Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in de zaak met parketnummer
18-041556-23 onder 1. primair ten laste gelegde en hij heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. primair en 2., het in de zaak met parketnummer 18004662-23, het in de zaak met parketnummer 18-004730-23 en het in de zaak met parketnummer 18041556-23 onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In de zaak met parketnummer 18-076186-23
In de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. primair ten laste gelegde geldt dat er twijfel is over of verdachte tijdens de afpersing met een vuurwapen heeft gedreigd, daarom moet verdachte van het dreigen met een vuurwapen worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 18-041556-23
In de zaak met 18-041556-23 onder 1. primair ten laste gelegde. Niet bewezen kan worden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere twee medeverdachten om uit een auto goederen te stelen. Er was geen sprake van een vooropgezet plan en uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte betrokken is geweest bij de wegnemingshandelingen. Het medeplegen kan niet worden bewezen. Ten aanzien van het onder 1.
subsidiair ten laste gelegde geldt dat alleen opzetheling ten aanzien van de handschoenen kan worden bewezen. Verdachte moet van de overige goederen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2. ten last laste gelegde geldt dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest van de diefstal van de lades uit de geldwisselautomaat, zodat hij van dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 18-076186 onder 1. primair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het dreigen met een vuurwapen, nu verdachte dit ontkent.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. primair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte deze diefstal samen met anderen heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde kan enkel worden bewezen dat verdachte de handschoenen voor handen heeft gehad, zodat van de overige goederen vrijspraak moet volgen.
In de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor de diefstal van de lades uit de geldwisselautomaat. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ontkent deze diefstal te hebben gepleegd en uit het dossier blijkt niet dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd.
Ten aanzien van het overig ten laste gelegde heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel rechtbank
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-076186-23 ten laste gelegde
In de zaak met parketnummer 18-076186-23 acht de rechtbank het onder 1. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte wordt onder 1. primair verdachte afpersing verweten.
Voor een bewezenverklaring van afpersing is vereist dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van het onder dwang afgeven van enig goed.
Uit zowel de verklaring van aangever als de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat aangever als gevolg van de bedreiging, tegen verdachte heeft gezegd dat hij de box mocht meenemen. De box stond op een bankje verderop. Verdachte heeft vervolgens de box zelf gepakt en meegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van daadwerkelijke afgifte van de box door middel van dwang. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van afpersing zoals bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht en zal verdachte daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Verdachte heeft echter de box wel onder bedreiging met geweld, namelijk het geven van klappen, weggenomen en zich toegeëigend. Voor het subsidiair ten laste gelegde, diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld, kan een bewezenverklaring volgen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ook heeft gedreigd met een vuurwapen, nu enkel aangever hierover heeft verklaard en verdachte dit ontkent. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het dreigen met een vuurwapen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat de medeverdachten van plan waren om auto’s te controleren, dat wil zeggen om te kijken of deze op slot stonden om spullen te vinden en deze weg te nemen. Verdachte heeft verklaard dat de medeverdachten de garage zijn ingegaan door over een hek heen te klimmen. Volgens verdachte heeft vervolgens één van zijn medeverdachten uit een auto een aantal goederen weggenomen, waaronder een paar handschoenen. Verdachte is later ook over het hek heen geklommen en de garage ingegaan. Volgens de verklaring van de verdachte waren de goederen toen al uit de auto gehaald en kwamen zijn medeverdachten hiermee aanlopen. Na het wegnemen van de goederen is verdachte samen met de medeverdachten weggegaan. Verdachte heeft vervolgens de weggenomen handschoenen die avond gedragen en heeft ze later op de avond aan de medeverdachte teruggeven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Zijn bijdrage aan de diefstal lijkt enkel te bestaan uit zijn aanwezigheid in de garage.
Wel kan de subsidiair ten laste gelegde verdenking van opzetheling wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Verdachte heeft de handschoenen ontvangen en enige tijd onder zich gehouden terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
De bewijsmiddelen
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. subsidiair en 2, het in de zaak met parketnummer 18-004662-23, het in de zaak met parketnummer 18-004730-23 en het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
In de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. subsidiair ten laste gelegde