ECLI:NL:RBNNE:2023:2869

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
18-076186-23 18-004662-23 18-004730-23 18-041556-23 18-112668-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor meerdere vermogensdelicten en wederrechtelijk binnendringen

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 19-jarige man veroordeeld voor het plegen van meerdere vermogensdelicten en het gezamenlijk wederrechtelijk binnendringen van een gebouw. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 195 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 120 uren. De man was betrokken bij een afpersing waarbij hij een slachtoffer bedreigde met geweld om een speaker af te nemen. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor het bezit van een vuurwapen en het wederrechtelijk binnendringen van een bedrijfspand. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging met een vuurwapen, maar dat de diefstal onder bedreiging met geweld wel bewezen kon worden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de moeilijke periode in zijn leven na het overlijden van zijn moeder. De rechtbank besloot tot een combinatie van onvoorwaardelijke en voorwaardelijke straf, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-076186-23 ter terechtzitting gevoegd parketnummers 18-004662-23, 18-004730-23 en 18-041556-23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-112668-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Joustra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18-076186-23 dat:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2023 te Leeuwarden , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een speaker (merk JBL, type Xtreme3, kleur zwart), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij, verdachte hem een paar stoten zou geven en/of heeft gezegd "of jij geeft mij die box of ik schiet je dood" en/of (daarbij) zijn jas opendeed en (een gedeelte van) een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] heeft getoond, althans zichtbaar was voor die [slachtoffer 1] ,althans heeft gedreigd met enig geweld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2023 te Leeuwarden , een speaker (merk JBL, type Xtreme3, kleur zwart), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [slachtoffer 1] te zeggen, dat hij verdachte hem een aantal stoten zou geven en/of heeft gezegd "Of jij geeft mij die box of ik schiet je dood" en/of (daarbij) zijn jas opendeed en (een gedeelte van) een vuurwapen getoond aan die [slachtoffer 1] , althans zichtbaar was voor die [slachtoffer 1] , althans heeft gedreigd met enig geweld;
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2023 te Leeuwarden , althans in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Blow, type TR92, kaliber 9 mm knal, welke geschikt is gemaakt voor het verschieten van kogelpatronen zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of één of meer centraal vuur kogelpatronen 9 mm, zijnde munitie van de categorie III Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 18-004662-23 dat:
hij op of omstreeks 28 november 2022 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een bedrijfspand, gelegen aan of bij de [adres] aldaar en in gebruik bij de
[instantie 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), wederrechtelijk is binnengedrongen;
in de zaak met parketnummer 18-004730-23 dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 november 2022 t/m 11 december 2022 te Leeuwarden , een scooter (Piaggo Vespa Sprint), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
en in de zaak met parketnummer 18-041556-23 dat:
1.
hij in of omstreeks periode 20 november 2022 t/m 21 november 2022 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vanuit een personenauto diverse politie gerelateerde goederen (steekvest, handschoenen, spuugmasker, zaklamp), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of Politie Noord Nederland, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks periode 20 november 2022 t/m 24 november 2022 te Leeuwarden , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer politie gerelateerde goederen (handboeien en/of handschoenen en/of steekvest en/of zaklamp), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
2.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 20 november 2022 tot en met 23 november 2022, te Leeuwarden , in de gemeente Leeuwarden , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of uit een of meerdere gebouwen (met daarin [instantie 2] ) gelegen aan of bij de [adres] , een aantal blikjes frisdrank (waaronder Red Bull, Coca Cola, Fanta, Sprite) en/of een geldwisselautomaat en/of de lade(s) uit een geldwisselautomaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [instantie 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen frisdrank en/of geldwisselautomaat en/of lade(s) uit een geldwisselautomaat onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in de zaak met parketnummer
18-041556-23 onder 1. primair ten laste gelegde en hij heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. primair en 2., het in de zaak met parketnummer 18004662-23, het in de zaak met parketnummer 18-004730-23 en het in de zaak met parketnummer 18041556-23 onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In de zaak met parketnummer 18-076186-23
In de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. primair ten laste gelegde geldt dat er twijfel is over of verdachte tijdens de afpersing met een vuurwapen heeft gedreigd, daarom moet verdachte van het dreigen met een vuurwapen worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 18-041556-23
In de zaak met 18-041556-23 onder 1. primair ten laste gelegde. Niet bewezen kan worden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere twee medeverdachten om uit een auto goederen te stelen. Er was geen sprake van een vooropgezet plan en uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte betrokken is geweest bij de wegnemingshandelingen. Het medeplegen kan niet worden bewezen. Ten aanzien van het onder 1.
subsidiair ten laste gelegde geldt dat alleen opzetheling ten aanzien van de handschoenen kan worden bewezen. Verdachte moet van de overige goederen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2. ten last laste gelegde geldt dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest van de diefstal van de lades uit de geldwisselautomaat, zodat hij van dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 18-076186 onder 1. primair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het dreigen met een vuurwapen, nu verdachte dit ontkent.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. primair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte deze diefstal samen met anderen heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde kan enkel worden bewezen dat verdachte de handschoenen voor handen heeft gehad, zodat van de overige goederen vrijspraak moet volgen.
In de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor de diefstal van de lades uit de geldwisselautomaat. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ontkent deze diefstal te hebben gepleegd en uit het dossier blijkt niet dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd.
Ten aanzien van het overig ten laste gelegde heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel rechtbank
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-076186-23 ten laste gelegde
In de zaak met parketnummer 18-076186-23 acht de rechtbank het onder 1. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte wordt onder 1. primair verdachte afpersing verweten.
Voor een bewezenverklaring van afpersing is vereist dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van het onder dwang afgeven van enig goed.
Uit zowel de verklaring van aangever als de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat aangever als gevolg van de bedreiging, tegen verdachte heeft gezegd dat hij de box mocht meenemen. De box stond op een bankje verderop. Verdachte heeft vervolgens de box zelf gepakt en meegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van daadwerkelijke afgifte van de box door middel van dwang. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van afpersing zoals bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht en zal verdachte daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Verdachte heeft echter de box wel onder bedreiging met geweld, namelijk het geven van klappen, weggenomen en zich toegeëigend. Voor het subsidiair ten laste gelegde, diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld, kan een bewezenverklaring volgen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ook heeft gedreigd met een vuurwapen, nu enkel aangever hierover heeft verklaard en verdachte dit ontkent. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het dreigen met een vuurwapen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat de medeverdachten van plan waren om auto’s te controleren, dat wil zeggen om te kijken of deze op slot stonden om spullen te vinden en deze weg te nemen. Verdachte heeft verklaard dat de medeverdachten de garage zijn ingegaan door over een hek heen te klimmen. Volgens verdachte heeft vervolgens één van zijn medeverdachten uit een auto een aantal goederen weggenomen, waaronder een paar handschoenen. Verdachte is later ook over het hek heen geklommen en de garage ingegaan. Volgens de verklaring van de verdachte waren de goederen toen al uit de auto gehaald en kwamen zijn medeverdachten hiermee aanlopen. Na het wegnemen van de goederen is verdachte samen met de medeverdachten weggegaan. Verdachte heeft vervolgens de weggenomen handschoenen die avond gedragen en heeft ze later op de avond aan de medeverdachte teruggeven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Zijn bijdrage aan de diefstal lijkt enkel te bestaan uit zijn aanwezigheid in de garage.
Wel kan de subsidiair ten laste gelegde verdenking van opzetheling wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Verdachte heeft de handschoenen ontvangen en enige tijd onder zich gehouden terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
De bewijsmiddelen
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. subsidiair en 2, het in de zaak met parketnummer 18-004662-23, het in de zaak met parketnummer 18-004730-23 en het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
In de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. subsidiair ten laste gelegde
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2023,opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002023065084 d.d. 28 maart 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] inclusief de bijlage op pagina 15 van voornoemd dossier.

In de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 2. ten laste gelegde

De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2023,opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas verbalisant [naam 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal voorlopig onderzoek vuurwapen d.d. 23 maart 2023, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 2] .

In de zaak met parketnummer 18-004662-23 ten laste gelegde

De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 november 2022,opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022317438 d.d. 10 januari 2023, inhoudend de verklaring van [naam 3] .

In de zaak met parketnummer 18-004730-23 ten laste gelegde

De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2022,opgenomen op pagina 142 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022327792 d.d. 11 januari 2023, inhoudend de verklaring van [naam 4] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 december2022, opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 5] .

In de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. subsidiair ten laste gelegde

De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2022,opgenomen op pagina 93 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022327792 d.d. 11 januari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .

In de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 2. ten laste gelegde

De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2022,opgenomen op pagina 115 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022327792 d.d. 11 januari 2023, inhoudend als verklaring van [naam 6] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. subsidiair en 2., het in de zaak met parketnummer 18-004662-23, het in de zaak met parketnummer
18-004730-23, het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18-076186-23
1. subsidiair hij op 13 maart 2023 te Leeuwarden , een speaker van het merk JBL, type Xtreme3, kleur zwart, die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [slachtoffer 1] te zeggen, dat hij verdachte hem een aantal stoten zou geven, althans heeft gedreigd met enig geweld;
2.
hij op 19 januari 2023 te Leeuwarden , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Blow, type TR92, kaliber 9 mm knal, welke geschikt is gemaakt voor het verschieten van kogelpatronen zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en meer centraal vuur kogelpatronen 9 mm, zijnde munitie van de categorie III Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 18-004662-23
hij op 28 november 2022 te Leeuwarden , tezamen en in vereniging met anderen, in een bedrijfspand, gelegen aan de [adres] , bij een ander of anderen in gebruik dan bij verdachte en zijn mededaders, wederrechtelijk is binnengedrongen;
in de zaak met parketnummer 18-004730-23
hij in de periode van 30 november 2022 tot en met 11 december 2022 te Leeuwarden , een scooter van het merk Piaggo Vespa Sprint, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
in de zaak met parketnummer 18-041556-23
1. subsidiair hij in of omstreeks de periode van 20 november 2022 tot en met 21 november 2022 te Leeuwarden , een aan de politie gerelateerd goed, te weten een paar handschoenen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij, meermalen, op of omstreeks de periode van 20 november 2022 tot en met 22 november 2022, te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, uit meerdere gebouwen gelegen aan de [adres] , een aantal blikjes frisdrank die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen frisdrank onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en een geldwisselautomaat, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich te toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en die weg te nemen geldwisselautomaat onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18-076186-23
subsidiair diefstal, voorafgaand van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met hetoogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan metbetrekking tot een vuurwapen van categorie III en (ten aanzien van de munitie) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
in de zaak met parketnummer 18-004662-23 in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl het misdrijf wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in de zaak met parketnummer 18-004730-23 opzetheling
in de zaak met parketnummer 18-041556-23
subsidiair opzetheling
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onderzijn bereik heeft gebracht door middel van braak, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het in de zaak met parketnummer 18076186-23 onder 1. primair en 2., het in de zaak met parketnummer
18-004662-23, het in de zaak met parketnummer 18-004730-23 en het in de zaak met parketnummer
18-041556-23 onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 13 dagen met aftrek van het voorarrest, een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden
zoals geadviseerd door de reclassering. Tevens heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, op te leggen. Hij acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest niet passend en tevens acht hij de door de officier van justitie gevorderde taakstraf aan de forse kant en heeft bepleit deze te matigen. Verdachte moet ook nog een taakstraf uitvoeren in verband met een op 9 mei 2023 omgezette jeugddetentie, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, wordt dit voor hem te veel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland van 14 juni 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere vermogensdelicten, waaronder één diefstal met bedreiging van geweld, het wederrechtelijk binnendringen van een bedrijfspand en het bezit van een vuurwapen en munitie. Met name de diefstal met bedreiging van geweld wordt door de rechtbank zwaar aan de verdachte toegerekend. Het minderjarige slachtoffer heeft zich, zoals uit de aangifte is gebleken, tijdens de beroving en daarna behoorlijk angstig gevoeld. Daarbij heeft de beroving plaatsgevonden op een voor publiek toegankelijke plek, namelijk een speeltuin, waardoor ook andere minderjarigen werden geconfronteerd met het kwalijke gedrag van verdachte.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij ondanks zijn jeugdige leeftijd eerder is veroordeeld voor zowel vermogens- als geweldsdelicten. Ten tijde van het plegen van de strafbare feiten liep verdachte in de proeftijd van een eerdere veroordeling. Dit heeft hem er niet van weerhouden de feiten te plegen.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte tijdens het begaan van de feiten in een slechte periode van zijn leven zat. Verdachte is na het overlijden van zijn moeder door zijn vader op straat gezet en moest zichzelf zien te redden. Dit gebeurde op een cruciale leeftijd waar de meeste jeugdigen steun krijgen van hun ouders. Dit was volgens verdachte ook aanleiding om de lokaalvredebreuk en de vermogensdelicten te plegen. Hij zocht een warme plek en hij had honger en dorst.
De voorlopige hechtenis van verdachte is op 29 maart 2023 onder voorwaarden geschorst. Sindsdien is verdachte niet meer in beeld gekomen bij politie en justitie. Verdachte heeft verklaard geen contact meer te hebben met de negatieve vriendenkring en heeft laten blijken het in de toekomst anders te willen doen. Inmiddels heeft hij een zelfstandige woning en het voornemen is om, afhankelijk van de na vandaag aan hem oplegde straf, in de toekomst aan het werk te gaan. Daarnaast is het contact tussen verdachte en zijn vader in aanzienlijke mate verbeterd, hetgeen door verdachte als positief wordt beschouwd.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte de feiten heeft gepleegd ten tijde van een uitzichtloze periode met weinig nadenken over toekomstperspectief. Zonder aanvullende maatregelen acht de reclassering het recidiverisico hoog. In tegenstelling tot de periode van de delictplegingen, staat verdachte inmiddels open voor hulpverlening en heeft hij goed contact met zijn jongerencoach. Gelet op de huidige positieve houding van verdachte, wordt geadviseerd om het reclasseringstoezicht voort te zetten en bijzondere voorwaarden op te leggen verbonden aan een gedeelte van de voorwaardelijke straf.
De rechtbank zal met bovengenoemde omstandigheden bij de strafoplegging rekening houden. De rechtbank ziet in onderhavige zaak geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht deze eis redelijk en passend bij enerzijds de ernst van de feiten en anderzijds de persoon van verdachte. Wel constateert de rechtbank dat verdachte 15 dagen in voorlopige hechtenis heeft verbleven en niet 13 zoals door de officier van justitie is gesteld. De rechtbank zal dit verschil verdisconteren in de straf.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 195 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een taakstraf van 120 uren, passend en geboden en zal deze straf opleggen.
Het is de rechtbank niet gebleken van aanwijzingen dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dan ook niet dadelijk uitvoerbaar opleggen, omdat niet aan de wettelijke vereisten hiervoor is voldaan.

Benadeelde partijen

In de zaak met parketnummer 18-004662-23
[bedrijf 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.505,06 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
In de zaak met parketnummer 18-041556-23 feit 2
[bedrijf 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.333,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [bedrijf 1] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dit geen rechtstreekse schade betreft.
De officier van justitie heeft gedeeltelijke toewijzing gevorderd van de vordering van [bedrijf 2] , tot een bedrag van
€ 1.216,75 alsmede het opleggen van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de schade aan één geldwisselautomaat van
€ 816,75 en het wisselgeld van € 400,-- kan worden toegewezen. De benadeelde partij moet met betrekking tot de overig gevorderde schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van de diefstal van de lades van het tweede geldwisselautomaat moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit omdat uit de vordering niet blijkt dat [naam 7] , de persoon die de vordering heeft ingediend, hiertoe bevoegd is. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen, omdat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade die wordt gevorderd.
Door de raadsman is aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.216,75 nu verdachte bij de diefstal van de lades uit de tweede geldwisselautomaat niet is betrokken en hiervan moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18-004662-23
De rechtbank stelt vast dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] is ingediend door [naam 7] . Uit de vordering volgt niet dat [naam 7] bevoegd is tot het indienen van de vordering. Schorsing van het onderzoek om de bevoegdheid alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij [bedrijf 1] daarom niet-ontvankelijk verklaren.
In de zaak met parketnummer 18-041556-23 feit 2
De rechtbank stelt vast dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] is ingediend door [naam 6] . Uit de vordering volgt niet dat [naam 6] bevoegd is tot het indienen van de vordering. Schorsing van het onderzoek om de bevoegdheid alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij [bedrijf 2] daarom niet-ontvankelijk verklaren.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 31 augustus 2022 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden , is verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 september 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 30 mei 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Ter terechtzitting is aan de orde gekomen dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden , op 9 mei 2023 de beslissing heeft genomen de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie ten uitvoer te leggen en om te zetten in een taakstraf van 60 uren.
Gelet op deze omstandigheid heeft de officier van justitie ter terechtzitting gevorderd haar in de vordering na voorwaardelijke veroordeling niet-ontvankelijk te verklaren dan wel deze af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging is gedaan, nadat de voorwaardelijk opgelegde straf reeds was tenuitvoergelegd. Om deze reden zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 138, 311, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1.
primair en in de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-076186-23 onder 1. Subsidiair en 2., het in de zaak met parketnummer 18-004662-23, het in de zaak met parketnummer 18-004730-23 en het in de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 195 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
de veroordeelde zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bijReclassering Nederland op het adres [adres] en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onderbehandeling zal stellen van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Friesland, polikliniek forensische psychiatrie, of een soortgelijke zorgverlener, nader te bepalen door de reclassering op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die door of namens de zorginstelling worden gegeven voor de behandeling;
de veroordeelde zal meewerken aan ambulante woonbegeleiding vanuit een door de reclasseringte bepalen instelling, zoals het voortzetten van contact met jongerencoach [naam 8] , en voor zolang de reclassering dat tijdens de proeftijd nodig acht;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van door de reclassering geschiktgeacht (betaald dan wel onbetaald) werk, en/of het volgen van een opleiding, met een vaste structuur van minimaal 24 uur per week, voor zolang de reclassering dat tijdens de proeftijd nodig acht;
de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op 29 april 2007, met uitzondering van vooraf afgegeven toestemming van de reclassering dan wel van een door de reclassering toe te wijzen persoon of instantie;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan middelencontrole op het gebruikvan alcohol en drugs, door middel van, op aanwijzing van de reclassering, mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Een taakstraf, voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partijen

In de zaak met parketnummer 18-004662-23
Verklaart de vordering van [bedrijf 1] niet-ontvankelijk.
In de zaak met parketnummer 18-041556-23 onder 2. bewezenverklaardeVerklaart de vordering van [bedrijf 2] niet-ontvankelijk.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.112668-21

Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Pham, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2023.