ECLI:NL:RBNNE:2023:3036

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
18-035516-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Emmen

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte heeft op 4 februari 2023 in Emmen geprobeerd zijn buurvrouw, [slachtoffer], van het leven te beroven door haar meermalen te steken met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van drugs en alcohol, de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar, en bijzondere voorwaarden opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte € 10.033,- aan schadevergoeding moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten wegen in de strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/035516-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. Koning, advocaat te Meppel.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na aanpassing van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 4 februari 2023 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen heeft gestoken en/of gesneden met een mes, althans een scherp voorwerp, in/op de arm, borstbeen althans het torso, de hals, gezicht en/of het hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 4 februari 2023 te Emmen aan een ander, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ontsierende littekens in het gelaat en in de hals en/of kaakzenuwletsel (functieverlies van de zenuwen in de linker onderkaak) heeft toegebracht door meermalen te steken en/of snijden met een mes, althans een scherp voorwerp, in/op de arm, borstbeen, althans het torso, de hals, gezicht en/of het hoofd;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 4 februari 2023 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen heeft gestoken en/of gesneden met een mes, althans een scherp voorwerp, in/op de arm, borstbeen althans het torso, de hals, gezicht en/of het hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de dood van aangeefster. Uit het forensisch geneeskundig letselverslag volgt dat de letsels bij aangeefster feitelijk als licht gekwalificeerd moeten worden en dat de kans op mortaliteit bij deze letsels nihil is. Tevens was verdachte ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed van verschillende middelen en daarom heeft hij de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster niet bewust aanvaard. Ook kan er geen bewezenverklaring volgen voor de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling, nu de letsels van aangeefster als licht gekwalificeerd moeten worden.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2023, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023031360 d.d. 26 februari 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

Gisteravond, vrijdag 3 februari 2023, zat ik met mijn vriend [naam 1] een film te kijken.
(…)
Ongeveer 15 minuten hierna [nadat ik een spraakberichtje naar mijn onderbuurvrouw had gestuurd om te vertellen dat [verdachte] in mijn woning was geweest] hoorde ik opnieuw de deurbel. Ik zag dat de buurman opnieuw voor de deur stond. Ik hoorde de buurman zeggen dat zijn telefoon en sleutels nog in mijn woning lagen. Ik heb daarna de voordeur geopend en tegen de buurman gezegd dat de spullen niet in mijn woning lagen.
(…)
Ik liep naar de woonkamer en keek in de richting van de salontafel maar vanuit mijn ooghoek zag ik iemand naderen vanaf de gang. Ik draaide mij om en werd toen met kracht aan de linkerzijde van mijn gezicht, ter hoogte van mijn kaak, geraakt. Ik hoorde een doffe klap. Ik voelde dat ik nog een keer werd geraakt, ditmaal aan de linkerzijde ter hoogte van mijn slaap. Ik viel achterover met mijn rug tegen de leuning van de bank. Toen ik rechtop probeerde te gaan zitten zag ik dat de persoon die mij geslagen moet hebben [verdachte] was. Toen ik rechtop zat, op de bank, ging de buurman met zijn knie op mijn bovenbeen zitten. Ik wist weg te draaien en zo naar de grond te komen, ik kroop over de grond naar het midden van de bank en ging daar staan.
(…)
Ik zag dat de buurman in zijn linkerhand een voorwerp had, ik herkende dit voorwerp als een mes. Ik zag dat hij een beweging maakte met zijn arm waardoor ik dacht dat hij mij in mijn gezicht wilde raken. Ik zag dat hij zijn linker hand in de lucht hield ten hoogte van zijn hoofd en dat hij met [het mes] een stekende beweging maakte. Ik liet mij naar achteren vallen omdat ik dat wilde voorkomen. Hierdoor viel ik weer op de bank.
Ik voelde toen dat iets mij in mijn nek raakte, de linkerzijde, het voelde als een soort snee door papier. Ik heb me toen op de grond laten vallen, ik lag op de grond, naast de bank en met mijn hoofd richting de voorzijde van de woning. Ik ben toen om hulp gaan schreeuwen. [verdachte] zat min of meer bovenop mij en ik zag niks maar voelde dat hij aan het steken was. Ik kon mijn voet tussen hem en mij krijgen en heb hem toen van mij af geschopt, ik raakte hem tegen zijn middenrif. Ik zag dat hij toen rechtop ging staan. Toen hij stond kwam [naam 1] om de hoek lopen. [naam 1] heeft [verdachte] bij de capuchon gepakt en hem naar de voordeur gebracht.
Na het incident kwam ik erachter dat ik meerdere steekwonden in mijn gezicht had en in mijn nek en borstbeen. [verdachte] droeg vannacht een lichtkleurig trainingspak en droeg een zwart met witte pet.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 februari2023, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Kort hierna hoorde ik glasgerinkel en [slachtoffer] roepen 'niet doen', ook riep ze mijn naam en schreeuwde heel hard om hulp. Ik hoorde dat het vanuit de woonkamer kwam. Toen ik in de woonkamer kwam zag ik dat een onbekende man over [slachtoffer] heen hing. Ik zag dat zij tussen de bank en de salontafel lag. Ik zag dat de man iets wits in zijn hand had, volgens mij in zijn rechterhand. De man had op dat moment zijn rechterarm in een hoek van ongeveer negentig graden boven het gezicht van [slachtoffer] . Ik hoorde [slachtoffer] roepen dat ze door de man gestoken was. Ik dacht niet na, ik ben in drie stappen naar de man toegegaan en heb de man bij zijn capuchon en onderaan zijn trui gepakt en van [slachtoffer] getrokken. Ik zag toen dat de man een mes in zijn hand had.
De man die ik vastpakte droeg witte kleding, een soort trainingspak. Ik zag dat hij een capuchon over zijn hoofd had en een wit petje droeg.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2023,opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relateringen van verbalisanten [naam 2] en [naam 3] :
Op 4 februari 2023 kregen wij het verzoek van de meldkamer om te gaan naar de [adres] in Emmen.
Omstreeks 05.53 uur waren wij ter plaatse bij de flat aan de [adres] in Emmen. Terwijl wij parkeerden zagen wij een man naar de auto lopen in een wit trainingspak aan en een zwarte pet op. Toen wij uitstapten hoorden wij de man zeggen: "Jullie komen voor mij".
Bij het insluiten van verdachte zagen wij bloedsporen op de kleding van verdachte. Druppels en een bloedveeg op de broek en op de linkermouw een bloedvlek. Op de handen van verdachte zat ook bloed.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitslag vergelijkend sporenonderzoek ende daarbij behorende bijlagen d.d. 8 mei 2023, opgenomen op pagina 6 e.v. van een aanvullend proces-verbaal forensisch onderzoek behorend bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 4] en [naam 2] :

DNA vooronderzoek

Op 24 februari [2023] is de kleding van verdachte onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Daarbij zijn de volgende bloedsporen veiliggesteld:
AAQN6087M1 bloedspoor voorzijde broek thv rechter bovenbeen;
AAQN6088NL bloedspoor voorzijde broek thv linker bovenbeen;
AAQN6089NL bloedspoor achterzijde thv rechter bil;
AAQN690NL bloedspoor voorzijde trui rechts onder thv de band (
de rechtbank begrijpt: AAQN6090NL)AAQN6091NL bloedspoor linker manchet.
Uitslag NFI
(…)
AAQN6088NL#01 (deel bloedspoor voorzijde broek thv linker bovenbeen), AAQN6089NL#01
(bloedspoor achterzijde thv rechter bil) en AAQN6090NL#01 (bloedspoor voorzijde trui rechts onder thv de band).
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonsteringen DNA bevatten van twee nietverwante personen.
Ten aanzien van verdachte [verdachte] :
DNA-mengprofielen AAQN6088NL#01, AAQN6089NL#01 en AAQN6090NL#01 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] :
DNA-mengprofiel en AAQN6088NL#01, AAQN6089NL#01 en AAQN6090NL#01 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.

5. Een forensisch geneeskundig letselverslag naar aanleiding van op 4 februari 2023 bij [slachtoffer] verricht letselonderzoek, opgemaakt en ondertekend door S.P.H. Letmaath, forensisch arts, op 3 mei 2023:

(…)

5. Onderzoeksbevindingen en beantwoording van de vraagstelling

Feitelijke beschrijving van de letsels Hoofd/hals gebied

Aan de linker gelaatshelft ter hoogte van de slaapregio is een gebogen matig scherp begrensdepaarsrode verkleuring zichtbaar met een lengte aan de convexe (bolle) kant van ca. 4,5 mm en met een maximale breedte van ca. 7 mm, die bovenwaarts smaller wordt en uitkomt in één punt. Het betreft een bloeduitstorting (opnames 1, 2, 3, 4 en 5).
Boven de linker wenkbrauw is een onregelmatig gevormd roodroze gekleurd korstje zichtbaar meteen afmeting van ca. 2 bij 2 bij 1 mm. Van daaruit loopt er een rode verkleuring onder de wenkbrauwharen door met een lengte van ca. 10 mm en een breedte van ca 1 mm. Het beeld is het best passend bij een schaafletsel gecombineerd met kenmerken van een bloeduitstorting (opnames 1, 2, 4 en 6).
Ter hoogte van de linker onderkaak zijn 4 steristrips zichtbaar met daaronder wat donkerpaarsrodekorsten. Vanaf de linker onderkaak doorlopend is een matig scherpbegrensde halfronde paarsblauwe verkleuring met een doorsnede van ca. 50 mm zichtbaar.
Ter hoogte van de groepering met drie steristrips (3a) loopt deze verkleuring door in een strook met een breedte van ca 4 mm en een lengte van ca. 30 mm. Ter hoogte van de solitaire strip (3b) is een streepvormige paarsrode verkleuring met een lengte van ca. 15 mm met wat indroging herkenbaar.
We zien aanwijzingen voor een krasletsel, een bloeduitstorting en een met steristrips behandeld huidletsel (opnames 1, 2, 3, 7 en 8).
4. In het verlengde van het onder 3 beschreven beeld is een matig scherp begrensde streepvormigeonderbroken rode verkleuring met een indrogingsaspect en een lengte van ca. 50 mm te zien. Het betreft een krasletsel (opnames 2, 3 en 9).
5. In de linkerhelft van de hals is een naar boven convexe (gebolde) streepvormige paarsrodeverkleuring met korstvorming zichtbaar met een lengte van ca. 60 mm. Aan de achterzijde gaat de verkleuring over in scherpbegrensde wijkende randen over een lengte van ca. 30 mm met een tussenafstand van 1 à 2 mm. Aan de achterzijde komen deze randen weer samen in één punt om nog ca. 10 mm verder te lopen in één lijn.
Aan de voorzijde is er een onderbreking zichtbaar met een lengte van ca. 10 mm met in het verlengde een streepvormige verkleuring met korstvorming met een lengte van ca. 20 mm. Het betreft een beeld met een oppervlakkig snijletsel en een krasletsel (opnames 1, 2 3 en 10).

Romp

6. Op de rechterhelft van de borst, op het niveau van de okselplooi, is een patroon zichtbaar mettwee gebogen streepvormige verkleuringen in verticale richting met een onderbroken korstvormig vanaf het niveau ter hoogte van de okselplooi tot ca. 60 mm onder de okselplooi. Deze lijnen vallen aan de onderzijde samen en gaan naar boven toe wijkend uitwaaieren. Daarbij zijn er wat ingedroogde roodroze gekleurde korstjes zichtbaar. De lengtes zijn respectievelijk ca. 50 en 35 mm. Het betreft huiderosie en oppervlakkige schaafletsels c.q. krasletsels (opnames 11 en 12).
7. Op de linkerhelft van de borst, op het niveau van de okselplooi en ca. 30 mm links van de middellijn,is een paarsrode gekleurd korst zichtbaar met een afmeting van ca. 7 bij 4 mm. Door de korst is dit letsel niet goed te typeren (opnames 11 en 13).
8. Op de linkerhelft van de borst, op het niveau van de okselplooi en ca. 95 mm links van de middellijn,is een patroon zichtbaar waarin twee vaagbegrensde paarblauwe verkleuringen met afmetingen van a) ca. 13 bij 5 mm en b) ca. 10 bij 7 mm, waarin twee roodroze gekleurde huisonderbrekingen zichtbaar zijn met tekenen van indroging.
In huidonderbreking b. is haaks op deze huidonderbreking een streepvorige roodroze onderbroken huisonderbreking met korst zichtbaar en een lengte van ca. 35 mm.
Het gehele letselbeeld betreft een gecombineerd beeld met een bloeduitstortingen, schaaf- en krasletsels (opnames 11 en 14).

Armen

9. Op de buitenzijde van de rechter bovenarm aan de achterzijde ter hoogte van de schouder is eenscherpbegrensde driehoekige patroon met afmetingen van ca. 5 bij 50 bij 50 mm zichtbaar, met daarin delen met een roodroze indrogingsaspect. Het betreft een schaafletsel (opnames 15 en 16).
10. Aan de buitenzijde van de linker onderarm, ca. 30 mm boven het polsgewricht is een dwars op delengterichting verlopende streepvormige onderbroken roodroze korst zichtbaar, waarbij er aan de voorzijde een halfronde huidonderbreking zichtbaar is met paarsrode korstvorming met een diameter van ca. 5 mm en een breedte van ca. 1 à 2 mm.
De convexe kant (bolle kant) is richting de bovenarm gericht. Het betreft een krasletsel met een huidonderbreking (opnames 17 en 18).
11) Op de linker handrug, direct na het polsgewricht is vanaf het niveau van het middenhandsbeentjebij de duim tot het niveau van het middenhandsbeentje van de ringvinger, een licht convex gebogen (bolle kant) in de richting van de vingers streepvormige deels onderbroken paarsrode korst zichtbaar met een lengte van ca. 60 mm. Het betreft een krasletsel (opnames 19 en 20).
11) Op de achterzijde van de rechteronderarm, ca. 70 mm boven de pols, aan de buienzijde(duimzijde) is een dwars op de lengte richting verlopende deels onderbroken paarsrode korst zichtbaar met een lengte van ca. 10 mm. Het betreft een krasletsel (opnames 21 en 22).

Beantwoording van de vraagstelling

4. Geef een indicatie omtrent de gevaarzetting van het vastgestelde letsel.
Wat betreft de gevaarzetting moet rekening worden gehouden met het feit dat bij een worsteling, zoals aangegeven in de toedrachtsomschrijving, slachtoffer en dader zich ten opzichte van elkaar bewegen. Er zijn in de hals meerdere snij- of steek dan wel krasletsels geconstateerd.
Er had sprake geweest kunnen zijn van een levensbedreigende of fataal verlopende toestand bij het oplopen van een letsel in de hals.
Het was bijvoorbeeld mogelijk geweest dat een scherprandig oppervlak een dieper halsletsel zou kunnen hebben veroorzaakt op een andere locatie, bijvoorbeeld wat meer aan de voorzijde in de hals, waarbij wél een bloedvat of een zenuw zou kunnen zijn geraakt of beschadigd. Bij doorklieving van een groot bloedvat zoals de halsslagader (Arteria Carotis) of één van de vertakkingen of de halsader (Vena Jugularis) zou een levensbedreigende bloeding kunnen optreden.

Bewijsoverweging

De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het verdachte is geweest die aangeefster meermalen heeft gestoken dan wel gesneden met een mes. Ten aanzien van het daderschap van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat de persoon die haar aanviel met een mes haar buurman was, gekleed in een lichtkleurig trainingspak met een zwart met witte pet op zijn hoofd. Getuige [naam 1] , de vriend van aangeefster, heeft verklaard dat hij een man in een wit trainingspak met een witte pet op zijn hoofd van aangeefster heeft afgetrokken. De verbalisanten hebben beschreven dat toen zij ter plaatse kwamen bij de flat naar aanleiding van een melding over een steekincident, zij een man in een wit trainingspak op de dienstauto zagen aflopen die zei: “Jullie komen voor mij”. Tijdens de insluiting van verdachte is bloed aangetroffen op zijn handen en kleding. Uit onderzoek door het NFI volgt dat op het trainingspak van verdachte DNA is aangetroffen dat van aangeefster afkomstig kan zijn. De rechtbank stelt vast, gelet op het vorengaande en het feit dat verdachte zelf geen letsel heeft opgelopen, dat het bloed op verdachtes kleding afkomstig is van aangeefster.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte degene is geweest die aangeefster meermalen met een mes heeft gestoken en gesneden.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte, door aangeefster te steken en te snijden (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake was van vol opzet op de dood van aangeefster. De rechtbank zal daarom beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangeefster.
Van voorwaardelijk opzet op de dood is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voorts is vereist dat de verdachte de kans op de dood bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte heeft op agressieve wijze aangeefster aangevallen waarbij zij in een worsteling terecht zijn gekomen. In deze worsteling heeft verdachte in de richting van aangeefster haar hals, gezicht en hoofd gestoken. Hierbij heeft verdachte haar ook daadwerkelijk meermalen gestoken dan wel gesneden op deze plekken. Aangeefster heeft in de worsteling hevig verzet geboden tegen de aanval van verdachte, hetgeen, naast uit de verklaringen van aangeefster, blijkt uit het bij haar geconstateerde afweerletsel. Uit de opgemaakte forensisch geneeskundige
letselrapportage volgt dat er sprake had kunnen zijn van een levensbedreigende of fataal verlopende toestand bij het oplopen van letsel in de hals. De hals heeft te gelden als een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam - in de hals bevinden zich, redelijk aan de oppervlakte, belangrijke (slag)aderen - waarbij stekend of snijdend geweld gemakkelijk (zonder dat daar veel kracht bij gebruikt hoeft te worden) tot dodelijk letsel kan leiden.
De rechtbank leidt uit het vorengaande af dat de kans dat aangeefster als gevolg van de gedragingen van verdachte het leven zou laten, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te noemen. De hiervoor weergegeven handelwijze van verdachte kan niet anders worden uitgelegd dan dat hij dit gevolg op de koop heeft toe genomen en aldus deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.
Dat de uiteindelijke letsels van aangeefster enigszins beperkt zijn gebleven en laag scoren op de “Injury Severity Scale” waaruit volgt dat de kans op mortaliteit laag is, doet niet af aan het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven standaardoverweging omtrent (het aannemen van) “voorwaardelijk opzet op de dood” van de Hoge Raad, dienen de omstandigheden van het geval te worden bezien. Het enkele feit dat de letsels door de forensisch arts als licht worden aangemerkt - daargelaten dat dit louter te danken is aan de hevige afweer van aangeefster en het adequate handelen van haar vriend [naam 1] - doet daarom niet af aan het oordeel van de rechtbank dat er als gevolg van de gedragingen van verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster heeft bestaan.
Bovendien staat het feit dat verdachte onder invloed was van medicatie, cocaïne en alcohol er niet aan in de weg om aan te nemen dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, omdat verdachte zichzelf in deze situatie heeft gebracht.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zijnde een poging tot doodslag, heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 februari 2023 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen heeft gestoken en gesneden met een mes, in/op de arm, het borstbeen, de hals, het gezicht en het hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
primair. poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 22 juni 2023.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de poging tot zware mishandeling. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte inmiddels vijf maanden in voorarrest zit en dat er bij de oplegging van de straf zou kunnen worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel bijvoorbeeld zes of zeven maanden bedraagt, zodat er tijdens de resterende detentieduur een geschikte (woon)plek voor verdachte kan worden gevonden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft getracht het slachtoffer - destijds zijn buurvrouw - te doden door haar meermalen te steken en te snijden met een mes, terwijl hij haar huis was binnen gedrongen. Dit moet voor het slachtoffer een traumatische ervaring zijn geweest. Als gevolg hiervan heeft zij een groot aantal steek- en/of snijwonden opgelopen in, onder meer, haar gezicht en hals. Dat het slachtoffer deze onverhoedse aanval heeft overleefd is geenszins aan het handelen van verdachte te danken, maar vooral aan het hevige verzet dat door slachtoffer is geleverd en aan het daadkrachtig handelen van haar vriend [naam 1] .
Met betrekking tot de ernst van het feit betrekt de rechtbank verder in haar oordeel dat het slachtoffer de (fysieke) sporen van de gedragingen van verdachte, te weten de littekens van meerdere steek- en snijwonden, met zich meedraagt. Tevens is het aangezichtsletsel gepaard gegaan met functiestoornis in haar gezicht, waardoor het slachtoffer geen gevoel heeft aan de linkerzijde van haar mond en wang. Het herstel zal waarschijnlijk lang duren en zal mogelijk niet volledig zijn. Zij zal zowel geestelijk als lichamelijk blijvend aan die onheilsdag worden herinnerd. Deze gevolgen voor het slachtoffer blijken ook uit haar slachtofferverklaring, die zij ter terechtzitting heeft voorgelezen.
Een poging tot doodslag is een aantasting van het hoogste goed dat een mens bezit, namelijk het leven. Een dergelijke aantasting van de lichamelijke integriteit is voor slachtoffers zeer traumatisch en kan tot langdurige lichamelijke en/of geestelijke klachten aanleiding geven. Het bewezen verklaarde strafbaar feit is dermate ernstig, dat daarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een forse gevangenisstraf.
De persoon van verdachte
Verdachte is zowel door een psychiater als een psycholoog onderzocht. Naar aanleiding van deze onderzoeken is door D.J. Vinkers, psychiater, op 31 mei 2023 en M. ten Berge, GZ-psycholoog, op 13 mei 2023, rapport uitgebracht.
De gerechtelijk deskundigen komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in gebruik van zowel cocaïne als alcohol. De psychiater heeft daarnaast ontwijkende persoonlijkheidstrekken bij verdachte geconstateerd.
De door de deskundigen vastgestelde stoornis in het gebruik van cocaïne en alcohol was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit. De psychiater heeft geadviseerd om het ten laste gelegde vanwege “culpa in causa” (eigen schuld) volledig aan verdachte toe te rekenen of (hooguit)
enigszins verminderd aan hem toe te rekenen, vanwege de samenhang van de bij hem geconstateerde verslaving en de ontwijkende persoonlijkheidstrekken.
Volgens de psycholoog kan gesteld worden dat in het middelengebruik an sich geen aanleiding wordt gezien om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Gezien echter de al langer bestaande problemen met cocaïneverslaving en de functie hiervan - het dempen van psychische klachten en het trachten af te laten vloeien van spanningen - kan er wel een stoornis in het gebruik van cocaïne worden vastgesteld. Vanuit deze afhankelijkheid, die samenhangt met en in stand gehouden lijkt te worden door zijn overige psychische klachten, zou verdachte mogelijk wel als (licht) verminderd toerekeningsvatbaar gezien kunnen worden. De psycholoog heeft hierbij benadrukt dat een verder delictscenario ontbreekt, waardoor overige omstandigheden en motieven ten tijde van het ten laste gelegde niet duidelijk zijn geworden.
De conclusies van de psychiater en psycholoog worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rapportage is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De rechtbank maakt de daaruit getrokken conclusies dan ook tot de hare.
Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit in ieder geval een ziekelijke stoornis in het gebruik van cocaïne en alcohol. Gelet op het feit dat verdachte, althans volgens zijn verklaring, zich de bewuste nacht waarin hij het slachtoffer heeft aangevallen en verwond niet kan herinneren, kan evenwel niet worden vastgesteld of en zo ja, in welke mate die stoornis heeft doorgewerkt in het strafbare feit. De rechtbank merkt daarbij wel op dat verdachte zichzelf in deze situatie heeft gebracht door inname van een hoeveelheid medicijnen, cocaïne en alcohol (culpa in causa/eigen schuld). Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het reclasseringsrapport van Fivoor
Verslavingszorg van 22 juni 2023. De reclassering heeft - kort samengevat - geconstateerd dat het middelengebruik van verdachte, hoewel er sprake was van huisvesting en een structurele dagbesteding, toenam en dat hij psychisch instabieler begon te worden. Verdachte zou de periode voorafgaand aan het delict spanningen hebben ervaren (door plannen om te verhuizen naar zijn ouders en door een doorverwijzing naar specialistische zorg GGZ) die zouden hebben geleid tot overmatig middelengebruik. Het opstellen van een delictsanalyse is niet mogelijk gebleken, omdat verdachte heeft aangegeven dat hij zich niets kan herinneren van het ten laste gelegde. De risico’s op recidive en letselschade worden ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. De reclassering acht een begeleidings- en behandeltraject geïndiceerd met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen, een drugs- en alcoholverbod, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan schuldhulpverlening. Verdachte heeft ter terechtzitting ingestemd met naleving van die voorwaarden.
De straf
De rechtbank verwijst naar haar overwegingen hiervoor over de ernst van het door verdachte gepleegde feit en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer. Gelet op de strafmaat in soortgelijke zaken acht de rechtbank het aangewezen verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank komt, alles afwegende, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met dien verstande dat de (mogelijkheid tot) kortdurende klinische opname tijdens ambulante behandeling (de zogenoemde “crisis opname”), zoals vermeld op pagina 3 van het reclasseringsrapport van 22 juni 2023, enkel mag plaatsvinden na goedkeuring door een rechter.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 33,- ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevolgen voor benadeelde groot zijn geweest, zowel fysiek als psychisch. In de vordering wordt dit voldoende duidelijk uitgelegd en gemotiveerd. De vordering kan, gelet daarop, worden toegewezen met toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2023.
schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot één jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op vijf jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclasseringFivoor Verslavingszorg te Haarlem op het adres Zijlweg 148 – C, 2015 BJ Haarlem. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met voornoemde reclasseringsinstelling dan wel met de
reclasseringsinstelling die voornoemde reclassering aanwijst, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. veroordeelde laat zich behandelen door een nader te noemen zorgverlener, te bepalen door dereclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
3. veroordeelde verblijft in een nader te noemen instelling voor begeleid wonen of een andereinstelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurtmet urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen vanafbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
7. veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs (cocaïne) om hetmiddelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van € 10.033,- (zegge: tienduizend drieëndertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.033,- (zegge: tienduizend drieëndertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 33,- aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. H.M. Lenting en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2023.
Mr. H.J. Schuth is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.