgenomen op pagina 495 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 22 mei 2019 zag ik dat het peilbaken aangaf dat de Opel Combo met kenteken [kenteken] in de richting van Heerenveen reed. Wij zijn naar [vennootschap 1] gereden. Ik, verbalisant [naam 12] , nam positie in en had zodanig goed zicht op de voorkant en linker zijkant van de [vennootschap 1] gelegen aan de [adres] te Heerenveen. Omstreeks 11:40 uur zag ik, verbalisant [naam 12] , een witte Opel Combo voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik zag dat het voertuig achteruit naar de achterkant van het pand reed en zag dat de bestuurder uitstapte en uit zicht verdween achter het pand. Tevens zag ik een manspersoon met donker haar en donker jack uit de [bedrijf 2] komen en langs de linker zijkant ook naar de achterkant van het pand lopen. Ik herkende de bestuurder van de witte Opel Combo als [naam 4] en herkende de andere manspersoon als een medewerker van [vennootschap 1] . Ik zag dat [naam 4] een bruinkleurige doos uit de laadruimte van de witte Opel Combo haalde en deze vervolgens in de groene container plaatste. Vervolgens zag ik dat de manspersoon de witte Opel Combo naar de voorzijde van het pand reed, uitstapte en de
[vennootschap 1] in liep. Ik zag dat de manspersoon met zwart haar en zwart jack weer terug liep naar de voorzijde van het pand en ook naar binnen ging. Omstreeks 11:45 uur zag ik dat de manspersoon in de witte Opel Combo stapte weg reed en uit zicht verdween.
15. Een kennisgeving van in beslagneming d.d. 3 juni 2019, opgenomen op pagina 998 vanvoornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Inbeslagname: [adres]
Beslagene: [naam 4]
Voorwerp: Nokia GSM
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2019
(JM281), opgenomen op pagina 260 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 juni 2019 is tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres] een mobiele telefoon van het merk Nokia in beslag genomen. In de telefoon staan 1058 sms’jes, waarvan 8 berichten voor 7 juni 2018. De strekking van de meeste sms’jes gaat over de levering van vermoedelijk hennepstekjes. De bestellingen die via de sms binnen komen, bevatten een het aantal dozen met stekjes die ze willen hebben.
Uit de sms blijkt verdachte [naam 4] te leveren aan de volgende gebruikers van onderstaande telefoonnummers:
+ [telefoonnummer] [naam 6]
[...]
Op 24 april 2019 vindt het volgende sms-verkeer plaats met de gebruiker van nummer + [telefoonnummer] . Dit nummer staat onder de naam " [naam 6] ’' opgeslagen in de telefoon.
Van: [naam 6] . 24 april 2019 12:12 uur: Kan die 4 ook nu?
Aan: [naam 6] . 24 april 2019. 12:13 uur: Denk t wel. . . Zal zo ff kijken Van: [naam 6] . 24 april 2019. 12:13 uur: Laat toch maar op vrijdag.
Van: [naam 6] . 24 april 2019. 12:14 uur: Oke, wacht ik overleg toch nog ff
Van: [naam 6] . 24 april 2019. 12:38 uur: Hoelaat, zou je kunnen dan? Dan laat ik hem dat weten.
Van: [naam 6] . 24 april 2019. 13:16 uur: Ben je er nog?
Aan: [naam 6] . 24 april 2019. 13:19 uur: Ik ben er nog
Van: [naam 6] . 24 april 2019. 13:23 uur: Lukt dat nog vandaag?
Aan: [naam 6] . 24 april 2019. 13:26 uur: Kom zo naar je toe
Aan: [naam 6] . 24 april 2019. 13:26 uur: Ff inpakken
17. Een kennisgeving van in beslagneming d.d. 3 juni 2019, opgenomen op pagina 1152 vanvoornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Inbeslagname: [adres]
Beslagene: [naam 5]
Voorwerp: Alcatel
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2019
(JM265), opgenomen op pagina 311 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 juni 2019 vond er een doorzoeking plaats in het pand [adres] te Leeuwarden. Verdachte [naam
5] was in het bezit van een personenauto, merk Volkswagen, type Jetta en voorzien van het kenteken
[kenteken] . Dit voertuig stond bij het pand [adres] te Leeuwarden geparkeerd. Het voertuig van [naam 5] werd ook doorzocht en in het voertuig werd een zwarte Alcatel telefoon aangetroffen. Ik zag dat de SIM-kaart als provider Lebara had. Middels een vordering heb ik op 19 juli 2019 aan provider Lebara het telefoonnummer gevorderd welke bij de genoemde SIM-kaart hoorde. Ik kreeg antwoord van provider Lebara dat het telefoonnummer welke bij de SIM kaart met nummer [nummer] hoorde [telefoonnummer] was.
Geconcludeerd kan worden dat het toestel welke in de auto van verdachte [naam 5] werd aangetroffen hetzelfde toestel is welke als [naam 6] in het geheugen van de Nokia GSM telefoon van verdachte [naam 4] was opgeslagen.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2019
(JM152), opgenomen op pagina 534 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 juni 2019 vond er een doorzoeking plaats in [vennootschap 1] , gevestigd aan de [adres] te Leeuwarden. […] Bij de opgang van de trap zat een deur, welke middels 2 schuiven af was gesloten. Nadat deze schuiven naar links waren geschoven, ging de deur open. Vervolgens zag ik dat er een afscheiding zat met een doorgang. Na dit gedeelte te hebben betreden zag ik drie kartonnen doosjes staan. In de doosjes zaten hennepstekken. In elk doosje zaten 84 hennepstekken, totaal van de 3 doosjes was 252 hennepstekken.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2019
(JM210), opgenomen op pagina 633 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 juni 2019 is [naam 5] aangehouden. Het voertuig van [naam 5] stond bij het pand en is doorzocht. Hierbij werd een sleutelbos aangetroffen en een losse sleutel. Tijdens de doorzoeking werden in het pand stekjes aangetroffen. Dit was aan de [adres] . Op 13 juni 2019 heb ik de sleutels geprobeerd op de deur van [adres] welke waren aangetroffen in het voertuig van [naam 5] . De losse sleutel welke werd aangetroffen in de auto van [naam 5] paste op de toegangsdeur van de [adres] .
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2019 (JM291), opgenomen op pagina 640 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Hieronder heb ik een opsomming gemaakt van bewegingen, van de inbeslaggenomen camerabeelden bij [vennootschap 1] , welke ik heb waargenomen van de periode 31 mei 2019 om 00.00 uur tot en met 3 juni 2019 tot de instap bij [vennootschap 1] .
De camerabeelden van de bovengenoemde periode zijn veiliggesteld vanaf het beveiligingssysteem van [vennootschap 1] . Camera 4 hangt aan de achterzijde van het pand aan de kant van de [adres] . Camera 4 heeft zicht op de parkeerplaats aan de achterkant van het gebouw. Tevens zie je de achterdeur van het gebouw. Naast deze deur zit nog een roldeur. De ingang van pand [adres] is niet te zien maar als er een persoon heen loopt is wel te zien dat deze daar naar binnen gaat.
Op 31 mei om 12.30.57 uur komt er een medewerker van [vennootschap 1] , later herkend als [getuige 1] , uit het gebouw via de roldeur aan de achterzijde van het gebouw. De medewerker loopt in de richting van de deur van pand [adres] . De medewerker gaat niet de hoek van het gebouw om maar gaat bij [adres] naar binnen. Om 12.31.53 uur komt de medewerker weer naar buiten. Om 12.32.04 loopt de medewerker met een bruin mapje via de roldeur weer naar binnen.
Om 17.23.26 uur komt [getuige 1] uit de roldeur lopen en loopt in de richting van [adres] en gaat naar binnen. [getuige 1] loopt om 17.24.35 weer naar binnen.
Om 17.25.11 komt [getuige 1] uit pand [adres] en gaat weer via de roldeur naar binnen.
Om 18.23.25 uur komt er een grijze VW Caddy in beeld van de camera. Uit de VW Caddy stapt een manspersoon, later herkend als medewerker [naam 5] , uit het voertuig en loopt naar het pand [adres] . [naam 5] loopt terug naar de VW en haalt er een tasje uit. [naam 5] loopt daarna met het tasje in zijn hand naar binnen toe en om 18.25.10 uur stapt hij weer in de auto en vertrekt in de richting van de voorkant van [vennootschap 1] . De VW Caddy is voorzien van het kenteken [kenteken] en staat op naam van [vennootschap 1] .
Om 18.31.40 uur komt er een blauwe Peugeot 307 in beeld van de camera. Aan de voorzijde van het pand was op de camera te zien dat [naam 5] in deze auto stapte en daar mee naar de achterkant van het gebouw reed. [naam 5] rijdt het voertuig op de parkeerplaats en loopt bij [adres] naar binnen.
Om 18.32.59 uur komt [naam 5] weer aan bij het voertuig en opent het bestuurdersportier. [naam 5] bukt even in de auto, sluit het portier weer en loopt in de richting van de deur. Even later arriveert hij weer bij de auto, stapt in en rijdt weg in de richting van de voorkant van [vennootschap 1] .
Bewijsoverwegingen feit 1
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Leveringen van hennepstekken door [naam 4] aan beide vestigingen
Getuige [naam 4] heeft verklaard dat hij wekelijks hennepstekken leverde aan zowel de vestiging in Leeuwarden als de vestiging in Heerenveen van [vennootschap 1] . Dat gebeurde onder andere in/nabij deze vestigingen. Hij had een vast contactpersoon voor beide vestigingen. Dat [naam 4] kon beschikken over hennepstekken, blijkt uit het gegeven dat er op 3 juni 2019 een hennepstekkerij is aangetroffen op zijn adres. Daarnaast volgt uit bakengegevens dat de Opel Combo van getuige [naam 4] meerdere keren is geweest bij de vestigingen van [vennootschap 1] . Tijdens observaties is
[naam 4] ook meerdere malen herkend als bestuurder van de Opel Combo. Door verbalisanten is enkele keren gezien dat er goederen/dozen zijn overgedragen in (onder andere) voertuigen die op naam stonden van [verdachte] en [vennootschap 1]
Uit de sms-berichten die op de Nokia-telefoon van getuige [naam 4] zijn aangetroffen, waarvan hij zelf heeft verklaard dat die telefoon bedoeld was voor hennepcontacten, kan ook worden opgemaakt dat getuige [naam 4] handelde in hennepstekken. Vastgesteld kan worden dat [naam 5] , bij wie de telefoon met SIM-kaart in beslag is genomen die contact heeft onderhouden met getuige [naam 4] , zijn vaste contactpersoon was. Zo is bijvoorbeeld op 24 april 2019 per sms een levering van ‘4’ overeengekomen, waarbij getuige [naam 4] om 13:26 uur aan [naam 5] heeft meegedeeld dat hij ‘zo’ naar hem toe komt. Door verbalisanten is om 14:05 gezien dat getuige [naam 4] het terrein van de vestiging in Heerenveen is opgereden, waarna hij twee keer goederen vanuit zijn voertuig in de VW Caddy op naam van [vennootschap 1] heeft gelegd.
Daarnaast zijn er daadwerkelijk dozen met hennepstekken aangetroffen in ruimte [adres] , dat grenst aan het bedrijfspand van de vestiging in Leeuwarden. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat deze ruimte vanuit de vestiging van [vennootschap 1] kan worden betreden, door het openen van twee schuiven. Kennelijk is de toegangsdeur ook vanaf buiten in gebruik geweest bij medewerkers [naam 5] en [getuige 1] , nu op camerabeelden van 31 mei 2019 zichtbaar is dat zij alleen al op die dag meerdere malen richting de toegangsdeur hebben gelopen en bij [naam 5] een sleutel van de toegangsdeur in beslag is genomen.
Hoewel de verdediging heeft gesteld dat er geen steunbewijs is voor de levering van hennepstekken, stelt de rechtbank op grond van alle voorgaande bevindingen vast dat getuige [naam 4] wel degelijk meerdere malen hennepstekken heeft geleverd aan medewerker(s) van beide vestigingen van [vennootschap 1] gedurende de ten laste gelegde periode.
Verkoop van hennepstekken
Verdachte, vertegenwoordiger [naam 1] en de medewerkers van [vennootschap 1] hebben ontkend dat zij hennepstekken hebben verkocht. Toch is de rechtbank van oordeel dat ook de verkoop van hennepstekken heeft plaatsgevonden door medewerkers van [vennootschap 1] .
De rechtbank overweegt daartoe onder andere dat de hoeveelheid hennepstekken die moet zijn afgeleverd door [naam 4] , niet meer is aangetroffen bij de doorzoeking van de bedrijfspanden en de voertuigen op 3 juni 2019. Uit het dossier volgt dat [vennootschap 1] een ‘technisch tuincentrum’ betrof, waarover de vertegenwoordiger van de vennootschappen heeft verklaard dat zij (onder andere) goederen verkochten die gebruikt kunnen worden voor hennepteelt. Ondanks dat alle medewerkers van [vennootschap 1] hebben ontkend dat zij daarnaast ook hennepstekken hebben verkocht, past de verkoop van hennepstekken in het aanbod van [vennootschap 1] .
Bijdragend aan de overtuiging dat de hennepstekken zijn doorverkocht, is dat meerdere malen vestigingen van [vennootschap 1] zijn bezocht door voertuigen die direct na hun bezoek naar een pand zijn gereden waar later een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen.
In dit kader is ook relevant dat er stekblokjes zijn aangetroffen in een in werking zijnde hennepkwekerij aan de [adres] in Drachten, die overeenkomen met stekblokjes die zijn aangetroffen in de hennepstekkerij van getuige [naam 4] en de vestiging in Leeuwarden. Op 24 april 2019 is, kort nadat getuige [naam 4] hennepstekken heeft geleverd aan een medewerker van [vennootschap 1] door deze in een VW Caddy op naam van [verdachte] te leggen, een Peugeot Partner bij de vestiging in Heerenveen binnengereden. Ook de VW Caddy is hier binnengereden, waarna de roldeuren werden gesloten. Vervolgens is de Peugeot Partner naar de [adres] in Drachten gereden. Deze opeenvolging van gebeurtenissen kan moeilijk anders worden uitgelegd dan dat daar, bij de vestiging van [vennootschap 1] , de overdracht van hennepstekken heeft plaatsgevonden aan een klant die de stekken vervolgens heeft gebruikt in een hennepkwekerij.
Hoewel uit de bewijsmiddelen niet rechtstreeks volgt dat de afgenomen stekken zijn verkocht, acht de rechtbank het op grond van het voorgaande bewezen.
Toerekening aan de rechtspersoon en medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.
Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden enzodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede is begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de gedraging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast:
  • [vennootschap 1] is door medewerkers omschreven als een ‘technisch tuincentrum’, dat onder andere goederen verkocht die gebruikt kunnen worden voor het kweken van hennep;
  • medewerkers [getuige 1] en [naam 5] hielden zich bezig met de dagelijkse gang van zaken op beide vestigingen van [vennootschap 1] ;
  • de hennepstekken zijn geleverd naar aanleiding van het sms-contact dat [naam 4] had met [naam 5] ;
  • bij de overdracht van hennepstekken door [naam 4] zijn auto’s van beide vennootschappen gebruikt;
  • de overdracht van hennepstekken vond plaats binnen de openingstijden en op en rond het terrein van beide vestigingen van [vennootschap 1] ;
  • [naam 4] heeft specifiek verklaard dat hij aan ‘ [vennootschap 1] ’ heeft geleverd; niet dat hij aan specifieke personen heeft geleverd;
  • ruimte [adres] , waarin daadwerkelijk hennepstekken zijn aangetroffen, was toegankelijk vanuit de vestiging van [vennootschap 1] in Leeuwarden en vanaf buiten voor de vaste medewerkers [getuige 1] en [naam 5] .
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Die gedraging kan daarom in redelijkheid aan verdachte worden toegerekend.
Daarbij merkt de rechtbank op dat de ten laste gelegde verkoop van hennep ziet op beide vestigingen van [vennootschap 1] , te weten [verdachte] en [vennootschap 1] Nu beide vennootschappen tot dezelfde holding behoorden, beide vennootschappen een soortgelijk aanbod verkochten, de medewerkers in beide vestigingen werkten en er een contactpersoon was voor de levering van de hennepstekken, acht de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking tussen de vennootschappen bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is – gelet op het bovenstaande – bovendien sprake van verkoop van hennepstekken in de uitoefening van beroep of bedrijf.
Bewijsmiddelen feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door de vertegenwoordiger van verdachte ter zitting van 27 juni 2023 afgelegde verklaring, voorzover inhoudend:
Ik had destijds verschillende vennootschappen. [verdachte] betrof de vestiging in Leeuwarden, maar de handelsnaam was [vennootschap 1] . [vennootschap 1] was de vestiging in Heerenveen. Ik werkte niet in de winkel, daar had ik personeel voor. [naam 5] en [getuige 1] waren bij mij in dienst. Mijn ondernemingen verkochten goederen die ook wel voor de hennepkweek gebruikt kunnen worden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 augustus2019 (JM266), opgenomen op pagina 685 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Je bent directeur/bestuurder van [bedrijf 3] . Wat zijn de werkzaamheden die [bedrijf 3] uitvoert?
A: Zorgen dat ik mijn salaris krijg. Het is een financiële [bedrijf 3] .
V: Voor welke werkzaamheden krijg je dit inkomen?
A: Ik stuur daar meerdere bedrijven voor aan. [vennootschap 1] en [verdachte] .
V: Wat is [vennootschap 2] BV voor een bedrijf?
A: Een groothandel in binnen en buiten tuinbouwartikelen bedoeld voor de hobbykweek. Voeding en substraten.
V: Wat is [verdachte] voor een bedrijf?
A: Een winkel in binnen en buiten tuinbouwkweek, handelend onder de naam [vennootschap 1] in Leeuwarden.
V: Wat is de onderlinge relatie tussen deze ondernemingen?
A: [vennootschap 2] . levert aan [vennootschap 1] V: Welke onderneming koopt in?
A: [vennootschap 2] . Beide ondernemingen kopen ook wel eens zelfstandig in.
V: Wie bepaalt welke product bij welke leverancier wordt gekocht?
A: Dat bepaalt [vennootschap 2] en het bestuur. Dus ik bepaal.
V: Welke werknemer heeft welke functie?
A: [getuige 1] : algemeen medewerker. Als ik er niet ben moet hij de boel draaiende houden.
[naam 5] : winkelbediende en ook hij moet de winkel draaiende houden als ik er niet ben.
Mijn vriendin, [naam 14] : websitebeheer en schoonmaken.
Mijn zuster werkt parttime en komt af en toe een ochtendje of een middag. V: Wie van het bedrijf is verantwoordelijk voor de inkoop van goederen? A: Dat ben ikzelf.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019 (JM242), inclusief bijlage, opgenomen op pagina 566 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door de officier van justitie is toestemming gegeven voor het gebruik van informatie uit onderzoek Simmon. In dit onderzoek stond de groothandel [bedrijf 1] centraal welke producten verkocht die voor hennepteelt geschikt zijn aan [bedrijf 2] . Door het onderzoeksteam Simmon is een Microsoft Excel bestand geleverd waarin de geleverde goederen zijn gelabeld naar de aanwijzing van de Opiumwet. Vanaf 01 maart 2015 zijn door [bedrijf 1] aan [vennootschap 1] goederen ten behoeve van de hennepteelt geleverd.
In het facturenbestand staan 506 producten opgenomen, die in vier categorieën zijn ingedeeld, naar de aanwijzing Opiumwet:
1. Hoog
2. Gemiddeld
3. Laag
9 Onbekend
Van de 506 producten uit het facturenbestand zijn er 506 producten besteld uit de categorie “1 Hoog”.
Bijlage: excelbestand
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2019 (JM152), opgenomen op pagina 534 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 juni 2019 vond er een doorzoeking plaats in [vennootschap 1] , gevestigd aan de [adres] te Leeuwarden. Na binnenkomst door de toegangsdeur zag ik een winkel met diverse vitrines met jerrycans voedingsmiddel en apparatuur. Nadat ik doorliep naar achteren, kwam ik bij een toonbank met daarop een kassasysteem en daarachter allemaal stellingen met voedingsmiddelen, waarvan bij mij bekend is dat deze groeimiddelen worden gebruikt voor de teelt van hennep.
Achter de toonbank werden diverse lades aangetroffen. In deze lades zaten onder andere goederen bestemd voor de elektrische installatie, welke vaak bij illegale aansluitingen in hennepkwekerijen worden aangetroffen.
In de winkel stonden diverse stellingen met voedingsmiddelen en twee kweektenten met daarin een brandende assimilatielamp met daaronder in een pot staande plant. De kweektent was compleet ingericht en vermoedelijk een proefopstelling. Daarnaast stonden er stellingen met folders en kweekschema’s, welke zijn bestemd voor de professionele teelt van hennep.
Naast de winkel was een opslag gelegen met allemaal stellingen. De opslag was vanuit de winkel toegankelijk door het opzij schuiven van een houten schuifdeur, welke niet was afgesloten. In de loods was een opslag van goederen in stellingen met daarin pallets vol met potgrond, ventilatoren, potten, ventilatiebuizen en blauwe tonnen. Meerdere blauwe tonnen waren leeg. Nadat ik 1 van de blauwe tonnen opende, rook ik uit de ton een hennepgeur. Ik herkende deze tonnen als zijnde tonnen die vaak worden gebruikt voor de opslag van hennepplanten en/of henneptoppen. Al de goederen in de loods worden gebruikte voor de professionele teelt van hennep.
Vanuit deze opslagruimte was een afgesloten doorgang zichtbaar. Deze doorgang betrof een houten schuifdeur met daarop een hangslot, welke was voorzien van een code. Op de deur stond een banner van Dutch Pro met daaronder [vennootschap 2] . Nadat ik de cijfercode had gezet, zag ik dat het slot open ging. Vervolgens heb ik de deur geopend en zag achter de deur wederom stellingen staan met vele goederen, waaronder jerrycans met voedingsmiddelen, transformatoren, assimilatielampen, koolstoffilters, kistventilatoren, stekblokjes, dompelpompen en een aantal Opticlimates. Ook deze goederen zijn bestemd voor de professionele teelt van hennep.
Via deze opslaglocatie van [vennootschap 2] was nog een gang met daar een trap naar boven. Nadat ik deze trap op was gelopen, zag ik een zolder met daarop goederen welke als hennepgerelateerd aangeduid konden worden. Vermoedelijk betroffen dit gebruikte goederen voor de hennepteelt.
Bij de opgang van de trap zat een deur, welke middels 2 schuiven af was gesloten. Nadat deze schuiven naar links waren geschoven, ging de deur open. Ik zag links in het pand een aantal koolstoffilters staan, welke gebruikt worden voor de professionele teelt van hennep. Vervolgens zag ik dat er een afscheiding zat met een doorgang. Na dit gedeelte te hebben betreden zag ik drie kartonnen doosjes staan. In de doosjes zaten hennepstekken. In elk doosje zaten 84 hennepstekken, totaal van de 3 doosjes was 252 hennepstekken.
Achter het pand van [vennootschap 1] zag ik een groene metalen afvalcontainer staan. Ik zag dat er in de container allemaal afvalzakken en lege jerrycans lagen. Nadat ik een zak had opengemaakt zag ik dat er gebruikte teelaarde met wortelresten in de zakken zaten. Deze zakken en teelaarde herken ik als zijnde gebruikt in hennepkwekerijen.
Gezien de gehele inrichting van de gehele locatie, worden bij [vennootschap 1] goederen verkocht voor de professionele teelt van hennep en niet voor de hobbykweek. De goederen die aanwezig zijn van dusdanige professionaliteit dat dit geen goederen zijn die benodigd zijn voor de hobbykweek.
5. Een kennisgeving van inbeslagneming, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend de goederen die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van [vennootschap 1] , [adres] te Leeuwarden, op 3 juni 2019.
Daarnaast zijn ook de opgenomen bewijsmiddelen 20 en 21 onder feit 1 van toepassing op dit feit.
Bewijsoverwegingen feit 2
Artikel 11a Opiumwet stelt - voor zover hier van belang - iemand strafbaar die stoffen of voorwerpen, waarvan hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in art. 11 lid 3 Opiumwet) en/of tot het plegen van grootschalige hennepteelt (als bedoeld in art. 11 lid 5 Opiumwet), (onder meer) te koop aanbiedt of voorhanden heeft.
Artikel 11a Opiumwet ziet op alle stoffen en voorwerpen die bestemd zijn om gebruikt te worden bij professionele of grootschalige hennepteelt. De strafbaarheid betreft niet de afzonderlijke goederen, maar het gaat om de criminele intentie waarmee de persoon deze voorhanden heeft, aanbiedt of verkoopt.
1
De criminele intentie omvat de wetenschap (opzet) of de ernstige reden te vermoeden (culpa) dat de voorwerpen bestemd zijn voor de hennepteelt. Het type en samenstel van de aangetroffen goederen kan daarbij van belang zijn.
De rechtbank zal op grond van het voorgaande moeten onderzoeken of de ten laste gelegde goederen afzonderlijk, dan wel gezamenlijk, naar uiterlijke verschijningsvorm dienstig kunnen zijn voor illegale hennepteelt en verdachte dit ook voor ogen stond. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
Goederen bestemd voor de professionele hennepteelt
Op 3 juni 2019 vond een doorzoeking plaats in beide vestigingen van [vennootschap 1] . Bij deze doorzoeking zijn goederen aangetroffen die als voorraad in het bedrijfspand aanwezig waren. Voorts is vanuit het onderzoek Simmon informatie geleverd omtrent goederen die vanaf 1 maart 2015 door groothandel [bedrijf 1] zijn geleverd aan [vennootschap 1] . In totaal zijn 506 producten afgenomen die ingedeeld kunnen worden in categorie 1 (professionaliteitsfactor hoog) uit de Aanwijzing Opiumwet.
De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig kunnen zijn voor de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de goederen vanwege hun aard en functie die bestemming kunnen hebben. De rechtbank wijst daarbij met name op de transformatoren, koolstoffilters, assimilatielampen, voedingsmiddelen, bestrijdingsmiddelen, PH-meters, ventilatoren, dompelpompen en Opticlimates. Deze goederen zijn naar het oordeel van de rechtbank naar hun aard en/of functie geschikt voor de bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van een hennepkwekerij, deze waren in grote aantallen aanwezig, en aldus bevorderen zij een professionele op winst gerichte hennepteelt.
Dat de goederen ook daadwerkelijk bestemd waren voor de professionele hennepteelt wordt onder andere door de volgende bevindingen ondersteund.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte en medeverdachte [vennootschap 1] zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan de verkoop van hennepstekken. Er zijn ook daadwerkelijk drie dozen met in totaal 252 hennepstekken aangetroffen in ruimte [adres] in Leeuwarden, die toegankelijk was vanuit de vestiging in Leeuwarden en door de toegangsdeur voor [naam 5] en [getuige 1] , zoals bij feit 1 is uiteengezet. Zoals in het proces-verbaal van aantreffen is beschreven, was deze ruimte wel toegankelijk vanuit de vestiging in Leeuwarden, maar niet eenvoudig te betreden vanuit de winkel. Ook vele andere goederen die hierboven genoemd zijn, waren in (al dan niet toegankelijke) andere ruimtes opgeslagen dan de winkel waar de goederen waren uitgestald voor het publiek. Dit wekt de suggestie dat de goederen niet direct bestemd waren voor de ogen van het winkelend publiek.
Door de politie is geobserveerd bij beide vestigingen van [vennootschap 1] . Hieruit is gebleken dat meerdere malen vestigingen van [vennootschap 1] is bezocht door voertuigen die direct na hun bezoek naar een pand zijn gereden waar later een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. In een pand zijn ook stekblokjes aangetroffen, terwijl vergelijkbare stekblokjes bij de vestiging in Leeuwarden zijn aangetroffen.
Daarnaast waren in beide vestigingen containers aanwezig met daarin zakken met gebruikte teelaarde en wortelresten. In de container van de vestiging in Heerenveen werden ook gebruikte stekbakjes aangetroffen. De zakken en teelaarde heeft de politie herkend als afval van hennepkwekerijen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het afval in deze hoeveelheden, en in combinatie met de overige bevindingen, afkomstig is van de hobbyteelt van hennep of andere planten, zoals is gesuggereerd door de verdediging.
Voor de rechtbank staat op grond van het voorgaande vast dat de ten laste gelegde goederen bestemd waren voor de illegale hennepteelt. Dat moet gelet op de hoeveelheid en aard van de goederen ook aan zowel [naam 5] en [getuige 1] , die zich bezig hielden met de dagelijkse verkoop, als aan (middellijk) bestuurder [naam 1] bekend zijn geweest.
Toerekening aan de rechtspersoon en medeplegen
De rechtbank verwijst naar het toetsingskader, zoals onder de bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1 is uiteengezet.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast:
  • beide vestigingen van [vennootschap 1] , te weten [vennootschap 1] en [verdachte] , verkochten goederen en boden goederen te koop aan die gebruikt kunnen worden voor het (op grootschalige/professionele wijze) kweken van hennep;
  • [vennootschap 2] . leverde als groothandel de goederen aan de twee vestigingen van [vennootschap 1] ;
  • medewerkers [getuige 1] en [naam 5] hielden zich bezig met de dagelijkse gang van zaken op beide vestigingen van [vennootschap 1] , dus met de verkoop van goederen;
  • als (middellijk) bestuurder was [naam 1] - al dan niet via [vennootschap 2] . -verantwoordelijk voor de inkoop van goederen en de administratie.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 2 ten laste gelegde gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Die gedraging kan daarom in redelijkheid aan verdachte worden toegerekend.
Daarbij merkt de rechtbank op dat de ten laste gelegde ‘voorbereidingshandelingen van hennepteelt’ ziet op [verdachte] , [vennootschap 1] en [vennootschap 2] . Nu alle vennootschappen tot dezelfde holding behoorden, beide vestigingen een soortgelijk aanbod verkochten dat werd geleverd door [vennootschap 2] . en dezelfde werknemers actief waren in beide vestigingen, acht de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking tussen de vennootschappen bewezen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 18 januari 2019 tot en met 22 mei 2019, in Heerenveen en/of Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, telkens in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meerdere malen, telkens opzettelijk heeft verkocht een groot aantal hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 3 juni 2019, in de provincie Friesland, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere malen, stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden of voorhanden heeft gehad, te weten:
(vestiging Heerenveen en/of vestiging Leeuwarden)
de 506 goederen genoemd in het proces-verbaal met het overzicht van door [bedrijf 1] aan
[vennootschap 1] geleverde goederen, die in de aanwijzing Opiumwet ingedeeld zijn onder categorie 1: hoog, waaronder:
  • meerdere slakkenhuisventilatoren (van 250 tot en met 5.000 m3) van het merk Torin en/of Nicotra,
  • meerdere (MDF en/of metalen) kisten en/of softboxen (van 250 tot en met 5.000 m3) van het merkTorin, Nicotra en/of Airfan,
  • meerdere (flexibele) slangen Combiconnect en Sonoconnect,
  • meerdere slangklemmen, flensen, verbindingsstukken, verloopstukken en/of broekstukken,
  • meerdere koolstoffilters (van 800 tot en met 3.100 m3) van het merk Can-Lite en/of Wilco,
  • meerdere fancontrollers van het merk Airtech,
  • meerdere keramische kachels (van 1.000 tot en met 3.000 Watt) van het merk Atomic,
  • meerdere verpakkingen en/of eenheden voeding en/of groeimiddel en/of bestrijdingsmiddel (van 250 ml tot en met 10 liter) onder andere van het merk Canna, Aptus, Biobizz, Ferro, Ecolizer, B’cuzz, Plagron en/of Hy-Pro,
  • meerdere (water)vatten (van 100 tot en met 750 liter) onder andere van het merk RP PRO en/ofAquaKing en/of Gardena,
  • meerdere stekblokken van het merk Cutilene en/of Grodan,
  • meerdere lampen en/of verlichtingselementen (van 80 tot en met 1.000 Watt) van het merk Osram,Philips en/of ELT,
  • meerdere verpakkingen en/of eenheden (pot)grond en/of (teel)aarde en/of cocos(slabs) van hetmerk Plagron, B’cuzz en/of Canna,
  • meerdere pH-meters van het merk Eutech, Hanna en/of Bluelab,
  • meerdere verpakkingen en/of eenheden ijkvloeistof van het merk Eutech en/of Hanna,
  • meerdere (handmatige en/of elektrische) Tumble Trimmers,
  • meerdere kweektenten (met een afmeting van 90x90x185 cm tot en met 300x300x235 cm) van hetmerk Secret Jardin en/of Mammoth, - meerdere gripzakken (van één kilo),
  • een of meerdere, droognetten (van 59x59 cm tot en met 80x80 cm) van het merk Dryline,
en/of
(vestiging Leeuwarden)
de goederen, genoemd in de kennisgeving van inbeslagneming, die (in en/of bij de vestiging) in Leeuwarden in beslag zijn genomen, waaronder:
  • meerdere verpakkingen en/of eenheden (van 250 ml tot en met 20 liter) met voeding en/ofgroeimiddel en/of bestrijdingsmiddel (onder andere) van het merk Plagron, Canna, Bio Green, Dutch Pro, DrFertigo, Hy-Pro en/of Gout,
  • meerdere flenzen en/of verlengstukken (in meerdere en/of verschillende soorten en/of maten),
  • een groot aantal (van 11.700), (kleine en grote) stekblokken,
  • meerdere kweektenten,
  • meerdere tijdschakelaars onder andere van het merk Grasslin, SMSCOM en/of Le Grand,
  • meerdere (dompel)pompen (van 400 tot en met 12.000 liter) onder andere van het merk RP en/ofTallas,
  • meerdere (assimilatie)lampen en/of verlichtingselementen (van 200 tot en met 1.000 Watt) onderandere van het merk Dimlux en/of Osram,
  • meerdere pH-meters en/of benodigdheden onder andere van het merk Hanna en/of Adwa,
  • meerdere klimaatregelaars,
  • meerdere (kist)ventilatoren,
  • meerdere slakkenhuizen (van 550 tot en met 4.250 m3),
  • meerdere koolstoffilters,
en/of
de goederen genoemd in het proces-verbaal van bevindingen van doorzoeking (van de vestiging) in Leeuwarden, waaronder:
  • meerdere (stellingen met) kweekschema’s van het merk Canna,
  • meerdere (stellingen met) boekjes en/of folders en/of magazines omtrent voeding, onder andereafkomstig van het merk Canna en/of Dutch Pro,
  • meerdere magazines betreffende hennepteelt (‘Highlife’),
  • meerdere goederen bestemd voor elektrische installatie,
  • meerdere (compleet) ingerichte kweektenten,
  • meerdere jerrycans en/of verpakkingen met groeimiddel, onder andere van het merk Gout,
  • meerdere blauwe tonnen,
  • meerdere dompelpompen,
  • meerdere (pallets met) stekblokken,- meerdere (zakjes met) hennepzaden,
waarvan zij wist dat deze stoffen en/of voorwerpen bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwetgegeven verbod, terwijl het feit is begaan door een rechtspersoon;
medeplegen van stoffen en voorwerpen te koop aanbieden en voorhanden hebben, waarvan hijweet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, meermalen gepleegd, terwijl het feit is begaan door een rechtspersoon.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een geldboete van € 30.000.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, maar enkel de gevolgen van deze strafzaak voor verdachte benoemd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen van grote hoeveelheden hennepstekken. Daarnaast heeft verdachte voorwerpen en stoffen die bestemd zijn voor de grootschalige en professionele hennepteelt te koop aangeboden en voorhanden gehad. Daarmee heeft verdachte gedurende een langere periode een belangrijke rol gespeeld in het faciliteren van (professionele) hennepteelt. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
De rechtbank acht dit ernstige feiten die een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigen. Wel houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met een forse overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is op 3 juni 2019 aangevangen en is op de datum van de uitspraak van de rechtbank met ruim twee jaren overschreden.
Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 30.000 passend en geboden, conform de eis van de officier van justitie.

In beslag genomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen op de beslaglijst moeten worden onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor teruggave van alle in beslag genomen goederen, nu uit het dossier niet blijkt dat deze goederen uitsluitend bestemd waren voor de illegale hennepteelt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op de beslaglijst van verdachte de goederen zijn opgenomen die in [adres] in beslag zijn genomen.
De rechtbank acht de voorwerpen, genoemd op deze lijst, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het voorwerpen betreffen met betrekking tot welke het feit is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24c, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 30.000(zegge: dertigduizend euro).
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen goederen vermeld op de kennisgeving van inbeslagneming van de doorzoeking op 3 juni 2019 in het pand aan de [adres] te Leeuwarden, los bijgevoegd bij het dossier.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2023.
Mr. Sieders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Kamerstukken
II2012/13, 32842, nr. 13, p. 6 (Brief van de Minister van Justitie).