Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van aanmerkelijk kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Ook de gevorderde ontzegging vindt zij van te lange duur, terwijl deze straf door de detentie en op te leggen voorwaarden volgens de raadsvrouw weinig tot geen meerwaarde heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport en advies van de Reclassering d.d. 07 juni 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hard- en softdrugs. Drugs, en harddrugs in het bijzonder, vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid, daarom is het aanwezig hebben ervan verboden. Alleen al door een dergelijke hoeveelheid drugs onder zich te hebben heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het drugsmilieu en de criminaliteit die daarmee vaak gepaard gaat.
Daarnaast heeft verdachte een personenauto bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs was geschorst. Verdachte heeft bovendien geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek terwijl tegen hem de verdenking was gerezen dat hij onder invloed van drugs als bestuurder van een auto had deelgenomen aan het verkeer.
De rechtbank rekent verdachte deze gedragingen aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van Opiumwet gerelateerde delicten en het rijden onder invloed. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich wederom schuldig te maken aan vergelijkbare feiten. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 7 juni 2023 en leidt daaruit af dat verdachte ondersteuning nodig heeft bij het oplossen van zijn verslavingsprobleem. De reclassering ziet het middelengebruik van verdachte als problematisch en acht de kans dat verdachte als gevolg hiervan wederom strafbare feiten pleegt groot. Daarom adviseert de reclassering om, naast een (deels) voorwaardelijk strafdeel, onder andere ambulante behandeling op te leggen, gericht op de verslavingsproblematiek van verdachte. Als overige bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering de oplegging van een meldplicht, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan dagbesteding.
Ter zitting is naar voren gekomen dat verdachte het moeilijk vindt om zijn drugsprobleem te erkennen. Wel heeft verdachte aangegeven open te staan voor een ambulante behandeling en toont hij zich bereid om zich ook aan de overige voorwaarden te houden. Als motivatie wordt door verdachte benoemd dat hij klaar is met de drugs en op den duur ook een gezin wil starten.
Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering aan het voorwaardelijke deel van de
straf verbinden. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie, mede gelet op de oriëntatiepunten die de rechtbank doorgaans als uitgangspunt hanteert, te hoog.
Daarnaast zal de rechtbank, in het belang van de verkeersveiligheid en gelet op de recidive met betrekking tot het rijden onder invloed en rijden zonder bevoegdheid daartoe, een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid (OBM) voor de duur van twee keer 6 maanden opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de eis van de officier van justitie met betrekking tot de OBM te matigen.