ECLI:NL:RBNNE:2023:2854

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
18-072004-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van diefstal met braak van postduiven in georganiseerd verband

Op 13 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal met braak van 100 postduiven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten vanuit Litouwen naar Nederland is gereisd om de diefstal uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak, aangezien de duiven werden weggenomen uit een afgesloten ruimte. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die een schadevergoeding van € 228.500,00 heeft gevorderd voor de gestolen duiven, inclusief een topduif ter waarde van € 80.000,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schade voldoende is onderbouwd en heeft de vordering volledig toegewezen. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over het schadebedrag toegewezen vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18/072004-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 13 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 28 november 2021 op 29 november 2021, te [adres] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in/bij een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een honderdtal (100), exclusieve, duiven (geschatte waarde 400.000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen duiven onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, gelet op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen van het criminele samenwerkingsverband, de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de verklaring van verdachte. De officier van justitie is uitgegaan van 96 gestolen duiven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de geschatte waarde van de duiven van € 400.000,00 en de strafverzwarende omstandigheden braak, verbreking en inklimming. Uit het dossier blijkt niet dat de hokken, waaruit de duiven zijn weggenomen, op slot zaten. Evenmin blijkt uit het dossier dat door het wegnemen van de duiven schade is ontstaan aan de hokken, hetgeen vereist is voor braak, verbreking of inklimming.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 december 2021,opgenomen op pagina 8 e.v. (procesdossier 1) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021327023 van 24 april 2023, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 6 april 2023,opgenomen op pagina 522 e.v. (procesdossier 3) van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [medeverdachte 1] .
Strafverzwarende omstandigheden braak, verbreking of inklimming
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de strafverzwarende omstandigheid braak wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aangifte van [benadeelde partij 1] blijkt dat de hokken waarin de duiven zaten, waren afgesloten met een deur en waren voorzien van cilindersloten. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee voldoende vast dat sprake is geweest van braak.
Aantal duiven
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bij de diefstal met braak 100 duiven zijn weggenomen. Weliswaar wordt in een tapgesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en een gebruiker van het toestel van verdachte kort na de diefstal gesproken over het aantal 96, maar de rechtbank hecht meer waarde aan de verklaring van aangever. Hij heeft na de diefstal geïnventariseerd welke duiven missen, terwijl verdachten de duiven snel en in het donker hebben meegenomen waarbij het voor de hand ligt dat zij minder goed weten hoeveel duiven het betrof.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de nacht van 28 november 2021 op 29 november 2021, te [adres] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen, bij of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten
[adres] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een honderdtal (100), exclusieve duiven, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen duiven onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het matigen van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf. De door het openbaar ministerie gehanteerde richtlijn voor mobiel banditisme is niet zonder meer van toepassing, omdat het in onderhavige zaak niet gaat om een inbraak of een insluiping in een woning. Om die reden dient een gevangenisstraf van 4 maanden als uitgangspunt te worden genomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 28 op 29 november 2021 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met braak van 100 kwalitatief hoogwaardige postduiven. Er was sprake van een in Litouwen georganiseerd samenwerkingsverband. Een van de medeverdachten heeft in Litouwen de auto voor de diefstal klaargemaakt en heeft de diefstal telefonisch aangestuurd. Verdachte is met de twee andere medeverdachten vanuit Litouwen naar Nederland gereden om de diefstal vervolgens uit te voeren. Na de diefstal zijn de duiven door verdachte en zijn medeverdachten ergens in Duitsland afgeleverd.
Verdachte heeft door zo te handelen geen respect getoond voor andermans eigendom. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen financiële gewin voorop heeft gesteld door waardevolle levende wezens te stelen. De duiven waren klaarblijkelijk genoeg waard om alleen daarvoor naar Nederland af te reizen met het risico om aangehouden te worden, hetgeen uiteindelijk ook is gebeurd. Door de diefstal zijn de duiven weggehaald uit hun vertrouwde en beschermde leefomgeving. Uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat de duiven een grote financiële waarde vertegenwoordigden, alsmede een grote emotionele waarde. De slachtoffers die handelen onder de naam de [benadeelde partij 1] hebben de duiven jarenlang met veel toewijding gefokt en verzorgd. Verdachte en zijn medeverdachten hebben niet willen verklaren waar zij de duiven exact hebben afgeleverd. Het is daarom tot op heden niet bekend waar de duiven zich bevinden, wat voor de slachtoffers begrijpelijkerwijs veel frustratie oplevert.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 25 april 2023. Uit die documentatie blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank beschikt niet over een ECRIS-uittreksel waarop eventuele overtredingen en misdrijven begaan in Litouwen zijn vermeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het advies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 2 juni 2023. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte opgroeide in Litouwen en na het afronden van de beroepsopleiding is vertrokken naar het buitenland voor werk. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. Verdachte is een zogeheten
first-offenderen de reclassering signaleert geen tekortkomingen in de vaardigheden en de houding van verdachte. In de afgelopen jaren lijkt er stabiliteit te zijn geweest op de gebieden van huisvesting, werk, inkomen en de gezinssituatie. De reclassering adviseert bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij interventies en/of toezicht niet noodzakelijk acht.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit oplegging van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De diefstal en de modus operandi vertonen duidelijke kenmerken van mobiel banditisme. In het geval van mobiel banditisme is sprake van het in korte tijd plegen van diefstallen van verhandelbare goederen, die redelijkerwijs niet bestemd zijn voor eigen gebruik, maar – bijvoorbeeld – zijn bedoeld voor verkoop in het buitenland. Deze vorm van criminaliteit is daardoor niet te vergelijken met een reguliere diefstal, hetgeen in de hoogte van de op te leggen straf tot uiting dient te komen. De rechtbank is van oordeel dat zowel vanuit generale als speciale preventie aan dit soort daders, die kennelijk alleen naar Nederland afreizen om hier vermogensdelicten te plegen, een duidelijk signaal dient te worden afgegeven.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank - bij gebreke aan richtlijnen van de rechtspraak - onder andere acht geslagen op de Richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme van het openbaar ministerie. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de categorie inbraak of insluiping in een woning, waarbij als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden geldt. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal weggenomen duiven en de economische waarde daarvan. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat het een diefstal met braak betreft die in vereniging is begaan. In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij grotendeels openheid van zaken heeft gegeven en dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Benadeelde partij

De rechtbank constateert dat het voegingsformulier door zowel [benadeelde partij 1] als [benadeelde partij 2] is ingediend en ondertekend. Zij hebben zich daarmee gezamenlijk als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 228.500,00 ter vergoeding van de materiële schade, bestaande uit:
  • 99 duiven à € 1.500,00 per duif € 148.500,00
  • Duif [naam 1] € 80.000,00
Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk toewijsbaar is. Met betrekking tot de eerste schadepost heeft de officier van justitie aangevoerd dat het gevorderde bedrag van € 1.500,00 per duif redelijk is en voldoende is onderbouwd. De officier van justitie gaat uit van 96 gestolen duiven waaronder duif [naam 1] , waardoor de vordering gematigd dient te worden tot een bedrag van € 142.500,00 (95 duiven à € 1.500,00 per duif). Ten aanzien van de schadepost die betrekking heeft op duif [naam 1] heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing van de vordering. De bevindingen van de taxateur niet zijn onderbouwd met stukken op grond waarvan op objectieve wijze de waarde van de duiven zou kunnen worden vastgesteld. Bovendien heeft de raadsman de onafhankelijkheid van de taxateur ter discussie gesteld nu hij de benadeelde partij lijkt te kennen. Schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog aan te laten tonen, zal volgens de raadsman leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de behandeling van de vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu de vordering voldoende is onderbouwd.
De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd met een taxatiebrief die is opgesteld door
[naam 2] , namens [bedrijf] Van de zijde van de verdediging is in algemene zin verweer gevoerd tegen de bruikbaarheid van deze taxatie. In de taxatiebrief is door [naam 2] een schatting gemaakt van de waarde van de weggenomen duiven. Deze waarde is bepaald aan de hand van onder meer de stambomen van de weggenomen duiven, een vergelijking met een andere top duif van de benadeelde partij die in 2019 is verkocht en de gemiddelde verkoopprijs van andere duiven van de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank bevat de taxatie daarmee voldoende gegevens aan de hand waarvan de waarde van de weggenomen duiven op objectieve wijze kan worden vastgesteld. De enkele omstandigheid dat [naam 2] de benadeelde partij kent, doet naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan zijn professionaliteit en zijn deskundig oordeel. De rechtbank begrijpt dat de (top)duivenwereld in de Benelux een kleine wereld is, waarbinnen iedereen elkaar kent. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud van de taxatiebrief te twijfelen en acht de genoemde bedragen redelijk. Temeer omdat in de brief is aangegeven dat geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat de weggenomen duiven meer waard hadden kunnen zijn, gelet op goed presterende nazaten. Evenmin is rekening gehouden met de mogelijke waardevermeerdering van relatief jonge duiven die nog meer prestaties hadden kunnen behalen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding door middel van de taxatiebrief voldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering, overeenkomstig de taxatie, dan ook volledig toewijzen voor zowel de 99 duiven (à € 148.500,00) als voor Duif [naam 1] (à € 80.000,00).
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 29 november 2021. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]gezamenlijk te betalen in totaal: - het bedrag van €
228.5(zegge: tweehonderdachtentwintigduizend vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan de uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]aan de Staat te betalen een bedrag van €
228.500,00(zegge: tweehonderdachtentwintigduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
365dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. F. van der Meulen en mr. H.K. de Haan, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2023. mr. H.K. de Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.