Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Indien de rechtbank van oordeel is dat een behandeling dient te volgen, heeft de raadsman primair verzocht om een klinische opname als bijzondere voorwaarde aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden en subsidiair de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden) aan verdachte op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch onderzoek pro Justitia van D. Breuker van 19 januari 2023 en 4 juni 2023, het psychiatrisch onderzoek pro Justitia van D.T. van der Werf van 19 juni 2023, het rapport van Reclassering Nederland van 26 juni 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een paar dagen tijd en achtereenvolgend schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel, onttrekking van haar minderjarige zoontje aan het ouderlijk gezag en vernieling. Terwijl aangeefster en haar kinderen lagen te slapen, is verdachte via het balkon de woning van aangeefster binnengedrongen en heeft hij haar mishandeld, met gebruikmaking van een mes. Nadat aangeefster verdachte rustig had weten te krijgen, is verdachte vertrokken. Toen aangeefster de volgende ochtend niet meer reageerde op zijn berichten, heeft verdachte haar 2-jarige zoontje zonder toestemming en met een smoes van de opvang gehaald en hem vervolgens als pressiemiddel gebruikt om aangeefster haar melding bij de politie te laten intrekken. De politie heeft verdachte en het kindje uiteindelijk kunnen traceren waardoor een einde aan de situatie is gekomen en het kindje is teruggebracht naar zijn moeder. Verdachte is vervolgens door de politie aangehouden en meegenomen naar het politiebureau, alwaar hij een politiecel heeft vernield.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij meermalen is overgegaan tot het plegen van strafbare feiten toen hij zijn zin niet kreeg. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van aangeefster. Daarbij acht de rechtbank het zeer kwalijk dat verdachte het jonge kind van aangeefster als pressiemiddel heeft gebruikt. De rechtbank rekent verdachte die feiten zwaar aan. De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat verdachte nog in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling wegens partnergeweld en bovendien onder toezicht stond van de reclassering.
Persoon van verdachte
Over verdachte zijn psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages pro Justitia opgesteld door GZ-psycholoog D. Breuker en psychiater D.T. van der Werf. Deze rapporten houden onder meer zakelijk weergegeven- het volgende in. De deskundigen hebben vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een matige tot een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis, ziekelijke stoornissen in de vorm van een antisociale en een borderline persoonlijkheidsstoornis, een ernstige stoornis in cannabisgebruik en (naar alle waarschijnlijkheid) een lichte stoornis in alcoholgebruik. De psycholoog heeft daarnaast gerapporteerd dat verdachte veel trekken van psychopathie heeft en dat er tevens sprake is van een forse hechtingsstoornis. Volgens de deskundigen waren deze stoornissen ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben deze stoornissen het gedrag van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde ook beïnvloed. Hun advies is dan ook om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de rapporten op dit punt verenigen en neemt deze over, en zal de bewezenverklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate toerekenen.
Verder heeft de psycholoog de kans op recidive matig tot hoog ingeschat en heeft de psychiater gerapporteerd dat de kans op soortgelijk relationeel geweld onverminderd hoog zal blijven als verdachte geen adequate professionele zorg gaat ontvangen. Relationeel geweld lijkt bij verdachte namelijk een patroon te worden, waarbij de kans op femicide in dit geval niet ondenkbaar is. Daarbij hebben beide deskundigen aangegeven weinig tot geen beschermende factoren te zien. Het advies van de deskundigen luidt om tbs met dwangverpleging aan verdachte op te leggen.
De psychiater heeft het advies van tbs met dwangverpleging als volgt toegelicht. Verdachte heeft consequent aangegeven dat hij alleen ambulante hulp wil accepteren; en dan op een manier zoals hij zich dat vaag bedacht heeft. Aan langdurige forensisch-psychiatrische behandeling en begeleiding (en beveiliging) valt echter niet te ontkomen als delict-preventie wordt nagestreefd. Vanwege de overwegend onwillige houding van verdachte, gepaard gaand met zijn gebrek aan probleembesef en inzicht, naast weinig door hem ervaren lijdensdruk (en daarmee ook intrinsieke motivatie), mag niet verwacht worden dat verdachte zich in de toekomst plots vrijwillig gaat houden aan hem gestelde voorwaarden. Ook zijn hulpverlenings-geschiedenis en justitiële geschiedenis illustreren dat hem zoiets nog niet voor enige tijd goed gelukt is. En als verdachte zich voorneemt om voortaan wel adviezen van deskundigen te zullen gaan opvolgen dan mag van hem, gezien de aard en ernst van zijn psychopathologie, eigenlijk niet verwacht worden dat hij die getrouw kan opvolgen; ervan uitgaande dat hij de hem gestelde voorwaarden al zou kunnen begrijpen, ook in tijd en overige context. Het is daarom dat in dit geval eigenlijk uitsluitend een dwingend kader resteert. Alleen een dergelijk kader kan borgen dat resterende mogelijkheden zo adequaat mogelijk benut gaan worden om verdachte alsnog die behandeling en begeleiding en bescherming te doen laten ontvangen, welke het delict-recidief-risico zo klein mogelijk kan maken en houden.
De psycholoog heeft het advies van tbs met dwangverpleging als volgt toegelicht. Een behandelverplichting is nooit echt van de grond gekomen. Dat verdachte zich zal houden aan behandelvoorwaarden of aan een locatieverbod wordt niet haalbaar geacht. Er kan door verdachte ook onvoldoende zekerheid worden geboden dat hij zijn ex-partner en haar kinderen niet gaat opzoeken. In de negen maanden dat verdachte nu vastzit, is er geen wezenlijke verandering in probleembesef of in standpunt of houding opgetreden met betrekking tot het plegen van het feit, het verhoogde geweldsrisico en de noodzakelijkheid van een intensieve klinische behandeling. Er hebben zich in de afgelopen maanden ook geen nieuwe of andere intrinsieke moverende redenen ontwikkeld om wel aan zichzelf te willen werken. Tbs met dwangverpleging is nodig vanwege de ernst en complexiteit van de stoornissen, als ook gezien het matige tot hoge risico op een herhaling van een soortgelijk gewelddadig delict, en de noodzakelijkheid van een klinische behandeling, waarvoor er bij verdachte weinig intrinsieke ondersteuning wordt gevonden.
Ook Reclassering Nederland heeft een rapportage uitgebracht. Dit rapport houdt onder meer -zakelijk weergegeven- het volgende in. Het baart de reclassering ernstig zorgen dat alle reeds ingezette interventies, al dan niet gedwongen, niet of onvoldoende van de grond zijn gekomen. Er heeft sinds de bemoeienis en inzet van de reclassering vanaf 2017 geen enkele gedragsverandering c.q.
inperking van de risico’s plaatsgevonden. Sterker nog, de reclassering signaleert een toename van het geweldscomponent binnen het delictgedrag van verdachte. De vastgestelde -complexepersoonlijkheidsproblematiek is hier mede debet aan, evenals de zeer beperkte leerbaarheid van betrokkene. Verdachte wil enkel meewerken onder zijn eigen gestelde voorwaarden, wat de inzet van reclasseringsinterventies frustreert en maakt dat de reclassering de afgelopen vijf jaar geen gedragsverandering heeft kunnen bewerkstelligen. De reclassering schat de risico’s op recidive, letselschade en onttrekking aan de voorwaarden in als hoog. Daarnaast ziet de reclassering, evenals de psycholoog en psychiater, geen enkele beschermende factor. De reclassering sluit zich aan bij de geadviseerde tbs met dwangverpleging en acht (een tbs met) voorwaarden niet uitvoerbaar. De reclassering kan en wil geen verantwoordelijkheid meer nemen aangaande het risicomanagement. De hoge risico’s met betrekking tot geweldsrecidive, waarbij onomkeerbare gevolgen (femicide) reëel zijn, onderstrepen dit en vragen vanuit reclasseringsperspectief een meer dwingend en steviger kader teneinde de (maatschappelijke) risico’s in te perken.
Straf en maatregel
Gelet op de hierboven genoemde psychologische en psychiatrische rapportages pro Justitia, het reclasseringsrapport en de informatie over de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het dossier, is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een behandeling ondergaat om het gevaar van herhaling te beperken. De rechtbank acht verdachte niet in staat om zich (gedurende enige tijd) aan voorwaarden te houden, gelet op de lange en mislukte hulpverleningsgeschiedenis, de zelfbepalende houding, stoornissen en beperkingen van verdachte, zoals ook blijkt uit genoemde adviezen. Verdachte heeft een veelzijdige criminele justitiële
geschiedenis waarbij hij al eerder veroordeeld is voor partnergeweld. Hoewel de reclassering al sinds 2017 bij verdachte betrokken is, heeft toezicht en de hulpverlening vanuit dat kader onvoldoende effect gehad. Sterker nog, de reclassering signaleert een toename van het geweldscomponent binnen het delictgedrag van verdachte. Behandelingen zijn nooit echt van de grond gekomen. De reclassering heeft ook aangegeven dat voorwaarden niet uitvoerbaar zijn en dat zij geen verantwoordelijkheid meer kan nemen en dragen aangaande het risicomanagement. Met de deskundigen komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat de tbs met dwangverpleging het enige passende behandelkader is.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van tbs met dwangverpleging, zoals opgenomen in de artikelen 37a en 37b Sr, is voldaan. De rechtbank stelt vast dat verdachte twee misdrijven heeft gepleegd waarop minimaal vier jaren gevangenisstraf is gesteld. Daarbij stelt de rechtbank op grond van de hiervoor weergegeven rapporten van deskundigen vast dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die bestonden ten tijde van de strafbare feiten. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de stoornissen van verdachte zodanig zijn dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet ook op de adviezen, sprake van een hoog recidivegevaar. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist. De rechtbank overweegt daarbij dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De duur van de tbs-maatregel is daarom niet gemaximeerd en kan een periode van vier jaar te boven gaan.
Naast de ongemaximeerde tbs met dwangverpleging zal de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest opleggen.