Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
1.De procedure
2.De feiten
Volgens de boedelbeschrijving die ik heb opgesteld bedraagt de legitieme € 16.439,02. In de onderhandelingen tussen u en mr. Elzinga is destijds bij wijze van compromis akkoord gegaan met uw voorstel om de legitimaire massa vast te stellen op € 114,250,00. De legitieme komt dan op € 19.401,00. De erfgename is bereid dit voorstel te handhaven, maar ook uitsluitend als compromis ten einde deze kwestie af te kunnen ronden.” Bij e-mail van 30 juni 2020 heeft de raadsvrouw van [gedaagde] in antwoord hierop geschreven: “
Cliënte is akkoord met de betaling van haar legitieme deel ad € 19.401,00 op rekeningnummer (…) zodra mogelijk en uiterlijk binnen 14 dagen na heden.” Het bedrag van € 19.401,00 is op of omstreeks 2 juli 2020 aan [gedaagde] voldaan.
3.Het geschil
4.De beoordeling
wil graag de eerste stap zetten tot een oplossing. Alle stukken die [eiseres] vordert, zal ik aan haar verstrekken. De notaris heeft deze stukken gereed. Mocht er onverhoopt iets missen, dan zal dit onverwijld aan [eiseres] worden verstrekt. Het beroep op opschorting laat ik daarmee varen.”De zaak is vervolgens enige tijd aangehouden. Uit de nadien door partijen ingediende processtukken volgt dat [gedaagde] meerdere bescheiden aan [eiseres] heeft afgegeven. Aan de hand van die bescheiden heeft [eiseres] vervolgens de omvang van haar legitieme portie berekend en haar eis aangepast. De initiële stellingen en verweren van partijen zijn daarom niet meer ter zake doende.
zo [maar] een cadeautje” zal de rechtbank, met [eiseres] , als een gift aanmerken. De omschrijving spreekt immers boekdelen en [gedaagde] heeft haar betwisting verder geen handen en voeten gegeven.
moedereen dergelijk bedrag zou hebben ontvangen, nog daargelaten dat [eiseres] dit gemotiveerd heeft betwist.
- [bankrekeningnummer] 32 € 2.702,00
- [bankrekeningnummer] 18 € 11.026,00
- [bankrekeningnummer] 35 € 2,00
€ 2.000,00
Op een vraag van de rechter bevestig ik dat ik geen afwikkeling van de huwelijksgemeenschap vorder.” en “
De reconventionele vordering heeft [gedaagde] ingesteld als legitimaris in de nalatenschap van vader.” De wijze waarop vader en moeder het huwelijksvermogen (waaronder de gemeenschappelijke bank- en spaartegoeden en de auto) feitelijk hebben verdeeld nadat hun relatie en samenleving beëindigd waren, maakt dus uitdrukkelijk géén deel uit van de grondslag waarover de rechtbank heeft te beslissen. De vorderingen onder IX en XII tot betaling van de helft van de gestelde waarde van de auto (€ 8.000,00) respectievelijk de door moeder betaalde kosten voor de auto (€ 5.767,20) zullen gelet hierop worden afgewezen. Deze beide bedragen raken immers aan de afwikkeling van het huwelijksvermogen. Als legitimaris/niet-erfgenaam in de nalatenschap van vader kan [gedaagde] niet deze betalingen vorderen van [eiseres] .