Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het matigen van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf. De door het openbaar ministerie gehanteerde richtlijn voor mobiel banditisme is niet zonder meer van toepassing, omdat het in onderhavige zaak niet gaat om een inbraak of een insluiping in een woning. Om die reden dient een gevangenisstraf van 4 maanden als uitgangspunt te worden genomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 28 op 29 november 2021 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met braak van 100 kwalitatief hoogwaardige postduiven. Er was sprake van een in Litouwen georganiseerd samenwerkingsverband. Een van de medeverdachten heeft in Litouwen de auto voor de diefstal klaargemaakt en heeft de diefstal telefonisch aangestuurd. Verdachte is met de twee andere medeverdachten vanuit Litouwen naar Nederland gereden om de diefstal vervolgens uit te voeren. Na de diefstal zijn de duiven door verdachte en zijn medeverdachten ergens in Duitsland afgeleverd.
Verdachte heeft door zo te handelen geen respect getoond voor andermans eigendom. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen financiële gewin voorop heeft gesteld door waardevolle levende wezens te stelen. De duiven waren klaarblijkelijk genoeg waard om alleen daarvoor naar Nederland af te reizen met het risico om aangehouden te worden, hetgeen uiteindelijk ook is gebeurd. Door de diefstal zijn de duiven weggehaald uit hun vertrouwde en beschermde leefomgeving. Uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat de duiven een grote financiële waarde vertegenwoordigden, alsmede een grote emotionele waarde. De slachtoffers die handelen onder de naam de [benadeelde partij 1] hebben de duiven jarenlang met veel toewijding gefokt en verzorgd. Verdachte en zijn medeverdachten hebben niet willen verklaren waar zij de duiven exact hebben afgeleverd. Het is daarom tot op heden niet bekend waar de duiven zich bevinden, wat voor de slachtoffers begrijpelijkerwijs veel frustratie oplevert.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 25 april 2023. Uit die documentatie blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank beschikt niet over een ECRIS-uittreksel waarop eventuele overtredingen en misdrijven begaan in Litouwen zijn vermeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het advies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 2 juni 2023. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte opgroeide in Litouwen en na het afronden van de beroepsopleiding is vertrokken naar het buitenland voor werk. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. Verdachte is een zogeheten
first-offenderen de reclassering signaleert geen tekortkomingen in de vaardigheden en de houding van verdachte. In de afgelopen jaren lijkt er stabiliteit te zijn geweest op de gebieden van huisvesting, werk, inkomen en de gezinssituatie. De reclassering adviseert bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij interventies en/of toezicht niet noodzakelijk acht.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit oplegging van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De diefstal en de modus operandi vertonen duidelijke kenmerken van mobiel banditisme. In het geval van mobiel banditisme is sprake van het in korte tijd plegen van diefstallen van verhandelbare goederen, die redelijkerwijs niet bestemd zijn voor eigen gebruik, maar – bijvoorbeeld – zijn bedoeld voor verkoop in het buitenland. Deze vorm van criminaliteit is daardoor niet te vergelijken met een reguliere diefstal, hetgeen in de hoogte van de op te leggen straf tot uiting dient te komen. De rechtbank is van oordeel dat zowel vanuit generale als speciale preventie aan dit soort daders, die kennelijk alleen naar Nederland afreizen om hier vermogensdelicten te plegen, een duidelijk signaal dient te worden afgegeven.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank - bij gebreke aan richtlijnen van de rechtspraak - onder andere acht geslagen op de Richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme van het openbaar ministerie. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de categorie inbraak of insluiping in een woning, waarbij als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden geldt. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal weggenomen duiven en de economische waarde daarvan. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat het een diefstal met braak betreft die in vereniging is begaan. In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij grotendeels openheid van zaken heeft gegeven en dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.