ECLI:NL:RBNNE:2023:303

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
18/126341-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van brandstichtingen en vernielingen met ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid

Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere brandstichtingen en vernielingen in Schoonebeek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare stoffen, wat heeft geleid tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander. Ondanks de bewezenverklaring van de feiten, heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit besluit is genomen op basis van de bevindingen van psychologen en psychiaters die concludeerden dat de verdachte ten tijde van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was door een psychische stoornis. De rechtbank heeft een ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd, evenals een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn voor het grootste deel niet-ontvankelijk verklaard, met uitzondering van enkele vorderingen die zijn toegewezen. De rechtbank heeft de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en de gemeenschap in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/126341-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] thans gedetineerd te [instelling] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2023. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 te Schoonebeek, [benadeelde partij 1] , in elk geval in Nederland opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met ethanol, hout en/of een of meerdere containers, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan
  • de container (met inhoud), geplaatst tegen de voordeur van het pand/gebouw aan de [straatnaam] en de voordeur van het pand/gebouw aan de [straatnaam] (
  • de container (met inhoud), geplaatst tegen de achterdeur van de woning aan de [straatnaam] en deachterdeur van de woning aan de [straatnaam] (
  • de container (met inhoud), geplaatst tegen de nooddeur van het pand/gebouw aan [straatnaam] ende nooddeur en/of gevel van het pand/gebouw aan [straatnaam] (
  • het pand/gebouw ‘ [naam pand] ’ aan de [straatnaam] (
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 18 mei 2022 te Schoonebeek, [benadeelde partij 1] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met ethanol en/of (de gevel van) het pad/gebouw aan de [straatnaam] , althans een brandbare stof (
zaak 5), en daarvan gemeen gevaar voor het pand/gebouw aan de [straatnaam] en/of goederen in voornoemd pand/gebouw in eigendom van de [benadeelde partij 3] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2022 tot en met 19 mei 2022 te Schoonebeek, [benadeelde partij 1] , in elk geval in Nederland, meermalen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
  • een of meerdere ruiten van het gebouw van [naam pand] (
  • een of meerdere ruiten van het gebouw genaamd [naam pand] ’(
  • een container (
  • een of meerdere ruiten van een bushokje/abri gelegen aan de Burgemeester Osselaan (

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2022, opgenomenop pagina 114 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022126876 d.d. 15 juni 2022, inhoudende de verklaring van [naam 1] (zaak 1);
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straatnaam] Schoonebeek) d.d. 22 mei 2022 op pagina 155 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2022, opgenomenop pagina 180 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 2] (zaak 2);
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning (
[straatnaam] Schoonebeek) d.d. 26 mei 2022, opgenomen op pagina 192 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 mei 2022, opgenomenop pagina 216 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 2] (zaak 3);
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 mei 2022, opgenomenop pagina 228 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 3] (zaak 3);
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van brandonderzoek d.d. 7 juni 2022 oppagina 230 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 2] ;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 mei 2022, opgenomenop pagina 267 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 1] (zaak 4);
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2022,opgenomen op pagina 285 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 4] (zaak 5);
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf (
[straatnaam] Schoonebeek) d.d. 22 mei 2022, opgenomen op pagina 287 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 3] ;
12. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2022,opgenomen op pagina 313 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 4] (zaak 6);
12. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf (
[straatnaam] Schoonebeek) d.d. 29 mei 2022, opgenomen op pagina 323 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 4] ;
14. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 mei 2022,opgenomen op pagina 357 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 1] (zaak 7);
14. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 mei 2022, opgenomenop pagina 376 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 1] (zaak 8);
14. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 mei 2022,opgenomen op pagina 406 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 5] (zaak 9);
14. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juni 2022,opgenomen op pagina 433 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 6] (zaak 10).
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewijsoverweging

Feit 1 (zaak 2)
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor [benadeelde partij 2] . Ten tijde van de brandstichting aan het adres [straatnaam] te Schoonebeek bevond [benadeelde partij 2] zich in de woning. Daarnaast vond de brandstichting plaats rond 2 uur in de nacht, een tijdstip voor de nachtrust bestemd. [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij ten tijde van de brand sliep en zich daardoor niet bewust is geweest van het dreigende gevaar. Uiteindelijk moest hij door de brandweer gealarmeerd worden.
Uit het forensisch onderzoek van de woning aan de [straatnaam] blijkt het volgende. Door de hitte en het vuur is er schade ontstaan aan de container en aan de achterdeur van de woning. Hiermee werd een eventuele vluchtweg afgesloten. Het materiaal en de staat van de deur heeft brandvertragend gewerkt. De brand had zich door toename van hitte en rookgassen verder kunnen ontwikkelen. Hierbij was zeer waarschijnlijk de brand door het kapotte glas naar binnen geslagen waar voldoende brandbaar materiaal aanwezig was om verder te gaan branden.
Gelet op vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat naar algemene ervaringsregels levensgevaar voor de bewoner [benadeelde partij 2] ten tijde van de brandstichting te duchten was, welk gevaar bovendien voorzienbaar was. Uit het bovenstaande volgt voorts dat ook gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning en de totale inboedel van de woning, te duchten was.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 14 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 te Schoonebeek, [benadeelde partij 1] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met ethanol, hout en meerdere containers ten gevolge waarvan
  • de container (met inhoud), geplaatst tegen de voordeur van het pand/gebouw aan de [straatnaam] en de voordeur van het pand/gebouw aan de [straatnaam] (
  • de container (met inhoud), geplaatst tegen de achterdeur van de woning aan de [straatnaam] en deachterdeur van de woning aan de [straatnaam] (
  • de container (met inhoud), geplaatst tegen de nooddeur van het pand/gebouw aan [straatnaam] ende nooddeur en/of gevel van het pand/gebouw aan [straatnaam] (
  • het pand/gebouw ‘ [naam pand] ’ aan de [straatnaam] (
2.
hij in de periode van 17 mei 2022 tot en met 18 mei 2022 te Schoonebeek, [benadeelde partij 1] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met ethanol en/of (de gevel van) het pand/gebouw aan de [straatnaam] (
zaak 5) en daarvan gemeen gevaar voor het pand/gebouw aan de [straatnaam] en goederen in voornoemd pand/gebouw in eigendom van de [benadeelde partij 3] te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 10 april 2022 tot en met 19 mei 2022 te Schoonebeek, [benadeelde partij 1] , meermalen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk
  • meerdere ruiten van het gebouw van [naam pand] (
  • meerdere ruiten van het gebouw genaamd [naam pand] ’(
  • een container (
  • meerdere ruiten van een bushokje/abri gelegen aan de Burgemeester Osselaan (
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten
is, meermalen gepleegd en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
2. poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederente duchten is;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op basis van de bevindingen van de psycholoog en de psychiater in het Pro Justitia rapport van 20 september 2022 op het standpunt gesteld dat kan worden geconcludeerd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de ten laste gelegde feiten en dat verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte is door zowel een psycholoog als een psychiater onderzocht. Naar aanleiding van deze onderzoeken is door GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn en psychiater dr. A.J.W.M. Trompenaars op 20 september 2022 een rapport uitgebracht.
Uit het rapport volgt dat verdachte lijdend is aan een (paranoïde) waanstoornis en (aangeboren) ontwikkelingsproblematiek in de vorm van autisme en een sterk disharmonisch vaardighedenprofiel. Daarnaast is er sprake van cannabisafhankelijkheid en zijn er narcistische kenmerken in de persoonlijkheid. De stoornis was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten, waarbij verdachte psychotisch ontregeld was, en was van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte.
Door de psycholoog en psychiater is geconcludeerd dat verdachte in de weken voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten volledig in de ban is geweest van zijn paranoïde wanen. Door deze wanen was niet alleen verdachtes realiteitscontact ernstig verstoord, maar ook heeft hij niet kunnen twijfelen aan zijn beleving. Verdachte was daarnaast de grip op zijn emoties grotendeels kwijt en heeft impulsief en onder sterke invloed van zijn gemoedstoestand gehandeld. Daarbij heeft hij de mogelijke consequenties en de risico’s van zijn gedrag niet kunnen overwegen of overzien. Gelet hierop adviseren de deskundigen om verdachte de ten laste gelegde feiten in het geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de (gemotiveerde) conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Verdachtes denk- en belevingswereld was voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde in belangrijke mate, zo niet volledig bepaald door zijn psychische stoornis. Dit leidt tot het oordeel van de rechtbank dat de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motvering van de maatregelen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde oplegging gevorderd van een ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging en de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van de maatregel van TBS met voorwaarden in plaats van een TBS met dwangverpleging. De raadsvrouw heeft er op gewezen dat TBS met dwangverpleging een ultimum remedium is. Voorts heeft zij aangevoerd dat verdachte een patiënt is en niet zozeer een crimineel en dat hij wil meewerken aan een behandeling. Dwangverpleging is daarom in de visie van de raadsvrouw niet noodzakelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de oplegging van de maatregelen heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages (waaronder, naast eerdergenoemde Pro Justitia rapportage van 20 september 2022, ook de over verdachte opgemaakte rapporten van de reclassering, waaronder het rapport van 21 oktober 2022 en dat van 23 december 2022). Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het strafblad van verdachte, alsmede de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks brandstichtingen, een poging tot brandstichting en meerdere vernielingen, alle gepleegd in Schoonebeek. Deze feiten kunnen verdachte weliswaar niet worden toegerekend, zij hebben niettemin veel impact gehad op de dorpsgemeenschap en de slachtoffers. Dat geldt in het bijzonder voor de heer [benadeelde partij 2] , bij wiens woning verdachte brand heeft gesticht, waardoor levensgevaar voor hem te duchten is geweest. De door verdachte gepleegde brandstichtingen en vernielingen in april en mei 2022 hebben bij de slachtoffers en de bewoners van het dorp Schoonebeek gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid.
Uit het ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht blijkt dat de heer [benadeelde partij 2] veel last heeft gehad van de gevolgen van de brandstichting. Zo heeft hij aangegeven dat hij veel tijd en energie heeft moeten stoppen in de reparatiewerkzaamheden van zijn woning en in het contact met politie en justitie en de verzekeringmaatschappij. De rechtbank acht het bewonderenswaardig dat hij ondanks alle gevolgen die de brandstichting voor hem heeft gehad, in staat is geweest om verdachte te vergeven.
TBS met dwangverpleging
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, hetgeen betekent dat hem geen straf zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte de maatregel van TBS met een bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
Zoals blijkt uit de hiervoor besproken Pro Justitia rapportage van de psycholoog en psychiater, bestond bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Beide deskundigen concluderen dat zonder behandeling sprake is van een grote kans op herhaling. De deskundigen stellen in dit verband dat verdachtes realiteitscontact chronisch verstoord is door zijn ernstige psychiatrische problematiek, in de zin van de psychotische stoornis en het autisme, die volgens de deskundigen de belangrijkste risicofactor is. Verdachte is volledig overtuigd van zijn gelijk en ziet de risico’s en mogelijke gevolgen van zijn handelen niet in. Voor de toekomst zien de deskundigen het gebrek aan responsiviteit als de belangrijkste risicofactor. Verdachte vindt namelijk niet dat hij psychische klachten heeft, is niet gemotiveerd voor behandeling en begeleiding en meent dat als hij weg zal zijn uit het dorp Schoonebeek, het vanzelf beter met hem zal gaan. De deskundigen schatten dit anders in en overwegen dat zonder behandeling de waanstoornis onverminderd zal blijven bestaan en dat in een mogelijk nieuwe woonplaats binnen de kortste keren een nieuw waansysteem zal ontstaan met mogelijk nieuwe slachtoffers. Gelet op dit risico is er sprake van gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Daarnaast betreft het bewezenverklaarde onder 1 en 2 (poging) brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander. Dit zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Er wordt daarmee voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van TBS.
Volgens beide deskundigen is een langdurige forensische klinische behandeling, waarbij verdachte gedurende zeer lange tijd gevolgd, gecontroleerd en begeleid kan worden, noodzakelijk om het (als hoog ingeschatte) risico op herhaling te beperken. Het is niet de verwachting dat de waan volledig zal verdwijnen, maar wel dat deze zal kunnen verbleken en sterk naar de achtergrond gedrongen kan worden waardoor het contact met de werkelijkheid grotendeels hersteld wordt. Tevens dient verdachte abstinent te blijven van middelen en is behandeling van verdachtes verslavingsproblematiek dan ook aangewezen.
De deskundigen komen tot het advies om de klinische behandeling binnen het kader van een de maatregel van TBS met dwangverpleging te laten plaatsvinden. De maatregel van TBS met voorwaarden is door de deskundigen overwogen, maar de responsiviteit van verdachte wordt hiervoor als te laag ingeschat. De reclassering ziet, zo blijkt uit de rapporten van 21 oktober 2022 en 23 december 2022, evenmin mogelijkheden voor het opleggen van TBS met voorwaarden, omdat zij het risico dat verdachte zich aan de benodigde klinische behandeling onttrekt en daarmee aan behandeling ontkomt, hoog acht.
De rechtbank is met de psycholoog en psychiater van oordeel dat het noodzakelijk is om verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen, omdat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen dit eist.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank overweegt dat de maatregel van TBS met dwangverpleging zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak een ongemaximeerde TBS met dwangverpleging de enige passende en aangewezen sanctie is en de rechtbank zal deze maatregel dan ook opleggen.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr (hierna: GVM)
Naast de ongemaximeerde TBS met dwangverpleging zal de rechtbank ook de door de psycholoog en de psychiater geadviseerde GVM opleggen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De psycholoog en de psychiater hebben overwogen dat bij verdachte weliswaar sprake is van beheersproblematiek, maar dat hij geen criminele man is. Wel is hij een chronisch psychiatrisch patiënt die agressief kan ontregelen. De deskundigen achten het daardoor denkbaar (en mogelijk ook wenselijk) dat het TBS-traject niet onnodig lang zal duren. Daarbij kan de GVM nadrukkelijk een alternatief bieden als blijkt dat het benodigde beveiligingsniveau van een TBS-kader niet langer noodzakelijk is. Voor verdachte zou dit kunnen betekenen dat het toezicht in een minder ingrijpend kader zou kunnen worden voortgezet als daartoe aanleiding bestaat. Op deze wijze kan het opleggen van een GVM de werkbaarheid en de doelmatigheid van forensische behandeling en begeleiding ten goede komen en bijdragen aan het terugdringen van de kans op herhaling door het leveren van maatwerk.
De reclassering heeft in haar rapporten van 21 oktober 2022 en 23 december 2022 het advies van de deskundigen om, naast de maatregel van TBS met dwangverpleging, aan verdachte een GVM op te leggen, onderschreven.
De rechtbank is gelet op het vorengaande van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte, naast de maatregel van TBS met dwangverpleging, de GVM op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na beëindiging van de TBS, als dat tegen die tijd nodig blijkt, onder toezicht te stellen, waardoor het risico op herhaling kan worden geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de GVM is voldaan, omdat de rechtbank aan verdachte de maatregel van TBS zal opleggen.
In hoeverre en op welke wijze invulling aan deze GVM moet worden gegeven, is aan de officier van justitie die na afloop van de ongemaximeerde TBS een vordering tot tenuitvoerlegging van de GVM kan indienen bij de rechtbank.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 938,- ter zake van materiële schade en, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 154.000,- ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 1] (vordering ingediend door [naam 7] ), tot een bedrag van € 9.484,78 tervergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 1] (vordering ingediend door [naam 1] ), tot een bedrag van € 2.500,- tervergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 15,40,- ter vergoeding van materiële schade en € 100,ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] integraal toe te wijzen, omdat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde onder 1 en de vordering voldoende onderbouwd is.
Daarnaast heeft hij gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] moet worden toegewezen, waarbij het gaat om het verzoek tot schadevergoeding in het digitale dossier onder het kopje “aanvulling schade en nota’s” ingediend door [naam 7] . Uit de vordering van de [benadeelde partij 1] blijkt voldoende duidelijk welke schadeposten uit de door verdachte gepleegde feiten zijn ontstaan.
Beide vorderingen dienen te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de overige vorderingen op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het merendeel van de vorderingen die zijn ingediend niet zijn ondertekend door de daartoe bevoegde persoon dan wel niet zijn onderbouwd en dat (in elk geval) van professionele partijen zoals de gemeente en de NAM méér mag worden verwacht. Daar komt bij dat deze partijen niet ter terechtzitting zijn verschenen waar zij de ingediende vorderingen nader hadden kunnen toelichten. Verder is gebleken dat de verdediging niet over alle door de benadeelde partijen ingediende stukken beschikt, hetgeen aan het openbaar ministerie kan worden verweten. De raadsvrouw heeft opgemerkt dat dit een ernstige aantasting is van de belangen van de verdachte. Gelet op al het vorenstaande heeft de raadsvrouw bepleit de vorderingen van de [benadeelde partij 1] en de NAM niet-ontvankelijk te verklaren.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Subsidiair heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de door benadeelde partij [benadeelde partij 5] ingediende vordering heeft zij opgemerkt dat niet duidelijk is of [naam 6] de benadeelde partij mag vertegenwoordigen, nu er geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is overgelegd. Tevens is de vordering niet ondertekend door [naam 6] maar door [naam 8] . De vordering dient daarom te worden afgewezen dan wel nietontvankelijk te worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat de vordering om die reden moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Met betrekking tot de vordering van € 2.500,- van de [benadeelde partij 1] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering is ingediend door [naam 1] als vertegenwoordiger van de gemeente, maar niet wordt aangetoond dat [naam 1] de gemeente mag vertegenwoordigen. Daarom zal de vordering moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de gevorderde schade op geen enkele wijze is onderbouwd. Omdat niet duidelijk is wat het exacte schadebedrag zou moeten zijn, dient de vordering afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de NAM heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering door twee vertegenwoordigers is ingediend ( [naam 4] en [naam 9] ) maar (enkel) door [naam 9] is ondertekend. Tevens is er geen uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd waaruit volgt dat deze personen de NAM mogen vertegenwoordigen. Gelet daarop dient de vordering afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw opgemerkt dat er een zeer hoog bedrag (€ 154.000,-) wordt gevorderd maar dat het bedrag enkel wordt onderbouwd met een schatting van het benodigde budget. Tevens wordt er verwezen naar een overzicht dat niet is bijgevoegd. De vordering is daarmee onvoldoende onderbouwd en zal daarom moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Met betrekking tot de vordering van € 9.484,78,- van de [benadeelde partij 1] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering is ingediend door [naam 7] , als vertegenwoordiger van de gemeente, maar dat niet wordt aangetoond dat zij de gemeente mag vertegenwoordigen. Daarom zal de vordering moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en daarom zal moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 (zaak 2) – benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij [benadeelde partij
2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 (zaak 2) bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 mei 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Feit 3 (zaak 10) – benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat [naam 6] gemachtigd is om de benadeelde partij [benadeelde partij 5] te vertegenwoordigen, nu geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is overgelegd en uit de overige ingediende stukken evenmin blijkt dat deze persoon [benadeelde partij 5] mag vertegenwoordigen. Daarnaast is de vordering niet ondertekend door de persoon die vordering heeft ingediend, [naam 6] , maar door [naam 8] .
Gelet op het hiervoor overwogene bepaalt de rechtbank dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Feit 1 (zaak 6) – benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat [naam 4] dan wel [naam 9] gemachtigd is om benadeelde partij de NAM te vertegenwoordigen, nu er geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is overgelegd en uit de overige ingediende stukken evenmin blijkt dat zij de
NAM mogen vertegenwoordigen. Tevens merkt de rechtbank op dat het gevorderde schadebedrag van € 154.000,- onvoldoende is onderbouwd met enkel een verwijzing naar een schatting van het benodigde budget voor herstel van de brandschade.
De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (vordering ingediend door [naam 1] )
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat [naam 1] bevoegd is de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te vertegenwoordigen, nu geen machtiging is overgelegd en ook uit de overige ingediende stukken niet blijkt dat hij de benadeelde partij mag vertegenwoordigen.
De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (vordering ingediend door [naam 7] )
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat [naam 7] bevoegd is om de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te vertegenwoordigen, omdat er geen machtiging is overgelegd en ook uit de overige ingediende stukken niet blijkt dat zij de benadeelde partij mag vertegenwoordigen.
De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38z, 45, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte voor het bewezene
niet strafbaaren
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingterzake daarvan.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Feit 1 (zaak 2) – benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 2]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 115,40(zegge: honderdvijftien euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 15,40 aan materiële schade en € 100,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
2 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Feit 3 (zaak 10) – benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]haar eigen proceskosten draagt.
Feit 1 (zaak 6) – benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]haar eigen proceskosten draagt.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (vordering ingediend door [naam 1] )
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] haar eigen proceskosten draagt.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (vordering ingediend door [naam 7] )
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2023.
Mrs. M.E. Joha en C. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.