ECLI:NL:RBNNE:2023:282

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
18.261752.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag en zware mishandeling, maar veroordeling voor poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar oordeelde dat hij zich wel schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De zaak betrof een incident op 11 oktober 2022 in Zuidbroek, waar de verdachte het slachtoffer vuistslagen in het gezicht gaf en met kracht in het gezicht trapte, wat resulteerde in een gebroken kaak bij het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er geen aanmerkelijke kans op de dood was gecreëerd door de verdachte, en dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd zonder een medische verklaring. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden op, rekening houdend met de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat hij zich in een kwetsbare situatie bevond als asielzoeker.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.261752.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te Zuidbroek, in de gemeente Midden-Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met kracht en/of met geschoeide voet in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te Zuidbroek, in de gemeente Midden-Groningen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak (die operatief hersteld moest worden), heeft toegebracht door:
  • ( met kracht en/of met geschoeide voet) in/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] teschoppen en/of trappen en/of
  • ( met gebalde vuist) in/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of stompen.
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te Zuidbroek, in de gemeente Midden-Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
  • ( met kracht en/of met geschoeide voet) in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geschopten/of getrapt en/of
  • ( met gebalde vuist) in/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/ofgestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor het primair ten laste gelegde. Zij heeft bewezenverklaring gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Op grond van de getuigenverklaringen van [naam 4] , [naam 2] en [naam 1] kan worden vastgesteld dat verdachte een harde schop met veel kracht tegen het gezicht van het slachtoffer heeft gegeven, als gevolg waarvan het slachtoffer een gebroken kaak heeft opgelopen. Verder blijkt uit de getuigenverklaring van [naam 3] dat verdachte, voorafgaand aan de schop, vuistslagen in het gezicht van het slachtoffer heeft gegeven. Het letsel is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, nu het een zodanige kaakfractuur betreft dat medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest. Het voorgaande is in een proces-verbaal van bevindingen van de politie vastgelegd. Een separate geneeskundige verklaring hieromtrent ontbreekt, maar is ook niet vereist.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren. Er is onvoldoende informatie in het procesdossier beschikbaar waaruit de concrete aard van het letsel is gebleken. Enkel uit een procesverbaal van bevindingen komt de vaststelling van de kaakbreuk voort, naar aanleiding van contact hieromtrent tussen verbalisanten en het ziekenhuis, terwijl een afzonderlijke medische verklaring niet voorhanden is. In geval van een kaakfractuur kan niet op basis van algemene ervaringsregels zwaar lichamelijk letsel worden aangenomen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanvaard, doordat hij met een sportschoen tegen de onderkant van het gezicht van het slachtoffer heeft getrapt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of het handelen van verdachte een poging tot doodslag oplevert, waarbij er ten minste voorwaardelijk opzet op de dood moet zijn geweest. Daarvoor is noodzakelijk dat door toedoen van verdachte een aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat het slachtoffer zou komen te overlijden en dat verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat door het handelen van verdachte geen aanmerkelijke kans op de dood in het leven is geroepen. Op grond van de getuigenverklaringen van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] kan worden vastgesteld dat verdachte eenmaal krachtig tegen het gezicht van het slachtoffer heeft getrapt. De rechtbank acht het, op basis van de getuigenverklaring van [naam 2] , het meest waarschijnlijk dat de voet van verdachte de onderkant van het gezicht van het slachtoffer heeft geraakt. Voorts is uit politieonderzoek gebleken dat verdachte sportschoenen zonder verharde delen heeft gedragen. De rechtbank concludeert dat voornoemde omstandigheden geen voorwaardelijk opzet op de dood opleveren. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van een poging tot doodslag.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het letsel dat door de handelingen van de verdachte bij het slachtoffer is veroorzaakt, te weten een gebroken kaak, als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Weliswaar komt uit een proces-verbaal van bevindingen van de politie de noodzaak van medisch ingrijpen naar voren, echter ontbreekt in het procesdossier een
geneeskundige verklaring waarin het exacte letsel wordt omschreven. Daarbij komt dat in geen enkel bewijsmiddel de herstelperiode van het letsel naar voren is gekomen, en is onduidelijk of het letsel volledig is hersteld. De verdachte zal daarom van zware mishandeling worden vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring, van het meer subsidiair ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 17 januari 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 oktober 2022 wandelden ik en meneer [slachtoffer] door Zuidbroek. Ik had toen sportschoenen aan. Voor de Aldi-supermarkt kregen we ruzie en hadden we gevochten. Er kwamen mensen tussen ons in staan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 oktober
2022, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022268781 d.d. 14 november 2022, inhoudend als verklaring van
[naam 2] :
Op 11 oktober 2022 was [naam 4] bij mij op bezoek. Buiten hoorden wij toen hard gegil/geschreeuw uit de richting van de Aldi komen. [naam 4] en ik zijn toen meteen richting de Aldi gerend en ik zag dat er twee mannen aan het vechten waren ter hoogte van de fietsenstalling. Ik zag dat [naam 4] de mannen uit elkaar trok. We hebben één van de twee, degene die de agressor bleek te zijn, weggestuurd. Het slachtoffer had al wat letsel aan zijn gezicht en deze hebben wij bij ons gehouden. Ik zag dat de agressor vervolgens terug kwam lopen en tegengehouden werd door [naam 4] . Ik zag opeens dat het de agressor toch lukte om een harde trap tegen het gezicht van het slachtoffer te geven. Ik zag dat hij vol met zijn wreef tegen de onderkant van het gezicht van het slachtoffer schopte.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 oktober2022, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
Op 11 oktober 2022 stond ik op de parkeerplaats bij de Aldi in Zuidbroek. Ik zag dat twee mannen de parkeerplaats van de Aldi op liepen en dat ter hoogte van de fietsenrekken man 1 de ander aanviel. Ik zag dat man 1 een aantal keren met de vuist tegen het gezicht van man 2 sloeg. Ik zag dat er twee mannen aan kwamen gerend en de vechtende mannen uit elkaar probeerden te halen. Ik zag dat dit lukte en dat man 1 vervolgens wegliep. Ik zag dat man 1 na een aantal minuten weer terug kwam lopen en richting man 2 liep. Ik zag dat die twee mannen nog bij man 2 stonden om hem te ondersteunen/beschermen. Ik zag dat man 1 tussen die twee mannen door tegen het gezicht van man 2 schopte. Ik zag dat hij dit met volle kracht deed.
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte heeft gepoogd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft, door het slachtoffer eerst vuistslagen in het gezicht te geven en vervolgens diegene met kracht eenmaal vol in het gezicht te trappen, de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat het slachtoffer daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft deze kans bewust voor lief genomen, waarmee hij voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 oktober 2022 te Zuidbroek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
  • met kracht en met geschoeide voet in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft getrapt en
  • in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ten minste voor kortere duur dan is gevorderd door de officier van justitie, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis op te leggen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet eerder in aanraking met justitie is geweest. Er dient tevens rekening gehouden te worden met het feit dat verdachte ten tijde van het delict als asielzoeker in een uitzichtloze situatie is beland.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer vuistslagen in het gezicht te geven en met kracht en met geschoeide voet in het gezicht te trappen. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de agressor van dit geweld is geweest, zonder dat daartoe enige aanleiding was. Aan het voorval heeft het slachtoffer letsel in de vorm van een gebroken kaak overgehouden. De rechtbank rekent het voorgaande verdachte zwaar aan.
De reclassering heeft, in het kader van vroeghulp, over verdachte gerapporteerd. Uit het reclasseringsverslag van 13 oktober 2022 volgt dat verdachte op 9 oktober 2022 een asielverzoek heeft ingediend. Omdat verdachte geen verblijfsstatus heeft, heeft de reclassering geen strafadvies kunnen uitbrengen.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 14 oktober 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op de aard, de ernst en de gevolgen van het bewezenverklaarde acht de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. De rechtbank zal voor het bepalen van de hoogte van de straf de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt nemen. Het oriëntatiepunt schrijft, in geval van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van trappen tegen het hoofd, zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor. In dit geval is er echter sprake van een poging. Dat betekent, gelet op artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht, dat de straf met een derde verminderd wordt en de rechtbank op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden zou uitkomen. De rechtbank ziet echter reden om hiervan in strafverzwarende zin enigszins af te wijken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het een vrijwel voltooide poging tot zware mishandeling betreft en dat verdachte daarbij een combinatie van geweld heeft gebruikt.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Bracht, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2023.