ECLI:NL:RBNNE:2023:30

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
C/18/219460 / JE RK 22-786
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdzorg voor minderjarige met ernstige gedragsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 januari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdzorg voor een bijna achttienjarige minderjarige, die sinds zijn derde levensjaar uit huis is geplaatst. De minderjarige heeft een complexe voorgeschiedenis met ernstige gedragsproblemen, waaronder agressie en zelfbeschadiging, en is in aanraking gekomen met politie en justitie. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp, omdat zij zich zorgen maakt over de veiligheid van de minderjarige en anderen, en omdat er geen passende behandeling beschikbaar is in een open setting. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij de minderjarige, zijn moeder, en hun advocaten aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI niet heeft aangetoond dat de minderjarige zich zou onttrekken aan jeugdhulp, wat een vereiste is voor het verlenen van de machtiging. Bovendien is er een gebrek aan concrete feiten die de noodzaak voor gesloten jeugdzorg onderbouwen. De kinderrechter concludeert dat de verzochte machtiging niet kan worden verleend, omdat het verzoek niet voldoet aan de wettelijke eisen en er alternatieven zijn voor behandeling. De kinderrechter wijst het verzoek af, met de overweging dat de minderjarige niet op een effectieve manier behandeld zal worden in een gesloten setting, en dat de machtiging in feite zou neerkomen op een verkapte detentie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/219460 / JE RK 22-786
datum uitspraak: 4 januari 2023
beschikking over de machtiging gesloten jeugdhulp in de zaak die betrekking heeft op

[de minderjarige] ,

die is geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
en die hierna " [de minderjarige] " wordt genoemd,
advocaat: mr. B.G. Kooi, die kantoor houdt in Dokkum.
in deze zaak worden als belanghebbenden aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
die is gevestigd in Amsterdam,
en die hierna "de GI" wordt genoemd,

[de moeder] ,

die woont in [woonplaats] ,
en die hierna de moeder wordt genoemd,
advocaat: mr. K.B. Spoelstra, die kantoor houdt in Groningen.

Het (verdere) procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van 23 december 2022. In die beschikking heeft de kinderrechter die piketdienst had, een (spoed)machtiging verleend om [de minderjarige] met ingang van 23 december 2022 voor de duur van vier weken gesloten te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De beslissing op de resterende duur van het verzoek van de GI, dat erop is gericht dat een machtiging voor gesloten jeugdhulp wordt verleend tot aan de meerderjarigheid van [de minderjarige] , is aangehouden.
De (spoed)machtiging is door de piketkinderrechter verleend zonder dat [de minderjarige] en zijn advocaat in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening kenbaar te maken. Daarom is een mondelinge behandeling van het verzoek bepaald, waarvoor zij, samen met de GI, zijn uitgenodigd.
Op 4 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met [naam 1] en [naam 2] , die de GI vertegenwoordigen, [de minderjarige] , zijn advocaat, met de moeder, haar advocaat en drs. [naam 3] , die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) vertegenwoordigt.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met [de minderjarige] gesproken, die daarbij werd bijgestaan door zijn advocaat. Bij het gesprek was de vertegenwoordiger van de Raad aanwezig.
De kinderrechter heeft direct mondeling uitspraak gedaan en aangekondigd de gronden waarop die uitspraak rust uit te werken in een beschikking.

De feiten

De kinderrechter kan bij de beoordeling van het verzoek uitgaan van de volgende feiten.
Het gaat in deze zaak om de nu bijna achttienjarige [de minderjarige] , die vanaf zijn derde levensjaar uit huis is geplaatst en die zich steeds opnieuw niet kan handhaven in de pleeggezinnen en accommodaties voor jeugdzorg waar hij in de loop van de jaren is geplaatst. [de minderjarige] kan agressief worden, dreigen met zelfbeschadiging en gevaarlijk zijn voor anderen. [de minderjarige] komt door zijn grensoverschrijdende gedrag steeds opnieuw, steeds vaker en voor steeds in ernst toenemende strafbare feiten, in aanraking met politie en justitie.
De gedragsproblematiek van [de minderjarige] lijkt te kunnen worden verklaard vanuit zijn belaste voorgeschiedenis, de bij hem vastgestelde licht verstandelijke beperking, post traumatische stress stoornis (PTSS), oppositionele gedragsstoornis (ODD) en de gevolgen van het foetaal alcoholsyndroom (FAS), een en ander in combinatie met wat deskundigen een reactieve hechtingsstoornis van het ongeremde type noemen. Gerapporteerd wordt ook dat [de minderjarige] kampt met een gebrekkige ontwikkeling van het geweten; [de minderjarige] heeft en kent geen gevoel van spijt over het leed dat hij bij incidenten aan anderen toevoegt.
Jarenlange inzet van hulpverlening heeft niet geleid tot een stabiele opvoedsituatie en het voorkomen van (zeer) ernstige (gewelds)incidenten. Bij de ernstige incidenten lijkt een rol te spelen dat [de minderjarige] niet altijd medicatie aanvaardt, hoewel hij daarbij wel aantoonbaar baat heeft.
De ontwrichtende gevolgen van het ontbreken van een medicamenteuze behandeling voor de gedragsproblematiek zijn bij een eerdere gesloten opname ondervangen met maatregelen waarover de Raad voor de Kinderbescherming rapporteert in zijn rapport van 26 januari 2021.
Dat rapport is door de Raad opgesteld omdat [de minderjarige] als bekennende verdachte gewapend met een drietal messen, waarvan één groot vleesmes, een politiebureau is binnengegaan en heeft gedreigd dat hij mensen ging neersteken of dat hij zichzelf de keel zou doorsnijden als de politie niet voor hem zou regelen dat hij niet meer naar een zorgboerderij terug hoefde waar hij was geplaatst. [de minderjarige] heeft op voorhand rekening gehouden met de mogelijkheid dat op hem zou worden geschoten. [de minderjarige] ging ervan uit dat dat dan wel met rubberen kogels zou zijn. [de minderjarige] heeft aan de kinderrechter uitgelegd dat hij daarom loden platen onder zijn kleding had gedaan, om zich tegen die rubberen kogels te kunnen verweren. [de minderjarige] heeft aan de kinderrechter uitgelegd welke incidenten op die zorgboerderij zich hebben voorgedaan, waardoor hij daar niet meer heen wilde gaan en waarom hij zich daarin niet gehoord voelde.
De Raad rapporteert in zijn rapport onder meer dat [de minderjarige] in de accommodatie voor gesloten jeugdhulp waar hij op dat moment is geplaatst, niet op een groep zou kunnen functioneren, zodat hij elke dag wordt gesepareerd onder camerabewaking, behalve van half elf in de ochtend tot zeven uur ’s avonds, als hij in een afzonderlijk leeg gebouw wel begeleiding krijgt. De Raad rapporteert dat vanwege de problematiek van [de minderjarige] ook is besloten dat hij niet meer leerplichtig is. [de minderjarige] en zijn advocaat hebben beiden aan de kinderrechter bevestigd dat zijn plaatsing op deze wijze werd uitgevoerd, maar dat de begeleiding zoals door de Raad beschreven, pas na een vijftal maanden is geboden en dat [de minderjarige] voor die tijd permanent en zonder begeleiding werd gesepareerd.
Op een zeker moment, de kinderrechter weet niet wanneer, is [de minderjarige] weer geplaatst op een open groep met leeftijdsgenoten. Dat is uiteindelijk niet goed verlopen, zoals hierna blijkt. Het is op die open groep waar zich het incident heeft voorgedaan dat aanleiding heeft gegeven voor de in piket gegeven machtiging voor gesloten jeugdhulp.
Over dat incident wordt gerapporteerd, samengevat weergegeven, dat [de minderjarige] ervan wordt verdacht dat hij op of omstreeks 20 december 2022 medebewoners en begeleiders van de instelling waar hij op dat moment verbleef, ernstig in gevaar heeft gebracht, doordat hij een medebewoner heeft geprobeerd neer te steken. [de minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld dat hij dat heeft gedaan met een lange spies uit een bestekbak, die [de minderjarige] beschrijft als een spies om bijvoorbeeld kip te roosteren op een barbecue. [de minderjarige] wordt er ook van verdacht dat hij een begeleider heeft gegijzeld en haar een mes op de keel heeft gezet, dat hij vernielingen op de groep van de accommodatie heeft gepleegd en dat hij gewapend met een mes naar buiten is gegaan en daar heeft geprobeerd de tankdop van de auto van de begeleider te openen, met de dreiging die auto in brand te steken als voor hem niet een bepaalde kluis wordt geopend waar zijn zakmes in was opgeborgen. Na de komst van de politie heeft [de minderjarige] het mes op zijn eigen keel gezet, heeft hij de politie met dat mes bedreigd en moest hij door de politie worden getaserd om zijn aanhouding en overbrenging naar het cellencomplex mogelijk te maken. [de minderjarige] wordt verdacht van onder meer een poging tot doodslag. [de minderjarige] heeft aan de kinderrechter de feitelijke gang van zaken goeddeels bevestigd en uitgelegd waarom hij boos werd en waarom hij vervolgens heeft gehandeld zoals hiervoor is weergegeven.
Omdat de politie ervaart dat “zorg voorliggend” is, is [de minderjarige] vrijgelaten op 23 december 2022.
Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden heeft de GI een machtiging voor gesloten jeugdhulp verzocht. De kinderrechter die piketdienst had, heeft die machtiging verleend.
De machtiging is niet ten uitvoer gelegd. [de minderjarige] is bij zijn moeder thuis.

De beoordeling

Waar gaat het om in deze zaak?
Het gaat in deze zaak om de vraag of ten aanzien van [de minderjarige] een machtiging voor gesloten jeugdzorg moet worden verleend.
Wat vindt de GI dat de kinderrechter moet beslissen?
De GI vindt dat de door haar verzochte machtiging moet worden verleend, omdat de politie zorg voorliggend vindt en [de minderjarige] heeft vrijgelaten. De GI heeft ondanks de verschillende escalaties getracht [de minderjarige] in een open setting te plaatsen, maar volgens de GI heeft [de minderjarige] meer nabijheid en behandeling nodig. Dat is volgens de GI ook nodig om zijn eigen veiligheid en de veiligheid van personen om hem heen te kunnen borgen. De tot zover verleende machtiging is niet ten uitvoer gelegd, omdat er geen plaats in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg beschikbaar is. De GI maakt zich grote zorgen over de ontwikkeling van de nu bijna achttienjarige [de minderjarige] die naar de overtuiging van de GI kampt met ontwrichtende psychiatrische problematiek waarvoor hij geen passende behandeling krijgt. De GI heeft uitgelegd dat [de minderjarige] niet kan worden geplaatst in iedere gesloten accommodatie, omdat niet iedere accommodatie (psychiatrische) behandeling biedt.
Wat vindt [de minderjarige] dat de kinderrechter moet beslissen?
[de minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld, samengevat weergegeven, dat hij bij zijn moeder woont en dat hij bij zijn moeder wil blijven wonen, zoals hij al zijn hele leven wil. [de minderjarige] heeft uitgelegd wat voor trauma’s hij heeft opgelopen door de opnames in accommodaties voor jeugdzorg en zijn langdurige en eenzame separatie. [de minderjarige] heeft uitgelegd wat dat voor hem heeft betekend en dat het hem boos maakt. [de minderjarige] ervaart dat er niet naar hem wordt geluisterd, ook niet toen hij weg wilde van de zorgboerderij waarvan ook in de pers wel bekend was dat zich daar ernstige incidenten voordeden. Het was juist om die reden dat hij het politiebureau was binnengegaan, hij wilde dat de politie ervoor zou zorgen dat hij niet weer naar die zorgboerderij terug moest. [de minderjarige] heeft verteld dat als dat anders in de stukken staat, dat niet klopt. [de minderjarige] heeft ook verteld dat hij op dit moment wel medicatie krijgt, omdat hij nog van een begeleider een “medicatierol” daarvan heeft gekregen. Volgens [de minderjarige] krijgt hij Haldol [
een antipsychoticum en anti-emeticum, krtr.] en zorgt zijn moeder ervoor dat hij elke avond en elke ochtend daarvan een pil neemt. [de minderjarige] weet niet hoe hij aan die medicatie moet komen als de medicatierol op is. [de minderjarige] heeft verder aan de kinderrechter uitgelegd dat als mensen niet naar hem luisteren, hij dan wel zijn eigen maatregelen neemt. Als anderen daarvan het slachtoffer worden, is dat volgens [de minderjarige] de schuld van die anderen. Dan hadden ze maar naar hem moeten luisteren. [de minderjarige] begrijpt niet waarom hij voor de laatste maanden dat hij minderjarig is, gesloten zou moeten worden geplaatst. [de minderjarige] heeft verteld dat hij ook verder geen enkele behandeling krijgt en ook niet verwacht deze alsnog te krijgen, als hij nu gesloten wordt geplaatst. [de minderjarige] , die geen dagbesteding heeft en geen opleiding volgt, wil als hij bij zijn moeder woont haar helpen en uiteindelijk wel werken. Hij wil niet, zoals volgens [de minderjarige] ten onrechte in de stukken staat, net als zijn broer in de drugshandel.
Wat vindt de advocaat van [de minderjarige] dat de kinderrechter moet beslissen?
De advocaat van [de minderjarige] vindt dat het verzoek moet worden afgewezen. Het verzoek beantwoordt niet aan de wettelijke eisen. De plaatsing is niet noodzakelijk, [de minderjarige] onttrekt zichzelf niet aan de jeugdhulp en hij wordt daaraan ook niet door anderen onttrokken.
Wat vindt de moeder dat de kinderrechter moet beslissen?
Door en namens de moeder is aangevoerd dat het verzoek moet worden afgewezen. Het verzoek beantwoordt niet aan de wettelijke eisen. De plaatsing is niet noodzakelijk en [de minderjarige] onttrekt zichzelf niet aan de jeugdhulp en is daaraan ook nooit door anderen onttrokken. De moeder heeft verteld dat zij niet bang is voor haar zoon. De moeder heeft verteld dat zij ervoor zorgt dat [de minderjarige] zijn medicijnen neemt.
Wat heeft de Raad aan de kinderrechter geadviseerd?
De Raad heeft de dilemma’s geschetst die een rol spelen bij de beslissing om al dan niet gesloten jeugdhulp in te zetten. De Raad begrijpt dat het verlenen van de machtiging moet rusten op een wettelijke bepaling en dat er getwijfeld kan worden of die wettelijke basis er nu is. Gelijktijdig maakt de Raad zich grote zorgen over [de minderjarige] en het recidivegevaar. De Raad is ook bezorgd dat de moeder wordt overvraagd en wellicht toch bang is voor [de minderjarige] , maar dat niet zegt.
Wat vindt de kinderrechter dat hij moet beslissen?
Een gesloten plaatsing is een ingrijpende vrijheidsbenemende maatregel die alleen mag worden genomen als aan alle daarvoor in de wet gestelde eisen wordt voldaan.
In de Jeugdwet staat in artikel 6.1.3 dat onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk dient te zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient een gesloten plaatsing noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
De kinderrechter vindt dat het verzoek van de GI niet rust op concrete feiten of omstandigheden die zijn toegesneden op de wettelijke eisen voor het verlenen van de verzochte machtiging. Er zijn geen feiten gesteld en die kunnen ook overigens niet blijken, waaruit volgt dat [de minderjarige] zich zal onttrekken aan de jeugdhulp of daaraan door anderen zal worden onttrokken. De GI ziet dit overigens niet anders en heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd uitgelegd dat zij die feiten niet kan aanvoeren en dat zij het verzoek heeft gedaan omdat zij niet anders kan uit de zorg die zij heeft voor de veiligheid van [de minderjarige] en anderen. Strikt genomen stuit reeds hierop het verzoek van de GI af en moet dat verzoek worden afgewezen.
Het verzoek moet ook om een andere reden worden afgewezen. Er zijn concrete aanknopingspunten voor ernstige psychiatrische problematiek, waarvoor behandeling behoort te worden gezocht en te worden geboden. Een gesloten machtiging op grond van de Jeugdwet garandeert in dit concrete geval niet een behandeling van de (psychiatrische) problematiek.
Het laat zich aanzien dat er een passend en minder ingrijpend alternatief bestaat in de vorm van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz, zodat [de minderjarige] een passende behandeling krijgt. De GI ziet dat overigens niet anders. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat veel pogingen vergeefs zijn ondernomen om voor [de minderjarige] een passende behandeling te vinden. Er zijn volgens de GI binnen jeugdzorg (op dit moment) geen passende instellingen beschikbaar of bereid om [de minderjarige] op te nemen.
De kinderrechter vindt dat toewijzing van het verzoek er alleen maar toe leidt dat [de minderjarige] een paar maanden kan worden opgesloten, totdat hij op [datum] 2023 meerderjarig wordt. Het verlenen van de machtiging komt onder de hiervoor uiteengezette omstandigheden neer op een verkapte detentie, gericht op preventie van recidive in de periode dat [de minderjarige] nog valt onder de verantwoordelijkheid van de GI. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dit niet anders te zien.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat hij heel goed begrijpt dat de GI het verzoek heeft gedaan. De GI ziet zich geconfronteerd met de verantwoordelijkheid voor [de minderjarige] en zijn behandeling. Zij loopt tegen onoverkomelijke belemmeringen aan, die met zich brengen dat niets anders meer rest dan het verzoek te doen om een machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen.
Dat begrip voor de moeilijke positie waarin de GI verkeert, mag echter niet ertoe leiden dat de kinderrechter een machtiging verleent die niet op de wet kan worden gegrond. Evenmin mag de zorg die de kinderrechter zelf ook heeft over [de minderjarige] , het ontbreken van een passende behandeling en het daaruit voortvloeiende recidivegevaar, ertoe leiden dat hij een gesloten machtiging verleent om de veiligheid van [de minderjarige] en anderen voor een aantal maanden te borgen.
Een en ander brengt met zich dat de kinderrechter tot de slotsom komt dat de verzochte machtiging niet kan worden verleend.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 5 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door een advocaat worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
MP