Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en het eigen laakbare handelen van aangever.
Voorts heeft de raadsman bepleit aan verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de duur van een eventueel aan verdachte op te leggen taakstraf te beperken tot maximaal 150 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van
verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting , het reclasseringsrapport van 6 april 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen door samen met anderen op het slachtoffer in te slaan en tegen de ruiten van diens voertuig te slaan en te trappen. Verdachte heeft door voornoemd handelen pijn of letsel veroorzaakt bij het slachtoffer. Ook heeft verdachte met zijn handelen diverse omstanders op klaarlichte dag ongewild geconfronteerd met buitensporig geweld. Dergelijk gedrag is bijzonder verwerpelijk en veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat aan verdachte in 2019 eerder een straf is opgelegd wegens een geweldsmisdrijf.
Uit het reclasseringsrapport van 6 april 2023 blijkt voorts dat verdachte niet in gesprek heeft willen gaan met de reclassering, geen openheid van zaken heeft gegeven en niet mee heeft willen werken aan de totstandkoming van een reclasseringsadvies.
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment dat verdachte is verhoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan twee jaren verstreken. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel tot gevolg hebbende een taakstraf voor de duur van 150 uren als uitgangspunt genomen.
Strafverzwarend acht de rechtbank dat verdachte voor eigen rechter heeft gespeeld en dat veel omstanders getuige zijn geweest van het geweld. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf conform de oriëntatiepunten, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Mede gelet op het tijdsverloop en de inhoud van het reclasseringsrapport van 6 april 2023 acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.