ECLI:NL:RBNNE:2023:2965

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
18-070577-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beklag van GGZ Drenthe inzake het verstrekken van gevoelige gegevens in een strafzaak

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin Stichting GGZ Drenthe een beklag indiende tegen het verstrekken van gevoelige gegevens in een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank oordeelde dat het beklag gegrond was, omdat er geen zeer uitzonderlijke omstandigheden waren die het doorbreken van het afgeleide verschoningsrecht van GGZ Drenthe rechtvaardigden. De zaak betrof een voormalig verpleegkundige van het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen, die verdacht werd van ernstige strafbare feiten, waaronder het voortijdig beëindigen van het leven van COVID-patiënten. De rechtbank stelde vast dat de gevorderde gegevens onder de geheimhoudingsplicht vielen en dat eerdere doorbrekingen van het beroepsgeheim door GGZ Drenthe al hadden plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de informatie die het Openbaar Ministerie had verkregen via andere wegen voldoende was voor het onderzoek, en dat de gevorderde gegevens niet cruciaal waren voor de waarheidsvinding. De rechtbank gelastte de teruggave van de verzegelde envelop met de gevorderde gegevens aan klaagster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Raadkamernummer 23/015062
Parketnummer 18/070577-23
beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken d.d. 20 juli 2023 op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

Stichting GGZ Drenthe,

[adresgegevens] ,
namens deze: mr. G.J.H. Beernink,
hierna te noemen: klaagster.

Procedure

Bij beslissing van 17 mei 2023 heeft de rechter-commissaris in het strafrechtelijk onderzoek tegen [naam] (hierna: de verdachte) met voormeld parketnummer aan de officier van justitie, op diens vordering, een machtiging verleend voor een vordering tot het verstrekken van gevoelige gegevens op grond van artikel 126nf Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gericht aan Stichting GGZ Drenthe (oftewel klaagster).
De vordering van 19 mei 2023 ziet op de volgende gegevens:
Alle documenten (zoals gespreksverslagen, notities en aantekeningen) die zijn gemaakt naar aanleiding van de gesprekken (waaronder telefonische gesprekken) met en over [naam] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , alsmede vastgelegde communicatie met [naam] (zoals WhatsApp berichten en e-mails) in de periode 1 oktober 2022 en 16 mei 2023.
Op 26 mei 2023 heeft de raadsman van klaagster, mr. G.J.H. Beernink, schriftelijk bezwaar gemaakt bij de rechter-commissaris tegen de vordering van de officier van justitie.
Bij beslissing van 1 juni 2023 heeft de rechter-commissaris het bezwaar ongegrond verklaard en heeft de rechter-commissaris aan Stichting GGZ Drenthe een bevel tot afgifte afgegeven van de in de vordering genoemde gegevens, in een gesloten en verzegelde envelop, aan het kabinet van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft beslist dat slechts van deze gegevens zal worden kennisgenomen indien onherroepelijk is beslist op het beklag ex artikel 552a Sv.
Op 15 juni 2023 is op grond van artikel 552a Sv, in samenhang met de artikelen 126nf Sv, 96a Sv, derde lid, en 98 Sv een klaagschrift ingediend.
In het verweerschrift van 29 juni 2022 heeft de officier van justitie haar standpunt gehandhaafd.
De rechtbank heeft verdachte als derde-belanghebbende in deze procedure aangemerkt en hem in de gelegenheid gesteld aan het geding deel te nemen.
Het klaagschrift is op 12 juli 2023 door de raadkamer achter gesloten deuren behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. D. Homans-De Boer, de raadsman van klaagster,
mr. G.J.H. Beernink, en de raadsman van verdachte, mr. R.G. Knegt, zijn gehoord.

Standpunten partijen

Standpunt klaagster
Door klaagster wordt verzocht de beschikking van de rechter-commissaris te vernietigen en de in bewaring gegeven gesloten en verzegelde envelop met de usb-stick met daarop de gevorderde gegevens aan klaagster terug te geven. Daartoe is - kort weergegeven - het volgende aangevoerd.
De gevorderde gegevens hebben betrekking op de behandeling van een ex-patiënt van klaagster en klaagster bezit een afgeleid medisch beroepsgeheim en daarmee samenhangend een afgeleid verschoningsrecht in de zin van artikel 218 Sv. Er is geen sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden die tot gevolg hebben dat het belang van de waarheidsvinding moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Daarnaast is namens klaagster aangevoerd dat na een afweging van plichten en belangen reeds in een eerder stadium is besloten het beroepsgeheim in beperkte mate te doorbreken door een brief te sturen aan het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen en door het afleggen van getuigenverklaringen door behandelaren tegenover de politie. Het verstrekken van aanvullende gegevens, en daarmee een verdere doorbreking van het beroepsgeheim, wordt door klaagster als disproportioneel gezien. In dat verband heeft klaagster zich tevens op het standpunt gesteld dat zij niet beschikt over informatie die van doorslaggevende betekenis zal zijn voor het strafrechtelijk onderzoek.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag en heeft daartoe het volgende - kort weergegeven - aangevoerd.
Niet betwist wordt dat de gevorderde gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en het afgeleide verschoningsrecht van klaagster. Volgens de officier van justitie kan het beroepsgeheim in deze situatie echter worden doorbroken. Er is sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden. Het gaat om een verdenking van zeer ernstige strafbare feiten en er is sprake van een ernstig geschokte rechtsorde. Deze ernstige verdenking is ontstaan door uitlatingen die verdachte zou hebben gedaan tegenover zorgverleners die werkzaam zijn bij klaagster. Nu deze uitlatingen thans worden betwist door verdachte, is de gevorderde informatie van cruciaal belang om vast te kunnen stellen wat verdachte in die gesprekken bij de zorgverleners en in communicatie naar aanleiding van die gesprekken precies heeft verteld, welke bewoordingen hij daarbij heeft gebruikt en of zijn uitlatingen inderdaad op andere wijze kunnen worden geïnterpreteerd. De gevorderde gegevens in combinatie met overige onderzoeksresultaten kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding. Daarmee zijn de gevorderde gegevens volgens de officier van justitie van doorslaggevende betekenis voor het strafrechtelijk onderzoek. Het is bovendien niet mogelijk om deze gegevens op een andere manier te verkrijgen.
Standpunt verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat klaagster in een eerder stadium al ten onrechte haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden en dat geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die verdere doorbreking van het beroepsgeheim toelaatbaar maken. Van een stevige verdenking voor een zeer ernstig strafbaar feit is volgens de raadsman niet langer sprake, nu door de rechtbank en het gerechtshof inmiddels geen ernstige bezwaren meer zijn aangenomen voor de veronderstelling dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan één of meer levensdelicten. De gevorderde gegevens zijn volgens de raadsman bovendien niet cruciaal voor het aan het licht brengen van de waarheid, aangezien deze gegevens zien op de persoon van verdachte en daarmee niet kunnen bijdragen aan het onderzoek naar de concrete verdenkingen. Het Openbaar Ministerie heeft daarnaast minder ingrijpende middelen tot haar beschikking om onderzoek te doen.

De beoordeling van het klaagschrift

Verschoningsgerechtigde en versnelde beklagprocedure
De rechtbank stelt vast dat aan de behandelaren die werkzaam zijn bij klaagster verschoningsrecht toekomt op grond van artikel 218 Sv en dat klaagster derhalve een afgeleid verschoningsrecht heeft.
Beoordelingskader
Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. Het verschoningsrecht is echter niet absoluut. Er kunnen zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap aan de verschoningsgerechtigde als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht (vgl. HR 30 november 1999, NJ 2002, 438).
De beantwoording van de vraag welke omstandigheden als zeer uitzonderlijk moeten worden aangemerkt is niet in een algemene regel te vatten. De Hoge Raad heeft wel enkele meer algemene factoren benoemd die bij de beoordeling van de uitzonderlijkheid van de omstandigheden een rol (kunnen) spelen, zoals de aard en zwaarte van de delicten, de aard en de omvang van de gegevens, de vraag in hoeverre de relevante gegevens op andere wijze kunnen worden verkregen en de mate waarin de betrokken belangen van verdachte worden geschaad, indien het verschoningsrecht wordt doorbroken.
Omdat het een uitzondering op de hoofdregel betreft, wijst de Hoge Raad erop dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder mag gaan dan strikt nodig is voor het aan het licht brengen van de waarheid van het desbetreffende feit (vgl. HR 29 juni 2004, NJ 2005, 273) en dat voor de uitzondering zware motiveringseisen gelden (vgl. HR 9 mei 2006, NJ 2006, 622).
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat het gaat om een verdenking van zeer ernstige strafbare feiten, namelijk dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan het voortijdig beëindigen van het leven van ongeveer twintig COVID-patïenten, die verpleegd werden op de afdeling van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen (WZA) waar verdachte op dat moment werkzaam was.
De rechtbank stelt verder vast dat deze verdenking is gebaseerd op uitlatingen die verdachte op verschillende momenten en in verschillende gesprekken zou hebben gedaan tegenover drie zorgverleners die allen werkzaam zijn bij klaagster. Door de officier van justitie worden thans van klaagster alle gespreksverslagen, notities en aantekeningen gevorderd die zijn gemaakt naar aanleiding van deze gesprekken, alsmede de vastgelegde communicatie met verdachte.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de gevorderde gegevens naar hun aard en omvang bekeken strikt noodzakelijk zijn voor het aan het licht brengen van de waarheid.
Daarbij is het volgende van belang.
Klaagster heeft gelet op de uitlatingen van verdachte besloten haar geheimhoudingsplicht te doorbreken en de Raad van Bestuur van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen (hierna: WZA) hiervan door middel van een brief in kennis te stellen. Dit heeft geresulteerd in een aangifte van het WZA tegen verdachte. In het thans lopende opsporingsonderzoek zijn de betreffende medewerkers vervolgens door de politie als getuige gehoord over hetgeen verdachte aan hen zou hebben verteld, waarbij opnieuw sprake is geweest van doorbreking van de geheimhoudingsplicht. De officier van justitie heeft op deze wijze reeds de beschikking gekregen over de nodige informatie over hetgeen verdachte (in vertrouwen) aan klaagster en haar medewerksters heeft verteld. Uit het verweerschrift van de officier van justitie d.d. 29 juni 2023 is bovendien gebleken dat het Openbaar Ministerie inmiddels via een andere weg de beschikking heeft gekregen over het verslag van één van de gesprekken die verdachte heeft gevoerd met een zorgverlener.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat het WZA alle medische informatie met betrekking tot patiënten die zijn overleden in de tijd dat verdachte daar werkzaam was, met politie en justitie heeft gedeeld.
Op basis van de al beschikbare informatie, zoals hiervoor beschreven, kan door het Openbaar Ministerie en de politie nader onderzoek worden gedaan naar de vermeende strafbare feiten. Deze informatie kan onder andere worden vergeleken met de beschikbare medische informatie van de patiënten die zijn overleden in de periode dat verdachte werkzaam was bij het WZA en de informatie uit verschillende getuigenverklaringen. Niet gebleken is dat de gevorderde gegevens andere, nieuwe of aanvullende informatie bevatten die hiervoor zodanig cruciaal is dat gesproken kan worden over een uitzonderlijke situatie waarin de waarheidsvinding dient te prevaleren boven het verschoningsrecht dat klaagster (afgeleid) toekomt. Dat deze informatie het wellicht mogelijk maakt om de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd nader te toetsen is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zwaarwegend.
Op grond van het hiervoor overwogene acht de rechtbank het beklag gegrond en zal zij een daarbij behorende last tot teruggave geven.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beklag gegrond;
- gelast de teruggave aan klaagster van de verzegelde envelop met daarin de gevorderde gegevens die in bewaring wordt gehouden bij het kabinet van de rechter-commissaris te Assen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. G. Eelsing en
mr. G.H. Boekaar, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juli 2023.
Mr. Boekaar is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.