ECLI:NL:RBNNE:2023:302

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
18/094729-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door schuld met zwaar lichamelijk letsel

Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die bij verstek is veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval. De verdachte, die op 31 maart 2021 te Emmen door rood licht reed terwijl zij met haar autoradio bezig was, heeft een aanrijding veroorzaakt met een motorrijder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer, wat resulteerde in schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden op. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wat aanzienlijke gevolgen voor zijn leven heeft gehad. De rechtbank benadrukte ook het belang van de afwezigheid van de verdachte tijdens de zitting, wat extra leed voor het slachtoffer met zich meebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de overtreding en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar heeft laten meewegen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/094729-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2023. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 31 maart 2021 te Emmen, gemeente Emmen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N862 zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • op een overzichtelijke kruising van die weg met de Oranjedorpstraat af te rijden en/of
  • geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers door niet testoppen voor een voor haar rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of
  • een autoradio te bedienen en daarbij niet de ogen op de weg te houden, althans afgeleid van hetverkeer te zijn, tengevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurd(e) schouderkapsel en/of schouderpees (die operatief behandeld moet worden), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 31 maart 2021 te Emmen, gemeente Emmen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N862, gekomen nabij de (overzichtelijke) kruising of splitsing van die weg en de Oranjedorpstraat, en toen geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor haar rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, tengevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij letsel aan een persoon, te weten [slachtoffer], is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanrijding d.d. 23 april 2021 (metbijlagen), opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021082818 d.d. 23 april 2021, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 april 2021,opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2021,opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de relatering van verbalisant [verbalisant 2];
een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 27 april 2021, opgenomen oppagina 25 van voornoemd dossier.
Bewijsoverwegingen
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte door haar gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval en zo ja, in welke mate. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW (HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252). Daarnaast kan uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke verkeersvoorschriften, niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van schuld in de zin van dit wetsartikel is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Uit voornoemde bewijsmiddelen is naar voren gekomen dat verdachte vanuit de Oranjedorpstraat de kruising met de N862 op is gereden, terwijl zij een rood licht uitstralend verkeerslicht negeerde en vervolgens in botsing is gekomen met een motorrijder. Verdachte heeft, kort na het ongeval op 31 maart 2021, verklaard dat zij door rood is gereden en ‘dacht dat het nog wel kon’. Tevens heeft verdachte bij de politie op 23 april 2021 verklaard dat zij niet goed heeft opgelet ten tijde van het ongeval, omdat zij bezig was met de autoradio om een andere zender op te zoeken en dat zij, toen zij opkeek, zag dat zij door rood reed. Verdachte heeft, door niet goed op te letten en met haar autoradio bezig te zijn en vervolgens door rood te rijden, niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en heeft onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse. Als gevolg daarvan heeft het ongeval plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW. Haar handelen, zoals hiervoor omschreven, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden en gelet op de aard en ernst van de verkeersovertreding in combinatie met het feit dat verdachte de autoradio bediende terwijl zij een kruising opreed, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] diverse scheuren aan schouderkapsel dan wel schouderpees opgelopen. Gelet op de aard van dit letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen en de geschatte genezingsduur van 6 maanden, merkt de rechtbank dit letsel aan als zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 31 maart 2021 te Emmen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N862, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
  • op een overzichtelijke kruising van die weg met de Oranjedorpstraat af te rijden en
  • geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers door niet testoppen voor een voor haar rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en
  • een autoradio te bedienen en daarbij niet de ogen op de weg te houden,tengevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde schouderkapsel en/of schouderpees (die operatief behandeld moet worden) werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 12 september 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een auto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij zij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Zij is een kruising opgereden terwijl zij bezig was met haar autoradio en heeft daarbij een verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, genegeerd. Als gevolg hiervan heeft zij een motorrijder aangereden, die daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Uit het ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht blijkt dat het leven van het slachtoffer sinds het ongeval op zijn kop staat, zowel privé als zakelijk. Het slachtoffer wordt nog dagelijks met de gevolgen van het ongeval geconfronteerd en kan tot op heden nog steeds niet werken noch zijn hobby’s uitoefenen. Het is nog maar de vraag of het slachtoffer de beweging in zijn schouder (volledig) terug zal krijgen.
Voorts heeft het slachtoffer ter terechtzitting laten weten dat verdachte na het ongeval in het geheel geen contact met hem heeft opgenomen en dat dit extra leed heeft toegevoegd omdat aldus bij hem de indruk is ontstaan dat het verdachte allemaal niets kan schelen.
De rechtbank voegt hieraan toe dat verdachte ook niet ter terechtzitting is verschenen, nota bene zonder enig bericht omtrent haar afwezigheid. De rechtbank begrijpt goed dat het niet ter terechtzitting verschijnen door verdachte, voor het slachtoffer zeer teleurstellend is geweest omdat hij het spreekrecht wilde uitoefenen met name om aan verdachte te laten weten, welke gevolgen het verkeersongeval voor hem heeft gehad en nog steeds heeft, en hoezeer het feit dat verdachte na het verkeersongeval geen contact met hem heeft opgenomen, hem dwarszit.
De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval door schuld waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De straf
Gelet op bovenstaande, in het bijzonder de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de gevolgen hiervan voor het slachtoffer en gelet op de straffen in soortgelijke zaken, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd is geweest.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Joha, voorzitter, mr. R. Depping en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2023.
Mrs. M.E. Joha en C. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.