ECLI:NL:RBNNE:2023:3017

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
18.092470.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na winkeldiefstal met recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1998, heeft op 4 april 2023 in Leeuwarden goederen weggenomen uit een winkel van Aldi. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht, mede op basis van de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest, en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, omdat de ISD-maatregel niet samen met een gevangenisstraf kan worden opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het delict, de recidive van de verdachte en de noodzaak van een langdurig behandeltraject. De verdachte heeft een geschiedenis van problematisch middelengebruik en is bekend bij diverse hulpverlenende instanties. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/092470-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1998 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] , thans [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 april 2023, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in of uit of bij een winkel, gelegen aan of bij de [adres] , (onder meer) twee verpakkingen chips (Pringles) en/of twee verpakkingen (gebakken) vis (kibbeling) en/of een verpakking vlees (kipfilet) en/of twee verpakkingen soep (Unox) en/of een rollade en/of een verpakking (met zes) kaasbroodjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het winkelbedrijf Aldi, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 april 2023, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk twee verpakkingen chips (Pringles) en/of twee verpakkingen (gebakken) vis (kibbeling) en/of een verpakking vlees (kipfilet) en/of twee verpakkingen soep (Unox) en/of een rollade en/of een verpakking (met zes) kaasbroodjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Aldi, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juli 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 april 2023, opgenomenop pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023085400 d.d. 5 april 2023, inhoudende de verklaring van [naam] namens Aldi;
een schriftelijk bescheid te weten een kassabon d.d. 4 april 2023 van Aldi, [adres] , nummer: 004 105 004987 0011, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 april 2023, te Leeuwarden uit een winkel, gelegen aan de [adres] , twee verpakkingen Pringles en twee verpakkingen gebakken kibbeling en een verpakking kipfilet en twee verpakkingen soep Unox en een rollade en een verpakking met zes kaasbroodjes, die aan het winkelbedrijf Aldi toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: primair: diefstal.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest, alsmede tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de gevorderde onvoorwaardelijke ISD-maatregel moet worden afgewezen. Zij heeft erop gewezen dat verdachte niet gemotiveerd is voor een behandeltraject in het kader van een ISD-maatregel. De raadsvrouw heeft bepleit dat stichting LIMOR samen met ketenpartners hulp kan blijven bieden en intensiveren. De ISD-maatregel is dus niet de enige manier om een gedragsverandering teweeg te brengen. Gelet hierop is volgens de raadsvrouw de ISDmaatregel nog niet aan de orde gelet op het karakter (ultimum remedium) van deze maatregel. De raadsvrouw heeft bepleit dat een gevangenisstraf voor de duur gelijk aan het voorarrest een meer aangewezen sanctie is. Subsidiair heeft de raadsvrouw oplegging van een voorwaardelijke ISDmaatregel met enkel algemene voorwaarden bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage van 27 juni 2023, de verklaring ter zitting van deskundige S.H. de Vries (sociaal werker bij LIMOR), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Verdachte heeft hiermee geen respect getoond voor het eigendom van de winkelier. Verdachte veroorzaakt met zijn handelen veel ergernis en overlast bij de winkelier, die hierdoor ook financiële schade lijdt.
Het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 30 mei 2023 is 16 pagina’s lang. Uit de documentatie volgt dat verdachte al meerdere malen is veroordeeld voor winkeldiefstallen en andere vermogensdelicten.
Uit het adviesrapport van 27 juni 2023 van de reclassering volgt dat bij verdachte sprake is van een langdurige geschiedenis van problematisch middelengebruik en delictpleging. Er is sprake van een aandachttekort stoornis bij verdachte, een posttraumatische stressstoornis en verwaarlozing als kind. Verdachte is sinds zijn zevende levensjaar bekend bij diverse hulpverlenende instanties en al geruime tijd in beeld bij het Veiligheidshuis in Friesland. De verdachte wordt ambulant begeleid door LIMOR. Verdachte is niet altijd aanwezig en ontvankelijk voor hulp. De afgelopen jaren zijn meerdere hulpverleningsinstanties betrokken geweest bij verdachte, zowel ambulant als klinisch. Ingezette trajecten hebben niet geleid tot een blijvende stabilisatie in zijn leven. Daarnaast heeft de reclassering meerdere malen in contact proberen te komen met verdachte, maar heeft hij dit steeds geweigerd. Het lijkt de reclassering dan ook niet realistisch dat zij invloed kunnen hebben op een eventuele gedragsverandering bij verdachte door middel van bijzondere voorwaarden. Het risico op recidive wordt door de reclassering geschat op hoog. Volgens de reclassering is het gelet op het voorgaande noodzakelijk dat verdachte binnen de ISD-maatregel een langdurig klinisch behandeltraject ondergaat. De reclassering adviseert te komen tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor oplegging van de ISD maatregel is voldaan. Het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal voor een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op het reclasseringsrapport en de eerdere veroordelingen moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, zodat de veiligheid van goederen oplegging van de ISD-maatregel eist.
Gelet op de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers is de officier van justitie ook bevoegd tot het vorderen van oplegging van de ISD-maatregel.
Verdachte blijft vervallen in crimineel gedrag. De eerdere veroordelingen tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen hebben er niet toe geleid dat verdachte geen misdrijven meer pleegt. Daarnaast heeft het risico dat verdachte zijn huisvesting kwijt zou raken hem er niet van weerhouden om opnieuw een misdrijf te plegen.
Ook volgt uit het reclasseringsrapport dat verdachte niet openstond voor contact met de reclassering. Ter zitting is door deskundige De Vries bevestigd dat verdachte weliswaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar hij niet altijd ontvankelijk was voor de aangeboden hulp door LIMOR. Daar komt bij dat ook in de periode dat verdachte ambulante begeleiding ontving van LIMOR, hij meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel nodig is ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. De door de raadsvrouw naar voren gebrachte optie van een voorwaardelijke ISDmaatregel acht de rechtbank, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, niet afdoende.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek een kans te geven acht de rechtbank het van belang dat er voldoende tijd wordt genomen voor de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. De rechtbank zal deze maatregel daarom voor de maximale termijn van twee jaar opleggen. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet van de duur van de maatregel zal worden afgetrokken.
Tot slot merkt de rechtbank op dat dat de ISD-maatregel niet samen met een gevangenisstraf kan worden opgelegd (vgl. Hoge Raad 21 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1161). De rechtbank zal daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank volstaat met de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. F. van der Meulen en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2023.