Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de onder 1 primair en 2 en laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en het eigen laakbare handelen van aangever. Onder verwijzing naar jurisprudentie heeft de raadsman voorts bepleit bij de strafoplegging rekening te houden met opgelegde straffen in soortgelijke gevallen en gelet daarop aan verdachte enkel een taakstraf op te leggen. Oplegging van een voorwaardelijke rijontzegging zoals door de officier van justitie geëist, is naar het oordeel van de raadsman, gelet op het tijdsverloop in onderhavige strafzaak, niet langer op zijn plaats.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten van 19 mei 2022 en 22 juni 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg door samen met medeverdachte [naam] met hoge snelheid een achtervolging van het slachtoffer in te zetten, zeer dicht achter diens voertuig te gaan rijden, en met zijn voertuig tegen het voertuig van het slachtoffer aan te rijden als gevolg waarvan dat voertuig van de weg is geraakt. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen het slachtoffer maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen ernstig in gevaar gebracht. De rechtbank merkt daarbij op dat een en ander heeft plaatsgevonden in een woonwijk, op een tijdstip dat veel mensen op de weg waren. Bovendien wist verdachte dat het zoontje van het slachtoffer, destijds tweeëneenhalf jaar oud, ten tijde van voornoemde achtervolging op de achterbank zat. Verdachte heeft kennelijk een noodzaak gevoeld het recht in eigen hand te nemen en dat gevoel boven alles laten prevaleren waarbij hij de veiligheid van anderen ernstig uit het oog heeft verloren.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen door samen met anderen op het slachtoffer in te slaan en tegen de ruiten van diens voertuig te slaan en te trappen. Verdachte heeft door voornoemd handelen pijn en letsel veroorzaakt bij het slachtoffer. Ook heeft verdachte met zijn handelen diverse omstanders op klaarlichte dag ongewild geconfronteerd met buitensporig geweld. Dergelijk gedrag veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in het strafwaardige van zijn eigen handelen en de schuld vooral bij anderen neerlegt. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Uit het reclasseringsrapport van 22 juni 2023 blijkt - kort samengevat - dat verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde strafbare feiten in een moeizaam verlopen schorsingstoezicht in een andere strafzaak liep en geen blijk heeft gegeven van enige intrinsieke motivatie voor ambulante behandeling. Door de reclassering zijn bij verdachte op veel leefgebieden problemen geconstateerd en het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Door de reclassering wordt geadviseerd -voor zover hier van belang- aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te kunnen veranderen.
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment dat verdachte is verhoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan twee jaren verstreken. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel tot gevolg hebbende een taakstraf voor de duur van 150 uren als uitgangspunt genomen. Strafverzwarend acht de rechtbank dat verdachte voor eigen rechter heeft gespeeld en dat veel omstanders getuige zijn geweest van het geweld. Alles afwegende acht de rechtbank voor het onder
2 bewezen verklaarde strafbare feit (het misdrijf) oplegging van een taakstraf conform de oriëntatiepunten, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Voor het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit (de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet) zal de rechtbank, zoals de wet voorschrijft, een aparte straf opleggen, te weten een geldboete. Mede gelet op het tijdsverloop en het reclasseringsadvies van 22 juni 2023 acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf of ontzegging van de rijbevoegdheid niet opportuun.