ECLI:NL:RBNNE:2023:2847

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
18-296134-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel van Syriërs naar Nederland met als doel asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte heeft twee uit Syrië afkomstige personen van Duitsland naar Nederland vervoerd en hen ondergebracht in de woning van zijn ouders. De bedoeling was dat deze personen verder zouden worden vervoerd naar het asielzoekerscentrum in Ter Apel om daar asiel aan te vragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de betrokken personen geen verblijfsdocumenten hadden en dat hun toegang tot Nederland wederrechtelijk was. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit humanitaire motieven, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de mensensmokkel en dat onbekendheid met de wet niet tot vrijspraak leidt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden, en heeft de in beslag genomen goederen teruggegeven aan de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.296134.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.J. Horenblas, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2020 tot en met 30 november 2020 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, althans in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door bovengenoemde personen in een personenauto van Duitsland naar Nederland te vervoeren en/of over de grens te brengen en/of vervolgens naar het aanmeld-/asielzoekerscentrum te Ter Apel te brengen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit dat hij te bewijzen acht op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit en heeft daartoe samengevat - het volgende aangevoerd.
Niet kan worden bewezen dat verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot of doorreis door Nederland van de in de tenlastelegging genoemde personen wederrechtelijk was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 28 november 2020 van Duitsland naar Nederland vervoerd en naar de woning van mijn ouders in [adres] gebracht. Ik wist dat ze geen papieren hadden en dat ze naar Nederland wilden om asiel aan te vragen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 december
2020, opgenomen op pagina 135 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Oostgrens-Noord, met nummer PL27NN/21-000672, d.d. 16 april 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 136) A: Wij wilden heel graag naar Nederland komen om asiel aan te vragen.
A: [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) heeft ons opgehaald vanuit Duitsland.
(p. 137) A: Hij heeft ons toen direct naar zijn huis in Nederland gebracht. En we hebben twee nachten bij zijn familie thuis verbleven.
V: Weet u nog wanneer dit was?
A: Dit was zaterdag, twee dagen voor onze aanhouding.
(p. 138) A: Zij (de rechtbank begrijpt: verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ) wisten dat wij niet in het bezit waren van een verblijfsvergunning.
A: Alle Syrische vluchtelingen komen illegaal naar Nederland om asiel aan te vragen. Zij hebben ook in het verleden asiel hier aangevraagd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 november 2020, opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 145) V: Welke nationaliteiten bezit u?
A: Syrisch
V: Bent u in het bezit van een document (paspoort/ID-kaart of anders)?
A: Nee.
(p. 149) V: Wat is precies uw doel in Nederland?
A: Ik kom hier om asiel aan te vragen.
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen en overige dossierstukken uit van de volgende gang van zaken.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn twee uit Syrië afkomstige personen, die naar Europa zijn gereisd om uiteindelijk in Nederland asiel te kunnen aanvragen. Het laatste deel van hun reis hebben zij afgelegd met hulp van verdachte en zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte heeft beide personen op 28 november 2020 uit Duitsland opgehaald en naar het adres van de ouders van verdachte en medeverdachte in [adres] gebracht. Daar hebben zij een paar dagen verbleven en vervolgens heeft medeverdachte hen op 30 november 2020 met de auto van [adres] naar het AZC in Ter Apel gebracht om daar asiel aan te vragen.
Vast staat dat de inreis in en doorreis door Nederland van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk was. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat beide personen geen reisdocumenten hadden en dat zij asiel in Nederland wilden aanvragen, maar dat hij niet wist dat hun verblijf daarmee in Nederland wederrechtelijk was en het niet was toegestaan om hen bij hun doorreis door Nederland behulpzaam te zijn.
De rechtbank stelt voorop dat een ieder wordt geacht de wet te kennen, ook verdachte. Weliswaar was verdachte ten tijde van het feit een jonge Syrische man die zijn weg in Nederlandse samenleving nog aan het uitzoeken was, maar dat ontsloeg hem niet van zijn verantwoordelijkheid om zich over de geldende regels op dit gebied in Nederland te laten informeren. Onbekendheid met de Nederlandse regelgeving staat een bewezenverklaring van mensensmokkel dan ook niet in de weg. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wist of had behoren te weten dat de doorreis van beide personen door Nederland wederrechtelijk was.
Geen medeplegen
De rechtbank stelt vast dat de ten laste gelegde gedragingen uiteenvallen in twee gebeurtenissen waarbij verdachte en medeverdachte afzonderlijk van elkaar hebben gehandeld, zonder dat sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat medeplegen kan worden bewezen.
De rechtbank acht verdachte daarbij slechts verantwoordelijk voor de inreis in en doorreis door Nederland op 28 november 2020 en zal hem voor het overige vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 28 november 2020 te Nederland en Duitsland anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland door bovengenoemde personen in een personenauto van Duitsland naar Nederland te vervoeren en over de grens te brengen, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Mensensmokkel, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde een beroep gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat - kort gezegd - verdachte enkel heeft gehandeld uit humanitaire motieven.
In het midden latend of het enkele handelen uit humanitair oogpunt zou moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging, stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet uit hun land van herkomst maar - nadat zij daar op eigen gelegenheid waren aangekomen - vanuit Duitsland door verdachte naar Nederland zijn vervoerd. Nu Duitsland kan gelden als (veilig) land van (eerste) opvang, valt niet in te zien dat het vanuit humanitair oogpunt geboden was om hen naar Nederland te vervoeren.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het volwassenenstrafrecht wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij onder meer gelet op de ouderdom van de zaak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel, door twee uit Syrië afkomstige personen, vanuit Duitsland naar Nederland te vervoeren en in Nederland, in de woning van zijn ouders onder te brengen. Van daaruit zouden de gesmokkelden verder worden vervoerd naar het AZC in Ter Apel waar zij asiel wilden aanvragen.
Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Gelet hierop, alsmede op de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters plegen te worden opgelegd en het signaal dat daarvan uit het oogpunt van generale preventie dient uit te gaan, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden per gesmokkelde in beginsel gerechtvaardigd.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, nu het vonnis van heden meer dan twee jaar wordt gewezen na de aanvang van de behandeling van de strafzaak op 30 november 2020, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank verder gelet op de omstandigheid dat hij niet uit eigen belang heeft gehandeld. Verder is verdachte in Nederland niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld en is hij na het feit (op een verkeersboete na) niet meer met politie en justitie in aanraking geweest.
In het rapport van Reclassering Nederland d.d. 26 juni 2023 wordt verdachte geschetst als een jonge man met beperkte cognitieve vaardigheden, die de risico’s van zijn gedrag moeilijk lijkt in te kunnen schatten. Er lijkt sprake van beïnvloeding door een sociaal netwerk. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog-gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, onder oplegging van bijzondere voorwaarden, die samengevat inhouden:
  • meldplicht;
  • ambulante behandeling;
  • dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank acht het gelet op een en ander niet wenselijk indien verdachte opnieuw gedetineerd raakt.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, en zal daaraan de voornoemde geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, zoals in het dictum nader uitgewerkt.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag van 2.100 euro moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bijReclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht en zich zal blijven melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich zal laten behandelen door GGZ [instelling] of een soortgelijke, mogelijkforensische, zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde zal zich daarbij houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde een opleiding zal volgen en/of betaald werk met een vaste structuur zalverrichten;
dat de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen vanafbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van 2100,00 euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2023.
Mr. Bosker en mr. Maring zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.