ECLI:NL:RBNNE:2023:2905

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
18-267980-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid in horecagelegenheid te Meppel

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van twee aangeefsters. De aanrandingen vonden plaats op 3 juli 2022 in een horecagelegenheid in Meppel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefsters heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar en ondersteund door getuigenverklaringen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 1.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/267980-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Meppel, door geweld en/of andere feitelijkheden, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hebbende verdachte
- in haar vagina geknepen- haar vagina betast
en bestaande dat geweld en/of die feitelijkheden hierin dat
  • zij wat drinken ging halen bij de bar
  • verdachte uit het niets in het voorbijgaan meermalen (over haar broek heen) in haar vagina kneepen/of haar vagina met zijn hand aanraakte/betastte en/of hij (aldus) voor die [slachtoffer 1] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet, althans onvoldoende, aan bovengenoemde handelingen kon onttrekken;
2
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Meppel, door geweld en/of andere feitelijkheden, [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hebbende verdachte
  • haar zo strak omhelsd waardoor zij zich beklemd voelde
  • haar topje naar beneden getrokken waardoor haar borsten ontbloot werden
  • haar hand gekust/gezoend
en bestaande dat geweld en/of die feitelijkheden hierin dat
  • zij in een [bedrijf] aanwezig was
  • toen zij voor verdachte stond hij haar uit het niets vastpakte
  • verdachte haar vervolgens omhelsde door zijn armen om haar lijf en armen heen te klemmen,waardoor zij zich beklemd voelde
  • verdachte haar topje uit het niets beetpakte en vervolgens met kracht naar beneden trok, waardoorhaar borsten ontbloot werden terwijl zij midden in die [bedrijf] stond
  • verdachte uit het niets in het voorbijgaan haar hand vastpakte en deze kuste/zoendeen/of hij (aldus) voor die [slachtoffer 2] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet, althans onvoldoende, aan bovengenoemde handelingen kon onttrekken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit ontbreekt het vereiste steunbewijs en de overtuiging. Allereerst verklaren de getuigen enkel over wat aangeefster hun heeft verteld; de getuigen hebben zelf niets waargenomen. Voorts kan, gelet op het tijdsverloop tussen het incident en het opnemen van de getuigenverklaringen, niet worden uitgesloten dat de getuigen elkaars verklaring hebben beïnvloed. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft daarnaast ter terechtzitting, bij de uitoefening van het spreekrecht, aangegeven dat zij haar verklaring driemaal bij de politie heeft moeten afleggen, terwijl haar verklaring slechts eenmaal in het politiedossier is uitgewerkt. Ook is geen van de verklaringen auditief of audiovisueel opgenomen. Al deze onvolkomenheden tezamen maken dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om te kunnen spreken van overtuigend bewijs. Tot slot kan – los van het ontbreken van overtuigend bewijs – van het ten laste gelegde ‘betasten’ van de vagina geen sprake zijn, omdat dit volgens aangeefster [slachtoffer 1] over de kleding heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit kunnen de in de tenlastelegging omschreven gedragingen niet worden aangemerkt als ontuchtige handelingen. Het ontbloten van de borsten van aangeefster [slachtoffer 2] kan voortkomen uit boosheid bij verdachte nu aangeefster verdachte zou hebben aangesproken op zijn gedrag. Ook het klemmend omhelzen en het geven van een kus op de hand van aangeefster zijn niet zonder meer als ontuchtige handelingen aan te merken, waarbij dient te worden opgemerkt dat van het kussen van de hand geen getuigen zijn.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 4 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 3 juli 2022 was ik in [bedrijf] in Meppel. Ik droeg die nacht een bodywarmer en had mijn haar in een knotje.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2022, opgenomenop pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers 2022169660 en 2022169850 (Glasgow) d.d. 22 augustus 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op zondag 3 juli 2022 was ik bij [bedrijf] in Meppel, op een gegeven moment wilden we drinken halen bij de bar. Ik zag een bekende van mij bij de bar staan. Naast hem stond de man die mij heeft lastiggevallen. Deze man had een knotje en droeg een bodywarmer. Op een gegeven moment liep ik gewoon langs hen, op het moment dat ik langs die man liep met het knotje en de bodywarmer draaide hij zich naar mij toe en pakte hij eerst mijn linkerarm met zijn rechterhand. Daarna kneep hij twee keer in mijn kruis. Ik voelde dat hij echt omhoog greep in mijn kruis. Hij probeerde echt mijn kruis te voelen. Hij zei niks, hij keek mij niet aan, hij keek naar mijn kruis al die tijd. Hij greep met zijn linkerhand in mijn kruis. Ik heb geen woord met deze man gewisseld. Ik was verrast en gaf hem een duw. Ik heb geen oogcontact gehad met deze man. Ik voelde dat zijn hand in mijn kruis kneep kort achter elkaar. Ik denk dat hij twee keer drie seconden heel hard kneep. De eerste keer zachter dan de tweede keer. Hij kwam eerst met zijn duim en daarna kwam zijn hand erbij. Ik gaf hem een duw en zei wat flik je me nou. Ik gaf hem een harde tik op zijn linkerschouder en zei dat doe je gewoon niet. Ik merkte dat hij gewoon heel dronken was en hij leek er niet op te reageren. Hij keek me verontwaardigd aan, hij deed alsof er niks aan de hand was. Toen ben ik teruggegaan naar mijn vriendinnen op de dansvloer. Toen zei ik wat er was gebeurd en ik was erg overstuur en moest huilen. Ik was erg overstuur omdat het uit het niets gebeurde. Ik voelde me heel erg aangevallen in mijn eigen huid. Ik zag, toen de
politie er was, dat er een man op de grond lag buiten. Ik zag dat dit de man was die mij aangerand had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2022, opgenomenop pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Afgelopen nacht was ik in [bedrijf] in Meppel. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer 1] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ] bij ons staan en toen hoorde ik van haar dat ze zojuist in haar kruis gegrepen was door een onbekende jongen. [slachtoffer 1] wees de jongen aan die dat gedaan had en toen ben ik er op afgestapt. Ik liep naar deze jongen toe; ik wilde hem aanspreken dat hij niet aan [slachtoffer 1] of iemand anders moest komen. Ik zei "he heb jij aan haar gezeten, waarom doe jij dat?" Hij zei "ja". Toen ik eenmaal voor die jongen stond, pakte hij mij vast. Hij omhelsde mij zeg maar. Deed de armen rond mijn lijf. Mijn eigen armen had ik naar beneden hangen op dat moment dus zat ik gelijk helemaal klem in die omhelzing. Dit duurde een paar seconden, ik probeerde los te komen en worstelde daarbij. Ik probeerde ook met de knie omhoog te komen. Hij liet los en stond nog voor mij. Hij stond dicht bij mij. Ik zei nog dat hij van mij af moest blijven. Hij pakte vervolgens mijn topje vast aan de voorkant en trok dat topje met kracht naar beneden. Ik stond vervolgens met mijn blote borsten midden in de kroeg. Ik greep gelijk naar mijn topje en trok dit weer omhoog. Zelf ben ik nog even naar buiten gelopen en vervolgens weer naar binnen. Toen pakte iemand mijn hand vast en toen zag ik dat het diezelfde man weer was, die ook mijn topje naar beneden had getrokken. Ik schrok daarvan en hij gaf mij een zoen op mijn hand.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 juli 2022,opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Vannacht was ik in [bedrijf] in Meppel. Rond 02:00 uur kwam [slachtoffer 1] bij mij toen ik aan de bar stond. Zij vertelde mij dat ze was aangerand. [slachtoffer 1] was in shock. Ze vertelde dat ze twee keer in het kruis gegrepen was door een man die aan de bar stond. Ze heeft de man die haar had aangerand aangewezen. Ik zag dat [slachtoffer 2] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ] naar de man toeging. Ik zag vervolgens dat de man [slachtoffer 2] vastpakte. Hij pakte haar vast als in een soort omhelzing. Even later zag ik dat de man de top van [slachtoffer 2] naar beneden trok en dat ze daardoor in haar blote borsten stond.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 juli 2022,opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Vannacht rond 02:00 uur was ik in [bedrijf] in Meppel. [slachtoffer 1] was even naar de bar gegaan om drinken te halen. Even later kwam ze terug en ze vertelde dat ze was aangerand door een jongen bij de bar. [slachtoffer 1] moest huilen en was overstuur. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 2] naar die jongen toeliep die [slachtoffer 1] had aangerand. Ik zag dat [slachtoffer 2] tegenover hem stond. Ik keek die jongen op zijn rug. Ik zag op een gegeven moment dat die jongen de top van [slachtoffer 2] naar beneden trok. Ze stond daardoor in het café in haar blote tieten.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaringen
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat het in zedenzaken regelmatig voorkomt dat verklaringen van een aangever en verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan. Als de verdachte ontkent, zoals in de onderhavige zaak, zijn de verklaringen van de aangever vaak het enige directe wettig bewijsmiddel. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van
Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van het slachtoffer.
Dit betekent dat, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit waarvan geen directe getuigen van het ten laste gelegde zijn, de rechtbank niet alleen moet bepalen of de aangifte betrouwbaar is, maar ook moet beoordelen of voor de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan de aangeefster. Indien een verklaring van een getuige (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het ten laste gelegde.
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] betrouwbaar acht. Aangeefster verklaart immers consistent, authentiek en gedetailleerd. Voorts wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Zij horen namelijk direct na het incident van aangeefster [slachtoffer 1] wat er is gebeurd en zien dat aangeefster erg overstuur is. Ook de aangifte van [slachtoffer 2] ondersteunt de aangifte van [slachtoffer 1] , nu hieruit volgt dat [slachtoffer 1] heeft verteld wat er is gebeurd en de man die haar zou hebben betast heeft aangewezen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] en dat er dus wettig bewijs is als bedoeld in artikel 342 Sv.
De volgende vraag die de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit naar aanleiding van het betoog van de raadsman moet beantwoorden is of de rechtbank ook de overtuiging heeft dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank overweegt, mede gelet op de korte periode tussen het opnemen van de aangiftes en het horen van de getuigen, dat het dossier geen enkele aanleiding bevat om aan te nemen dat de aangeefsters en de getuigen elkaars verklaring zouden hebben beïnvloed of dat, voor zover hun verklaring berust op eigen waarnemingen, dit geen eigen waarnemingen zouden betreffen. Het enkele feit dat aangeefster [slachtoffer 1] haar verklaring meermaals heeft moeten afleggen terwijl de verklaring slechts eenmaal is uitgewerkt, in samenhang met het niet auditief of audiovisueel opnemen van de afgelegde verklaringen, maakt niet dat reeds daarom moet worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de verklaringen betrouwbaar acht en dat de rechtbank de overtuiging heeft dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Betasten
Het standpunt van de raadsman dat van het onder 1 ten laste gelegde betasten van de vagina geen sprake kan zijn nu er geen sprake was van rechtstreeks contact met de huid, wordt door de rechtbank verworpen. Naar algemeen spraakgebruik valt ook het voelend aanraken over de kleding te kwalificeren als betasten. Hierbij merkt de rechtbank op dat in de tenlastelegging expliciet is opgenomen dat dit betasten over de kleding plaatsvond, zodat redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan welke gedraging verdachte verweten wordt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 1] in haar vagina heeft geknepen en haar vagina heeft betast, en dat hij aangeefster [slachtoffer 2] zo strak heeft omhelsd dat zij zich beklemd voelde, haar borsten heeft ontbloot en haar hand heeft gekust. De rechtbank acht het geven van een kus op de hand van aangeefster [slachtoffer 2] , gelet op de eerdere handelingen van verdachte, eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Ontuchtige handelingen
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of voornoemde gedragingen een ontuchtig karakter hebben. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een handeling van seksuele aard is die in strijd is met een sociaalethische norm. De beoordeling of een handeling als zodanig kan worden gekwalificeerd, hangt af van de aard van de gedraging en de omstandigheden van het geval.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezenverklaarde handelingen, te weten het knijpen in de vagina en het betasten van de vagina (feit 1) en het beklemmend omhelzen, ontbloten van borsten en kussen van de hand (feit 2) in onderlinge samenhang bezien gedragingen van seksuele aard. De gedragingen kunnen, mede gelet op hun aard en de korte tijdsspanne waarbinnen de gedragingen zijn begaan, vanuit seksueel oogpunt geenszins als neutraal worden beschouwd. Voorts kan er in redelijkheid niet aan worden getwijfeld dat het gedrag van de verdachte in strijd is met een sociaalethische norm. Maatschappelijk gezien wordt niet aanvaard dat iemand ongevraagd, plotseling en op een openbare plek, de gedragingen zoals bewezenverklaard pleegt. Dat verdachte de borsten van aangeefster [slachtoffer 2] heeft ontbloot uit boosheid, zoals betoogd door de raadsman, blijkt overigens geenszins uit het dossier. De rechtbank stelt dan ook vast dat de handelingen van verdachte als ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 Sr zijn aan te merken.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de genoemde bewijsmiddelen, in hun onderlinge verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door hen te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen op de wijze zoals bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 3 juli 2022 te Meppel, door andere feitelijkheden, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hebbende verdachte
- in haar vagina geknepen- haar vagina betast
en bestaande die feitelijkheden hierin dat
- verdachte, toen [slachtoffer 1] wat drinken ging halen bij de bar, uit het niets in het voorbijgaanmeermalen (over haar broek heen) in haar vagina kneep en haar vagina met zijn hand betastte en hij aldus voor die [slachtoffer 1] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan bovengenoemde handelingen kon onttrekken;
2
hij op 3 juli 2022 te Meppel, door andere feitelijkheden, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hebbende verdachte - haar zo strak omhelsd waardoor zij zich beklemd voelde
  • haar topje naar beneden getrokken waardoor haar borsten ontbloot werden
  • haar hand gekust
en bestaande die feitelijkheden hierin dat
  • toen [slachtoffer 2] in een [bedrijf] voor verdachte stond hij haar uit het niets vastpakte- verdachte haar vervolgens omhelsde door zijn armen om haar lijf en armen heen te klemmen, waardoor zij zich beklemd voelde
  • verdachte haar topje uit het niets beetpakte en vervolgens met kracht naar beneden trok, waardoorhaar borsten ontbloot werden terwijl zij midden in die [bedrijf] stond
  • verdachte uit het niets in het voorbijgaan haar hand vastpakte en deze kusteen hij aldus voor die [slachtoffer 2] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan bovengenoemde handelingen kon onttrekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 118 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan die proeftijd dienen bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, te weten reclasseringstoezicht met een ambulante behandelverplichting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, gepleit voor het opleggen van een deels voorwaardelijke taakstraf van 240 uren. Aan het voorwaardelijke deel van de taakstraf kunnen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland van 14 juni 2023 (hierna: de reclassering), het uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tweemaal achtereen schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Verdachte heeft in het openbaar, te weten in een [bedrijf] , aangeefster [slachtoffer 1] in haar vagina geknepen en haar vagina betast, en aangeefster [slachtoffer 2] zo strak omhelsd dat zij zich beklemd voelde, haar topje naar beneden getrokken waardoor haar borsten ontbloot werden en haar hand gekust. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangeefsters. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele aandrift en zich niet bekommerd over de gevolgen van zijn handelen voor aangeefsters. Blijkens de door de aangeefsters ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaringen hebben de feiten een grote negatieve impact op hun psychische gesteldheid gehad en kampen zij nog dagelijks met de gevolgen. De rechtbank rekent deze feiten verdachte daarom zwaar aan. Ook rekent de rechtbank verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen.
De reclassering heeft op 14 juni 2023 een advies opgesteld. Hieruit volgt dat zij bijzondere voorwaarden als reclasseringstoezicht met een ambulante behandelverplichting en middelencontrole als zinvol beschouwt, maar deze voorwaarden gelet op de houding van verdachte niet uitvoerbaar achten.
De rechtbank acht begeleiding door de reclassering middels voornoemde bijzondere voorwaarden eveneens zinvol, en heeft besloten deze tóch aan verdachte op te leggen. Ten aanzien van de door de reclassering geuite zorgen over de uitvoerbaarheid merkt de rechtbank op dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard gebaat te zijn bij hulpverlening en zich te zullen houden aan de bijzondere voorwaarden als deze zullen worden opgelegd.
De rechtbank zal een iets lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen acht de rechtbank een taakstraf in combinatie met een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf, passend.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen bijzondere voorwaarden worden verbonden, te weten toezicht door de reclassering, verplichte ambulante behandeling en het meewerken aan controles van middelengebruik. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] , bijgestaan door [naam] namens Slachtofferhulp Nederland, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman betoogd dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, omdat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd van € 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade. Dit bedrag heeft de benadeelde partij onderbouwd.
Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan worden aangemerkt als aantasting van de persoon, als de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde feit een zo ernstige inbreuk op een fundamenteel recht is, te weten de lichamelijke integriteit, dat dit op zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze dient te worden beschouwd. De benadeelde partij heeft daarom op grond van artikel 6:106 lid 1 BW recht op immateriële schadevergoeding. De gevorderde schadevergoeding van € 1.000,- acht de rechtbank billijk en zal daarom worden toegewezen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 88 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich na uitnodiging van de reclassering, gedurende de proeftijd zal melden bij Verslavingszorg Noord Nederland te Assen op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde zich ambulant laat behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat veroordeelde, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, meewerkt aan controles van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controles. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt veroordeelde om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als veroordeelde voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. H.R. Eising en mr. H. Hanssen, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2023.