Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] integraal toe te wijzen, omdat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde onder 1 en de vordering voldoende onderbouwd is.
Daarnaast heeft hij gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] moet worden toegewezen, waarbij het gaat om het verzoek tot schadevergoeding in het digitale dossier onder het kopje “aanvulling schade en nota’s” ingediend door [naam 7] . Uit de vordering van de [benadeelde partij 1] blijkt voldoende duidelijk welke schadeposten uit de door verdachte gepleegde feiten zijn ontstaan.
Beide vorderingen dienen te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de overige vorderingen op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het merendeel van de vorderingen die zijn ingediend niet zijn ondertekend door de daartoe bevoegde persoon dan wel niet zijn onderbouwd en dat (in elk geval) van professionele partijen zoals de gemeente en de NAM méér mag worden verwacht. Daar komt bij dat deze partijen niet ter terechtzitting zijn verschenen waar zij de ingediende vorderingen nader hadden kunnen toelichten. Verder is gebleken dat de verdediging niet over alle door de benadeelde partijen ingediende stukken beschikt, hetgeen aan het openbaar ministerie kan worden verweten. De raadsvrouw heeft opgemerkt dat dit een ernstige aantasting is van de belangen van de verdachte. Gelet op al het vorenstaande heeft de raadsvrouw bepleit de vorderingen van de [benadeelde partij 1] en de NAM niet-ontvankelijk te verklaren.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Subsidiair heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de door benadeelde partij [benadeelde partij 5] ingediende vordering heeft zij opgemerkt dat niet duidelijk is of [naam 6] de benadeelde partij mag vertegenwoordigen, nu er geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is overgelegd. Tevens is de vordering niet ondertekend door [naam 6] maar door [naam 8] . De vordering dient daarom te worden afgewezen dan wel nietontvankelijk te worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat de vordering om die reden moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Met betrekking tot de vordering van € 2.500,- van de [benadeelde partij 1] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering is ingediend door [naam 1] als vertegenwoordiger van de gemeente, maar niet wordt aangetoond dat [naam 1] de gemeente mag vertegenwoordigen. Daarom zal de vordering moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de gevorderde schade op geen enkele wijze is onderbouwd. Omdat niet duidelijk is wat het exacte schadebedrag zou moeten zijn, dient de vordering afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de NAM heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering door twee vertegenwoordigers is ingediend ( [naam 4] en [naam 9] ) maar (enkel) door [naam 9] is ondertekend. Tevens is er geen uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd waaruit volgt dat deze personen de NAM mogen vertegenwoordigen. Gelet daarop dient de vordering afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw opgemerkt dat er een zeer hoog bedrag (€ 154.000,-) wordt gevorderd maar dat het bedrag enkel wordt onderbouwd met een schatting van het benodigde budget. Tevens wordt er verwezen naar een overzicht dat niet is bijgevoegd. De vordering is daarmee onvoldoende onderbouwd en zal daarom moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Met betrekking tot de vordering van € 9.484,78,- van de [benadeelde partij 1] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering is ingediend door [naam 7] , als vertegenwoordiger van de gemeente, maar dat niet wordt aangetoond dat zij de gemeente mag vertegenwoordigen. Daarom zal de vordering moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en daarom zal moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 (zaak 2) – benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij [benadeelde partij
2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 (zaak 2) bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 mei 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Feit 3 (zaak 10) – benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat [naam 6] gemachtigd is om de benadeelde partij [benadeelde partij 5] te vertegenwoordigen, nu geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is overgelegd en uit de overige ingediende stukken evenmin blijkt dat deze persoon [benadeelde partij 5] mag vertegenwoordigen. Daarnaast is de vordering niet ondertekend door de persoon die vordering heeft ingediend, [naam 6] , maar door [naam 8] .
Gelet op het hiervoor overwogene bepaalt de rechtbank dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Feit 1 (zaak 6) – benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat [naam 4] dan wel [naam 9] gemachtigd is om benadeelde partij de NAM te vertegenwoordigen, nu er geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is overgelegd en uit de overige ingediende stukken evenmin blijkt dat zij de
NAM mogen vertegenwoordigen. Tevens merkt de rechtbank op dat het gevorderde schadebedrag van € 154.000,- onvoldoende is onderbouwd met enkel een verwijzing naar een schatting van het benodigde budget voor herstel van de brandschade.
De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (vordering ingediend door [naam 1] )
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat [naam 1] bevoegd is de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te vertegenwoordigen, nu geen machtiging is overgelegd en ook uit de overige ingediende stukken niet blijkt dat hij de benadeelde partij mag vertegenwoordigen.
De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (vordering ingediend door [naam 7] )
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat [naam 7] bevoegd is om de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te vertegenwoordigen, omdat er geen machtiging is overgelegd en ook uit de overige ingediende stukken niet blijkt dat zij de benadeelde partij mag vertegenwoordigen.
De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.