ECLI:NL:RBNNE:2023:2888

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
C/18/222129/ KG RK 23-125
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens onprofessionele bejegening en partijdigheid

Op 22 juni 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich onheus bejegend voelde door mr. M.C. Groenewegen, de rechter in haar zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een telefonische hoorzitting op 7 april 2023, waarin verzoekster haar klachten over haar voormalige bewindvoerder wilde bespreken. Verzoekster stelde dat de rechter zich onprofessioneel had gedragen, niet neutraal was en haar had gekleineerd.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het kennelijk ongegrond is. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. In dit geval was er geen bewijs dat de rechter vooringenomen was of dat er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De wrakingskamer merkte op dat de rechter regie voert over de behandeling van zaken en dat zij een grote mate van vrijheid heeft in de wijze van behandelen.

De wrakingskamer heeft ook aangegeven dat verzoekster haar schriftelijke bewijzen kan toesturen aan de rechter om de afhandeling van haar klacht tegen de bewindvoerder voort te zetten. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/222129/ KG RK 23-125
Beslissing van 22 juni 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. M.C. Groenewegen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 7 april 2023;
  • de aantekeningen van de griffier van de telefonische hoorzitting op 7 april 2023; en
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 3 mei 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de behandeling van de klacht van
verzoekster over haar voormalige bewindvoerder.
2.2
Verzoekster heeft blijkens haar schriftelijke verzoek aan haar verzoek ten
grondslag gelegd dat zij zich tijdens de telefonische hoorzitting niet goed behandeld voelde en dat de rechter zich tijdens deze hoorzitting onprofessioneel heeft gedragen en zich niet goed had voorbereid. Hierbij heeft verzoekster aangegeven dat de rechter niet neutraal was, dat de rechter haar kleineerde en dat de rechter ongeïnteresseerd was.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Naar het oordeel van de wrakingskamer is sprake van een kennelijk ongegrond verzoek en daarom laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, tweede lid, sub b, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Hierna legt de wrakingskamer uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.2
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3
Aan het wrakingsverzoek is ten grondslag gelegd dat verzoekster zich door de rechter onheus bejegend voelde tijdens de telefonische hoorzitting op 7 april 2023.
3.3.1
Zoals hiervoor al aangegeven wordt bij de beoordeling van het wrakingsverzoek tot uitgangspunt genomen dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten de handelwijze van de rechter niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.
3.3.2
De rechter heeft ter toelichting op haar handelen aangevoerd dat verzoekster korte tijd bij de bewindvoerder onder bewind heeft gestaan en dat zij na afloop van het bewind heeft geklaagd over haar voormalige bewindvoerder. Verzoekster is tweemaal uitgenodigd voor een zitting om haar klachten te bespreken. Omdat er beide keren problemen waren met het openbaar vervoer is verzoekster telefonisch gehoord op 7 april 2023. Vervolgens heeft de rechter aangevoerd dat zij – in reactie op het door verzoekster gestelde dat zij problemen had met haar gebit en dat de bewindvoerder de behandeling daarvoor niet had willen betalen – heeft aangegeven dat bewindvoerders soms iets niet betalen omdat er geen geld is en dat zij heeft geïnformeerd of dat ook in dit geval zo zou kunnen zijn. Deze opmerking is verzoekster, aldus de rechter, in het verkeerde keelgat geschoten waarna het niet meer is gelukt om nog een inhoudelijk gesprek over de klachten te voeren. Ten slotte heeft de rechter aangevoerd dat het niet haar bedoeling is geweest om niet-neutraal, kleinerend en ongeïnteresseerd over te komen en dat zij naar haar weten ook niets heeft gedaan waaruit dat kon worden opgemaakt.
3.3.3
Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet komen vast te staan dat de (hoge) drempel voor het aannemen van partijdigheid is gehaald. Bij zijn beoordeling betrekt de wrakingskamer dat de rechter regie voert over de zaken die aan haar worden voorgelegd. Hierbij heeft de rechter een grote mate van vrijheid bij de bepaling van de wijze van behandelen. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan in de wijze waarop de rechter die taak heeft ingevuld een grond worden gevonden voor het oordeel dat zij jegens een van de partijen een vooringenomenheid koestert, of dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer ziet geen aanwijzingen voor het standpunt dat de rechter zich hier zodanig heeft uitgelaten of heeft gehandeld dat zij niet onpartijdig is of dat zij vooringenomen zou zijn.
3.3.4
De wrakingskamer heeft uit de schriftelijke aantekeningen van de hoorzitting van 7 april 2023 en uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht geconstateerd dat het (nog) niet gelukt is om de klachten van verzoekster tegen haar voormalige bewindvoerder inhoudelijk te bespreken. Gelet hierop wil de wrakingskamer verzoekster meegeven dat de rechter heeft voorgesteld dat verzoekster haar schriftelijke bewijzen als onderbouwing van haar klacht tegen haar voormalige bewindvoerder kan toesturen aan de rechter zodat de rechter deze bewijsstukken kan bekijken en de afhandeling van de klacht voortvarend kan plaatsvinden.
3.4
Voor zover verzoekster aan het wrakingsverzoek de bejegening van de rechter ten grondslag heeft gelegd overweegt de wrakingskamer dat voor dergelijke klachten de wrakingsprocedure niet is bedoeld. Verzoekster kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn niet gebleken.
3.5
Gelet op het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek kennelijk ongegrond is.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
  • bepaalt dat de klacht tegen de bewindvoerder wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
  • verzoekster;
  • de gewraakte rechter; en
  • de voormalige bewindvoerder.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. J.S. Bartstra en
mr. F.P. Dresselhuys -Doeleman, rechters in tegenwoordigheid van de griffier
mr. S.I. Havinga en in openbaar uitgesproken op 22 juni 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.