ECLI:NL:RBNNE:2023:3034

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
18-248150-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, zware mishandeling en andere strafbare feiten met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, zware mishandeling en het wegmaken van bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 februari 2022 in Emmen met een auto opzettelijk een scootmobielrijder, [slachtoffer 1], heeft aangereden, waardoor deze ernstig letsel opliep. De verdachte heeft na de aanrijding de plaats van het ongeval verlaten zonder hulp te bieden. Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen een auto in brand gestoken die bij de aanrijding was gebruikt, met als doel het bewijs te vernietigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaren. Tevens is er een maatregel tot gedragsbeïnvloeding opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], zijn toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/248150-22 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/285384-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te en ingeschreven op [adres] , [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 maart 2023 en nadat bij tussenvonnis van de rechtbank van 22 maart 2023 het onderzoek is heropend - ter terechtzitting van 11 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/248150-221.
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en (met voorbedachten rade) van het leven te beroven (al rijdende in een personenauto)
  • die [slachtoffer 1] (al rijdend in een scootmobiel) heeft/hebben aangereden, en/of
  • die [slachtoffer 1] met de auto (over een afstand van enkele meters) heeft/hebben voortgeduwd,en/of
  • die [slachtoffer 1] tegen andere voertuigen heeft/hebben aangeduwd en/of laten botsen en/of
  • die [slachtoffer 1] (door voornoemde handelingen) uit de scootmobiel heeft/hebben gereden,(waarbij hij en/of zijn mededaders zijn doorgereden en die [slachtoffer 1] vervolgens hulpeloos op straat hebben achter gelaten), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere botbreuken, heeft toegebracht, door (al rijdende in een personenauto)
  • die [slachtoffer 1] (al rijdend in een scootmobiel) aan te rijden, en/of
  • die [slachtoffer 1] met de auto (over een afstand van enkele meters) voort te duwen, en/of
  • die [slachtoffer 1] tegen andere voertuigen aan te duwen en/of heeft laten botsen en/of
  • die [slachtoffer 1] (door voornoemde handelingen) uit de scootmobiel te rijden, (waarbij hij en/of zijnmededaders zijn doorgereden en die [slachtoffer 1] vervolgens hulpeloos op straat hebben achter gelaten);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (al rijdende in een personenauto)
  • die [slachtoffer 1] (al rijdend in een scootmobiel) heeft/hebben aangereden, en/of
  • die [slachtoffer 1] met de auto heeft/hebben voortgeduwd, en/of
  • die [slachtoffer 1] tegen andere voertuigen heeft/hebben aangeduwd en/of laten botsen en/of
  • die [slachtoffer 1] (door voornoemde handelingen) uit de scootmobiel heeft/hebben gereden,(waarbij hij en/of zijn mededaders zijn doorgereden en die [slachtoffer 1] vervolgens hulpeloos op straat hebben achter gelaten), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Emmen op/aan de [adres] , op of omstreeks 27 februari 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te [adres] , gemeente Coevorden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Mercedes), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te [adres] , gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, nadat op of omstreeks 27 februari 2022 te pleegplaats enig misdrijf, te weten een poging moord, dan wel poging doodslag, althans enig misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, te weten een auto (Mercedes type A) heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken;
5.
hij op of omstreeks 14 februari 2022 te Coevorden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische fiets (merk Giant Daily Tour E+1), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op of omstreeks 29 september 2022 te Assen opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 29 XTC pillen, althans ongeveer 14,79 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
parketnummer 18/285384-22hij op of omstreeks 20 november 2021 te Coevorden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een verbrijzelde oogkas, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 3] meermalen met kracht op/tegen zijn gezicht en/of zijn hoofd te slaan en/of stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Coevorden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 3] meermalen tegen zijn gezicht en/of zijn hoofd te slaan en/of stompen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitieparketnummer 18/248150-22
De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 1 primair aangevoerd dat, hoewel daarvoor wel aanwijzingen in het dossier zitten, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van voorbedachte rade en dat verdachte van dat bestanddeel dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 (poging doodslag), 2, 3, 4, 5 en 6.
parketnummer 18/285384-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdedigingparketnummer 18/248150-22
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 en 2 en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De meeste betrokkenen, zowel aangever als getuigen, lijken deel uit te maken van één familie of in ieder geval één kliek uit dezelfde buurt in Coevorden. Deze betrokkenen hebben over en weer belangen bij hetgeen zij verklaren. Van een gerichte aanval, waarbij op aangever is ingereden, is geen sprake. Tevens zijn er geen aanwijzingen dat de auto waardoor aangever is aangereden eerst een verkenningsrondje zou hebben gereden. Bij een vooropgezette moordaanslag past ook niet dat de auto pas twee uur na het incident in de brand is gestoken, waarbij de hulp is ingeschakeld van [getuige 1] , die niet eenduidig verklaard over de rol van verdachte.
De door de rechter-commissaris gehoorde getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige
4] hebben duidelijk alleen nog maar meer leugens opgeleverd en ook is duidelijk geworden dat [getuige 4] door de getuigen uit de wind wordt gehouden. Gelet op al het vorenstaande bestaat er geen betrouwbaar bewijs tegen verdachte en dient hij vrijgesproken te worden van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van feiten 3, 4, 5 en 6.
parketnummer 18/285384-22
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte ter zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/248150-22 – feiten 1 primair (poging doodslag), 2, 3 en 4
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
De door verdachte ter zitting van 8 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was erbij toen de Mercedes in brand werd gestoken. Het klopt dat ik de Mercedes wel heb gebruikt om een elektrische fiets te stelen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2022,opgenomen op pagina 20 en 21 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
NN3R022028 (onderzoek Ecuador) d.d. 9 oktober 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 28 februari 2022 ben ik na 20:00 uur van huis vertrokken op mijn scootmobiel. Ik ben vanaf de
[adres] richting de [adres] gereden. Ik ben hierna weer weggereden op mijn scootmobiel vanaf de [adres] de [adres] op richting het winkelcentrum [adres] . Ik werd opeens van achteren geramd door een onbekend voertuig. Ik heb nu mijn linkerknie op drie plaatsen gebroken en mijn arm is kapot. Ik word volgende week geopereerd hieraan. Ik heb er flink pijn aan.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2022,opgenomen op pagina 38 en 39 van voornoemd dossier, inhoudend als relateringen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] :
Op 27 februari 2022 werden wij op verzoek van de ARS gestuurd naar de [adres] te Emmen. Wij zagen midden op de rijbaan een Duitse kentekenplaat met de opdruk [kenteken] liggen. Ter plaatse werd ik, verbalisant [naam 1] , aangesproken door een bewoner van de [adres] , die camerabeelden had van het ongeval. Ter plaatse deze camerabeelden bekeken. Ik zag dat de auto, vlak na de botsing, rechts in beeld kwam en met nagenoeg dezelfde snelheid links uit beeld reed. Ik zag dat de scootmobiel door de voorzijde van de auto, met enige snelheid, vooruit werd gedrukt.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2022,opgenomen op pagina 80 en 81 van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [naam 3] :

BVH 2022039861 Diefstal fiets:

14 februari 2022 tussen 15.15 uur en 17.30 uur is er een elektrische fiets weggenomen met behulp van een zwarte Mercedes voertuig voorzien van de kentekenplaat [kenteken] .

BVH 2022051452 Autobrand:

27 februari 2022 omstreeks 22.35 uur kwam er een melding binnen bij de politie dat er aan de [adres] te [adres] een voertuig in de brand zou staan. Dit bleek een Mercedes A klasse te zijn.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2022, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [naam 4] :

[naam 5] , werkzaam als camerabeeldspecialist bij de Eenheid Noord-Nederland, heeft de beelden uitgekeken van de camera’s ter hoogte van [adres] te Emmen. De opnames zijn gemaakt op 27 februari 2022 tussen 20:29:44 uur en 20:37:13 uur. [naam 5] zag op de camerabeelden het volgende:
Zondag 27 februari 2022 20:29:46 uur.
Verlichting afkomstig van het voertuig van een verkeersdeelnemer, te zien in de gele cirkel. Koplampen van een motorvoertuig welke zich achter de voornoemde verkeersdeelnemer bevindt, te zien in de rode cirkel.
Zondag 27 februari 2022 20:29:51 uur.
Het voornoemde motorvoertuig beweegt naar rechts, gezien vanuit de bestuurderszijde van het motorvoertuig, en in de richting van de twee geparkeerde motorvoertuigen. Zie rode cirkel. Het voornoemde motorvoertuig rijdt vervolgens zeer vermoedelijk op de fietsstrook waar de voornoemde verkeersdeelnemer zich op dat moment bevindt.
Zondag 27 februari 2022 20:29:51 uur.
De koplampen van het motorvoertuig komen rechts in het beeld van de camera, te zien in de rode cirkel. Voor het licht van de koplampen van het motorvoertuig is een streep te zien welke het licht van de koplampen reflecteert die vermoedelijk afkomstig is van voornoemde verkeersdeelnemer, aangegeven met de gele pijl. In de audio opname van bovenstaande videobeelden is op dat moment een luide klap hoorbaar.
Zondag 27 februari 2022 20:29:52 uur.
Het voornoemde motorvoertuig, te zien in de rode cirkel. De voornoemde streep reflecterend licht, afbeelding 5, welke afkomstig is van het voertuig van de verkeersdeelnemer, wordt door het voornoemde motorvoertuig vooruit geduwd, aangegeven met de gele pijl.
Zondag 27 februari 2022 20:29:52 uur.
De verlichting van de verkeersdeelnemer komt in het beeld van de camera, aangegeven met de gele pijl. De verkeersdeelnemer, welke zich op de fietsstrook bevindt, wordt door het voornoemde motorvoertuig tegen een geparkeerd motorvoertuig aangeduwd. Het voornoemde motorvoertuig, te zien in de rode cirkel, bevindt zich deels op de fietsstrook. Het motorvoertuig beweegt zichtbaar verder naar de rechterzijde van de fietsstrook.
Zondag 27 februari 2022 20:29:53 uur.
Het voornoemde motorvoertuig beweegt zich vervolgens weer in de richting van de linker zijde van de rijstrook c.q. middenberm. Een voorwerp rolt over de fietsstrook, zeer vermoedelijk een persoon, aangegeven met de gele pijl.
Zondag 27 februari 2022 20:29:53 uur.
Van het moment van in beeld komen en weer uit beeld gaan van voornoemde motorvoertuig zijn er geen oplichtende rode remlichten waarneembaar. Langs de rechterzijde van het motorvoertuig is een spoor van lichtgevende lichten te zien op het wegdek, gelijkend op vonken Het voornoemde voorwerp is nu te onderscheiden als een persoon, te zien in de gele cirkel. De voornoemde persoon ligt op zijn rug op de fietsstrook.
Zondag 27 februari 2022 20:29:53 uur.
Het voornoemde motorvoertuig, te zien in de rode cirkel, rijdt links uit het beeld van de camera zonder dat het voertuig zichtbaar afremt en tevens zijn er geen remlichten te zien.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2022,opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [naam 3] :
Op 23 februari 2022 kwam er een melding binnen. Op de [adres] te Coevorden zou een zwarte Mercedes A klasse staan met een fiets erin.
Op 22 maart 2022 heb ik telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer wat in de melding stond. Ik hoorde melder vervolgens zeggen, dat melder had gezien, dat het voertuig in het hofje stond van de [adres] te Coevorden Het voertuig was een Mercedes A klasse voorzien van een Duits kenteken. Melder zag dat [getuige 4] in de zwarte Mercedes zat samen met [verdachte] . Melder zag dat [verdachte] achter het stuur zat.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt enondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudende de verklaring van [getuige 3] op 30 mei 2023:
[verdachte] heeft mij uit zichzelf verteld over iets wat er in Emmen was gebeurd. Hij vertelde dat hij iemand had aangereden die in een scootmobiel zat. Hij heeft mij er zelfs een filmpje over laten zien. Ik heb gezien dat er een auto reed en die reed even later tegen een scootmobiel aan. Ik zag dat die auto doorreed. [verdachte] vertelde er bij dat hij dat was, dat hij reed. Hij vertelde zelfs dat je dat kon herkennen aan een tattoo op zijn hand. De tattoo die ik zelf ook heb gezien, dat zag ik op dat filmpje. Ik heb wel gezien dat die auto een Mercedes was. Een beetje een kleine, oud model, beetje koektrommelachtig. Het was een kleine zwarte Mercedes. Ik denk een A 180.
8.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt enondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] op 30 mei 2023:
U vertelt mij dat u mij vragen gaat stellen over de avond van 27 februari 2022. Ook [getuige 1] ken ik wel. Met hem was ik die avond een film aan het kijken toen [verdachte] de kamer binnen kwam. Hij zei: "Het is gelukt, ik heb iemand aangereden. Een vieze oude pedofiel." U vraagt mij of de naam [slachtoffer 1] mij iets zegt. Ja, dat is die man waarover ik het had. De man die aangereden was.
9.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt enondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] op 6 juli 2023:
Ik heb die avond de Mercedes in brand gestoken. [verdachte] had het over een oude pedofiel die zijn nichtje had misbruikt. Die pedofiel had hij van de weg gereden, zo vertelde hij.
10.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 april 2022,opgenomen op pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
V: Wat wil je ons vertellen?
A: Ik zat bij een vriendin dacht ik. En toen kwam er ineens iemand binnen. [verdachte] of zo. Ik moest een auto weg werken. Ik heb de auto in de brand gestoken.
V: Waar heb je de auto brand gestoken?
A: Tussen [adres] en [adres] in.
V: Wie heeft de auto daar heen gebracht?
A: Die [verdachte]
V: Hoe ben jij daar heen gegaan? A: Met [getuige 4] in de auto.
V: Kan je iets zeggen over de kleur of merk?
A: Het was een Mercedes.
V: Maar hoe heb jij de link kunnen leggen tussen [slachtoffer 1] en de auto?
A: [verdachte] vertelde dat hij een oude pedofiel had aangereden in een scootmobiel en dat hij opschakelde van 3 naar 4. Ik heb vanmiddag wel een filmpje gezien van [naam 6] . Daarin zag ik de aanrijding. Ik herkende de auto wel een beetje van de auto die ik in de brand gestoken.
V: Wie stonden er bij jou toen je de auto in de brand stak? A: [verdachte] .

11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 oktober 2022, toegevoegd voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :

V: Wat wil je ons vertellen?
A: Op 27 februari 2022 werd ik gebeld door [verdachte] , dat er iets aan de hand was en of hij mij kon spreken. Ik ben toen naar Coevorden gereden naar het huis van [naam 7] , daar was [verdachte] . Hij vertelde dat hij een oude pedofiel had aangereden die aan zijn nichtje had gezeten in Emmen.
V: Wat kun je ons vertellen over een Mercedes met Duitse kentekenplaten?
A: Daar reed [verdachte] in, dat was zijn auto.
V: Sinds wanneer reed hij daar in?
A: Vanaf midden februari reed hij daar in.
V: Hoe weet jij dit?
A: Omdat ik dat gezien heb, ik heb ook 1x bij hem in de auto gezeten. Hij kwam toen aan met een fiets die achter in de auto lag.
V: Je bent dus bij [naam 7] op een gegeven moment, hoe gaat het dan?
A: Hij had met [getuige 1] afgesproken dat hij die auto in de brand ging steken. [getuige 1] zat bij mij in de auto. [verdachte] is voor ons aangereden en toen zijn we achter [verdachte] aangereden en daar uitgestapt. Ik ben toen met hen meegereden naar de [adres] locatie in [adres] , daar zijn [verdachte] en [getuige 1] uitgestapt en toen stond ik langs de kant van de weg. En toen kwam
[verdachte] terug lopen, hij ging in de auto zitten. Ik zag dat de auto in de brand stond en toen kwam [getuige 1] ook terug en ging bij mij in de auto zitten.
V: Om welke auto ging het, die in de brand gestoken werd?
A: Om een Mercedes A klasse.
V: Was dit dezelfde auto waar [verdachte] vaker in reed?
A: Ja.
V: Waarom heeft [getuige 1] hem in de brand gestoken?
A: Hij heeft 3 à 4 keer gevraagd aan [getuige 1] of hij de auto voor hem in de brand wilde steken.
V: Had jij nog schade gezien aan de Mercedes?
A: Ja aan de voorkant, er zat nog maar 1 kentekenplaat aan de achterzijde van de auto. Ook zag ik dat er een barst in het raam zat.
V: Wat was dat voor kentekenplaat? A: Een Duitse.
V: Wie heeft de aanrijding met [slachtoffer 1] veroorzaakt? A: [verdachte] .

Bewijsoverweging

Voor wat betreft de feiten 1 en 2 staat de vraag centraal of het verdachte is geweest die de auto heeft bestuurd waarmee aangever is aangereden. Ten aanzien van het daderschap van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever in Emmen op 27 februari 2022 rond 20:29 uur is aangereden door een auto die na de aanrijding niet is gestopt. Na deze aanrijding zijn verbalisanten op de plaats van de aanrijding gearriveerd en zij hebben een Duitse kentekenplaat, voorzien van het nummer [kenteken] , op de rijbaan aangetroffen. Uit onderzoek naar dit kenteken volgt dat op 14 februari 2022 een elektrische fiets is weggenomen met behulp van een zwarte
Mercedes voertuig voorzien van de kentekenplaat [kenteken] . Verdachte heeft verklaard dat hij de persoon is geweest die als bestuurder van de Mercedes de fiets heeft gestolen. Tevens blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte op 23 februari 2022 is gezien als bestuurder van een zwarte Mercedes A klasse voorzien van een Duits kenteken met daarin een fiets, hetgeen is bevestigd door [getuige 4]
.
Daarnaast hebben vier getuigen verklaard dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest waarmee aangever is aangereden. [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris onder ede verklaard dat zij op de avond van 27 februari 2022 samen met [getuige 1] was toen verdachte binnenkwam bij haar thuis en zei: “Het is gelukt, ik heb iemand aangereden. Een vieze oude pedofiel.” [getuige 1] heeft deze verklaring van [getuige 2] in grote lijnen bevestigd en verklaard dat verdachte sprak over een oude pedofiel die zijn nichtje had misbruikt en dat hij deze persoon van de weg had gereden. Tevens heeft hij verklaard dat hij samen met [getuige 4] naar de plek is gereden waar de Mercedes is verbrand en dat verdachte de Mercedes zelf naar die plek heeft gereden. [getuige 1] heeft ook zichzelf belast door te verklaren dat hij de persoon is geweest die de Mercedes in brand heeft gestoken. [getuige 4] heeft bij de politie verklaard dat hij op 27 februari 2022 naar het huis van [getuige 2] is gereden, omdat verdachte hem vertelde dat er iets aan de hand was. Eenmaal aangekomen vertelde verdachte dat hij een oude pedofiel had aangereden die aan zijn nichtje had gezeten. Tot slot heeft [getuige 3] bij de rechter-commissaris onder ede verklaard, dat verdachte hem heeft verteld dat hij iemand had aangereden die in een scootmobiel zat.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de hiervoor vermelde getuigen op onderdelen van elkaar verschillen, maar dat in de kern voldoende eenduidig en consistent wordt verklaard over de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde aanrijding en het in de brand steken van de bij die aanrijding gebruikte Mercedes.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het vorengaande - in onderling verband en samenhang bezien - voldoende is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die de auto heeft bestuurd ten tijde van de aanrijding.
Voorbedachte rade
De rechtbank acht - evenals de officier van justitie en de raadsvrouw - de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat wettig en overtuigend bewijs dat er sprake is geweest van voorbedachte rade ontbreekt.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte door aangever aan te rijden
(voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake was van boos opzet op de dood van aangever.
Van voorwaardelijk opzet op de dood is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in de gegeven omstandigheden moeten gaan om een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voorts is vereist dat de verdachte de kans op de dood bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de Mercedes achter aangever in zijn scootmobiel heeft gereden. Verdachte rijdt in één vloeiende beweging en zonder snelheid te verminderen naar de fietsstrook waar op dat moment aangever in zijn scootmobiel rijdt. Als gevolg van de aanrijding is de scootmobiel over enige afstand vooruit gedrukt en tegen twee naast de rijbaan geparkeerde voertuigen geduwd. Dat de aanrijding met enige snelheid gepaard is gegaan volgt niet alleen uit de beschrijving van de beelden door verbalisant [naam 1] , maar ook mede uit het feit dat de scootmobiel als gevolg van de aanrijding zijn achteras is verloren. Daarnaast blijkt uit de uitgebreide beschrijving van de camerabeelden dat van enig afremmen door de auto geen sprake is geweest; de auto rijdt met gelijke snelheid het beeld weer uit als dat de auto het beeld kwam inrijden en er zijn geen remlichten zichtbaar.
Gelet op de constante snelheid waarmee verdachte met de auto op aangever is ingereden en de omstandigheid dat verdachte in een scootmobiel zat, is de kans dat aangever als gevolg van de gedragingen van verdachte het leven zou laten, een niet reële, onwaarschijnlijke mogelijkheid. De hiervoor weergegeven handelwijze van verdachte kan niet anders worden uitgelegd dan dat hij dit mogelijke gevolg op de koop toe heeft genomen en aldus deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zijnde een poging tot doodslag, heeft gepleegd.
Het onder 2 ten laste gelegde kan eveneens wettig en overtuigend bewezen worden, omdat verdachte na de aanrijding is doorgereden terwijl hij wist dat aangever op de weg lag en hij aangever schade en letsel had toegebracht door hem aan te rijden.
Feiten 3 en 4
Na de aanrijding is verdachte op enig moment samen met [getuige 1] en [getuige 4] naar [adres] gereden en is de Mercedes, het voertuig dat gebruikt is bij de eerder genoemde aanrijding, in de brand gestoken door [getuige 1] . [getuige 4] en [getuige 1] verklaren beiden dat verdachte de
Mercedes naar [adres] heeft gereden en dat zij achter hem aanreden. Uit de verklaringen van [getuige 4] volgt dat verdachte meermalen aan [getuige 1] heeft gevraagd of hij de auto voor hem in de brand wilde steken. [getuige 1] heeft daarover zelf verklaard dat verdachte bij hem stond toen hij de auto in de brand stak. Ook verdachte zelf heeft verklaard dat hij erbij was toen de Mercedes in de brand werd gestoken.
De rechtbank leidt uit het vorengaande af dat er tussen [getuige 1] , [getuige 4] en verdachte sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, zowel ten aanzien van de vernieling van de Mercedes als het wegmaken van bewijs, zodat er sprake is van medeplegen. Tevens wisten zij allen - zo leidt de rechtbank af uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 4] - dat met deze Mercedes een persoon op een scootmobiel was aangereden. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte samen met anderen het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
parketnummer 18/248150-22 – feiten 5 en 6
De rechtbank acht feiten 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 februari 2022, opgenomen oppagina 134 en 135 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R022028 (onderzoek Ecuador) d.d. 9 oktober 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 oktober 2022 en de daarbijgevoegde bijlagen (te weten 5 NFiDENT-rapporten), opgenomen in een aanvullend proces-verbaal verdovende middelen met proces-verbaal nummer: PL0100-2022055553-22, inhoudende de relateringen van verbalisanten [naam 8] en [naam 9] .
parketnummer 18/285384-22
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 2 december 2021,opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021318193 d.d. 13 oktober 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
een schriftelijk bescheid, te weten een elektronisch patiënten dossier betreffende [slachtoffer 3] ,geautoriseerd door F. Trietsch, radioloog, opgesteld op 29 november 2021, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier.

Nadere bewijsoverweging

Zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, dient onder meer de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van aangever [slachtoffer 3] , te weten een gebroken neus en een versplinterde oogkas, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is bovendien gebleken dat aangever op 24 januari 2023 een afspraak heeft gehad met een MKA chirurg waarbij is vastgesteld dat hij een ontsteking bij zijn oogkas heeft. Deze ontsteking zal operatief moeten worden verwijderd. De rechtbank is van oordeel dat het letsel in dit geval, bezien in het licht van hetgeen de Hoge Raad in zijn standaardarrest hiervoor heeft overwogen, moet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.

Bewezenverklaring

parketnummer 18/248150-22
De rechtbank acht feiten 1 primair, impliciet subsidiair, 2, 3, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 februari 2022 te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven al rijdende in een personenauto
  • die [slachtoffer 1] al rijdend in een scootmobiel heeft aangereden, en
  • die [slachtoffer 1] met de auto over een afstand van enkele meters heeft voortgeduwd, en
  • die [slachtoffer 1] tegen andere voertuigen heeft aangeduwd en laten botsen en
  • die [slachtoffer 1] door voornoemde handelingen uit de scootmobiel heeft gereden, waarbij hij isdoorgereden en die [slachtoffer 1] vervolgens hulpeloos op straat heeft achter gelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Emmen aan de [adres] , op 27 februari 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander, te weten [slachtoffer 1] , letsel en schade was toegebracht;
3.
hij op 27 februari 2022 te [adres] , gemeente Coevorden tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Mercedes), die geheel aan een ander toebehoorde, heeft vernield;
4.
hij op 27 februari 2022 te [adres] , gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met anderen, nadat op 27 februari 2022 te Emmen enig misdrijf, te weten een poging doodslag, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarmede dat misdrijf was gepleegd en andere sporen van dat misdrijf, te weten een auto (Mercedes type A), heeft vernietigd;
5.
hij op 14 februari 2022 te Coevorden, een elektrische fiets, merk Giant Daily Tour E+1, die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op 29 september 2022 te Assen opzettelijk aanwezig heeft gehad, 29 XTC pillen, zijnde een materiaal omvattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
parketnummer 18/285384-22
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 november 2021 te Coevorden tezamen en in vereniging met anderen, aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en een verbrijzelde oogkas, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 3] meermalen met kracht tegen zijn gezicht en zijn hoofd te stompen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

parketnummer 18/248150-22

1
primair. poging tot doodslag;
2. overtreding van artikel 7, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
3. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, vernielen;
4. medeplegen van opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengenmet het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, vernietigen; 5. diefstal;
6. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
parketnummer 18/285384-22 primair.medeplegen van zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft tevens gevorderd aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen, zodat daar eventueel een contact- en locatieverbod aan gekoppeld kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de bepaling van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsvrouw heeft daarbij verzocht om verdachte vrij te spreken van de onder parketnummer 18-248150-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw meent daarom dat een lange gevangenisstraf niet passend is en verzoekt de op te leggen straf aanzienlijk te beperken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van (naar de rechtbank begrijpt) 4 januari 2023, het Pro Justitia-rapport van 13 januari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Aard en ernst van de feiten
De rechtbank overweegt allereerst dat verdachte zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Verdachte is met een auto, opzettelijk en met een behoorlijke snelheid ingereden op [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] reed op dat moment op een scootmobiel en was daarmee een zeer kwetsbare verkeersdeelnemer. Verdachte heeft [slachtoffer 1] in het donker van achteren aangereden, hem meterslang voor zijn auto uit geduwd en hem daarna van de weg gedrukt tegen de daarlangs geparkeerde auto’s. Daarbij is [slachtoffer 1] met een boog hard op het wegdek gevallen. Verdachte is daarna met onverminderde snelheid doorgereden zonder enige vorm van hulp te bieden, terwijl verdachte wist dat het slachtoffer letsel en schade moest hebben opgelopen. Verdachte heeft daarmee een groot risico genomen dat [slachtoffer 1] het leven zou laten. Dat het slachtoffer niet om het leven is gekomen, is dan ook niet aan de verdachte te danken. Verdachte heeft na het incident, met behulp van anderen, de auto waarmee het slachtoffer is aangereden naar een afgelegen plek gebracht alwaar de auto in brand is gestoken. Dit met als doel om het bewijsmateriaal ten aanzien van de aanrijding te vernietigen. Hieruit volgt te meer dat verdachte zich ten zeerste bewust was van het feit dat hij zich had schuldig gemaakt aan een misdrijf.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 3] door hem in zijn gezicht te stompen en te slaan, wat tot pijn, een gebroken neus en een verbrijzelde oogkas bij het slachtoffer heeft geleid. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte een elektrische fiets gestolen. Een hinderlijk feit, dat naast schade vaak veel overlast veroorzaakt voor de gedupeerden. Verdachte heeft ten slotte XTC-pillen voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat dergelijke harddrugs een ernstig gevaar vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, niet in de laatste plaats vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft kennelijk niet stil gestaan bij dergelijke gevolgen.
Persoon van verdachte en bijzondere omstandigheden
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, d.d. 6 juni 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen betreffende feiten met een gewelddadig karakter. Dit weegt in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het reclasseringsadvies van Het Leger des Heils
Jeugdbescherming en Reclassering, van (naar de rechtbank begrijpt) 4 januari 2023, opgesteld door [naam 10] , reclasseringswerker. De reclassering ziet in het algemeen wel problemen in het maatschappelijk en psychosociaal functioneren van verdachte, zoals ten aanzien van het behouden van stabiele huisvesting, het verkrijgen van werk en inkomen. Zijn alcohol- en drugsgebruik is niet geheel duidelijk, waardoor reclassering dit niet als direct delictgerelateerd heeft kunnen aanmerken. Reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Het risico op letselschade kan niet worden ingeschat en het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt op dit moment ingeschat als gemiddeld. Daarbij is van belang dat verdachte in het verleden onvoldoende meewerkte aan bijzondere voorwaarden, maar nu aangeeft mee te werken aan bijzondere voorwaarden indien deze worden opgelegd.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de bevindingen van drs. N. Märker, GZ-psycholoog, zoals neergelegd het Pro Justitia-rapport van 13 januari 2023. Uit dit rapport blijkt onder meer dat er bij verdachte vanuit een antisociale persoonlijkheidsstoornis sprake is van een onvermogen om zich te houden aan sociale conventies en dat zijn handelen wordt gestuurd door een sterke zelfgerichtheid en opportunisme. Hij is zich bewust van het strafbare karakter van bepaalde gedragingen, maar laat zich hierdoor niet hinderen, omdat hij zijn eigen behoeftebevrediging centraal stelt en vanuit een lacunaire gewetensontwikkeling en tekortschietend empathische vermogens geen moeite heeft met normoverschrijdend gedrag. Verdachte kan impulsief handelen zonder de mogelijke consequenties en reikwijdte van zijn handelen te (kunnen) overzien.
Ten slotte weegt de rechtbank mee dat door het toedoen van verdachte bij de slachtoffers, van zowel de zware mishandeling als de opzettelijke aanrijding, ernstig letsel is ontstaan. Door de rake klappen van verdachte heeft [slachtoffer 3] een gebroken neus en een versplinterde oogkas opgelopen. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer veel pijn ervaren en meerdere malen het ziekenhuis moeten bezoeken. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer lange tijd te kampen heeft gehad met de lichamelijke en emotionele gevolgen van het incident.
Ten aanzien van de opzettelijke aanrijding behoeft het geen betoog dat dit een zeer ernstig voorval betreft met grote en onomkeerbare gevolgen voor het slachtoffer. [slachtoffer 1] heeft na dit ongeval meer dan een maand in het ziekenhuis verbleven en zal nog meerdere hersteloperaties moeten ondergaan. De gevolgen van de aanrijding zullen altijd zichtbaar en voelbaar blijven, zodat [slachtoffer 1] altijd aan dit voorval herinnerd zal blijven worden. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte het merendeel van de feiten heeft bekend, maar voor de opzettelijke aanrijding zelf geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt daarbij tot een hogere straf dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank houdt in verdergaande mate rekening met het feit dat verdachte reeds een aanzienlijk strafblad heeft en ook reeds eerder voor misdrijven met een gewelddadig karakter is veroordeeld. Daarbij komt dat de rechtbank ook nu een veelheid aan feiten wettig en overtuigend bewezen acht, waarvan een deel met ernstig en blijvend letsel, terwijl verdachte voor het ernstigste feit, namelijk de opzettelijke aanrijding van de bestuurder van de scootmobiel, geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen. De rechtbank meent dat gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank ziet - in overeenstemming met de eis van de officier van justitie - aanleiding om aan verdachte tevens een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Op die manier wordt het mogelijk om verdachte onder toezicht te stellen, indien dit op dat moment, na het uitzitten van zijn straf, nog noodzakelijk wordt geacht. Omdat de verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven is niet duidelijk geworden wat zijn drijfveren zijn geweest en hoe recidive moet worden voorkomen. Bovendien blijkt uit de rapportage dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat en dat verdachte op verschillende leefgebieden te kampen heeft met problemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat oplegging van deze maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Daarnaast zal de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid (OBM) van 3 jaren opleggen. Dit omdat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte een poging doodslag heeft gepleegd en hij dit feit heeft begaan door met een motorrijtuig op het slachtoffer in te rijden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
parketnummer 18/248150-22, feit 1
[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. S.C. van Bunnik, tot een bedrag van € 3.311,- ter zake van materiële schade en € 20.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
parketnummer 18/285384-22
[slachtoffer 3] tot een bedrag van € 485,- ter zake van materiële schade en € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [slachtoffer 1] - parketnummer 18/248150-22, feit 1
De officier van justitie heeft met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1] aangevoerd dat hoewel aannemelijk is dat in 2023 nog medische kosten zullen worden gemaakt, deze kosten op dit moment nog niet zijn gemaakt. De medische kosten die in 2022 zouden zijn gemaakt zijn weliswaar niet onderbouwd met nadere stukken, maar het staat vast dat het slachtoffer in het ziekenhuis heeft gelegen en er medische kosten zijn gemaakt. Voor wat betreft de kostenpost die ziet op de telefoon van benadeelde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat zij twijfelt of dit voldoende is onderbouwd met stukken.
De gevorderde immateriële schadevergoeding is voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar. De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de hoogte van het toe te wijzen bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] - parketnummer 18/285384-22
De officier van justitie heeft met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 3] aangevoerd dat hoewel aannemelijk is dat in 2023 nog medische kosten zullen worden gemaakt, deze kosten op dit moment nog niet zijn gemaakt. Tevens zijn de kosten die zien op de vergoeding van de kleding niet nader onderbouwd. Ook is de kleding weggegooid en niet gefotografeerd. Het ligt echter wel voor de hand dat de bovenkleding van benadeelde bebloed is geweest. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd om de immateriële schade toe te wijzen.
Standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [slachtoffer 1] - parketnummer 18/248150-22, feit 1
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat nu zij vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van het onder parketnummer 18/248150-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde, de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] moet worden afgewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] - parketnummer 18/285384-22
De raadsvrouw refereert zich met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 3] aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1] - parketnummer 18/248150-22, feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair, impliciet subsidiair, bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet inhoudelijk door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 februari 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] - parketnummer 18/285384-22
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 november 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38z, 45, 47, 57, 189, 287, 302, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 7, 176 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/248150-22 onder 1 primair, impliciet subsidiair, 2, 3, 4, 5 en 6 en het onder parketnummer 18/285384-22 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Met betrekking tot feit 1, ten laste gelegd onder parketnummer 18/248150-22, voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 3 jaren.
Legt aan verdachte op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van parketnummer 18/248150-22, feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van € 23.311,- (zegge: drieëntwintigduizend driehonderdelf euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van € 23.311,- (zegge: drieëntwintigduizend driehonderdelf euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 3.311,- aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 151 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van parketnummer 18/285384-22
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 3]te betalen:
  • het bedrag van € 5.485,- (zegge: vijfduizend vierhonderdvijfentachtig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 3]aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.485,- (zegge: vijfduizend vierhonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 485,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 62 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr.
H. Hanssen, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2023.