ECLI:NL:RBNNE:2023:2815

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
18.240323.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige verdachte voor poging doodslag en gewapende woningoverval met vuurwapens

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder poging doodslag, gewapende woningoverval, en poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de maximale jeugddetentie van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat er geen toepassing van het volwassenenstrafrecht nodig was, gezien de leeftijd van de verdachte en de adviezen van deskundigen. De zaak kwam voort uit een schietincident op 5 september 2022 in Assen, waarbij de verdachte met een vuurwapen op een slachtoffer schoot, en een gewapende woningoverval op 7 juli 2022, waarbij de verdachte en een medeverdachte onder bedreiging van een vuurwapen goederen van een slachtoffer hebben weggenomen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de slachtoffers toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de geleden schade. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.240323-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.222468-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] te Assen ,
wonende te [adres] , [adres] Assen ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2023.
(inhoudelijke behandeling) en 11 juli 2023 (sluiting onderzoek).
Verdachte is ter terechtzitting van 13 juni 2023 verschenen, bijgestaan door mr. J.A.J. Brahm, advocaat te Rotterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 5 september 2022 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, waarbij die [slachtoffer] in zijn buik en/of bil, althans zijn lichaam is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 6 mei 2022 te Assen op of aan de openbare weg, te weten de [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas(je), een Iphone en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het beetpakken/vasthouden van die [slachtoffer 2] ,
- het naar de grond brengen van die [slachtoffer 2] ,
- het tonen van een vuurwapen, en/of
- het zwaaien/bewegen met het vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij, in de periode van 13 augustus 2021 tot en met 5 september 2022 te Assen en/of [plaats] , gemeente Assen en/of elders in Nederland,
- in de periode van 13 augustus 2021 tot en met 15 augustus 2021 te [plaats] , althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1, te weten een vuurwapen, van het merk Glock, type 17, kaliber 9mm en/of
- in de periode van 9 juli 2022 tot en met 26 september 2022 te Assen , althans in Nederland, een wapen van de categorie III onder 1, te weten een vuurwapen van het merk FEG, type PA-63, kaliber 9mm, telkens zijnde een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
4.
hij, op of omstreeks 7 juli 2022 te Assen uit een woning, te weten de woning en/of verblijfplaats van [slachtoffer 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Louis Vuitton tas en/of riem, een bankpas, een identiteitsbewijs, een Cartier zonnebril, een Monclere jas, een CP Company jas en/of 50, althans een hoeveelheid hennep, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, door:
- een vuurwapen te richten op voornoemde [slachtoffer 3] en/of vervolgens dit vuurwapen door te laden
en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] van de woonkamer naar de slaapkamer te slepen/sleuren en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] vast te binden met tie-wraps en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] in zijn gezicht te knijpen en/of
- vervolgens het (doorgeladen) vuurwapen in de mond van voornoemde [slachtoffer 3] te drukken/duwen;
5.
hij, op of omstreeks 7 juli 2022 te Assen uit een woning, te weten de woning en/of verblijfplaats van [slachtoffer 3] , ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 5.000,-- euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n), immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- een vuurwapen gericht op voornoemde [slachtoffer 3] en/of vervolgens dit vuurwapen doorgeladen en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] van de woonkamer naar de slaapkamer gesleept/gesleurd en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] vastgebonden met tie-wraps en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] in zijn gezicht geknepen en/of
- vervolgens het (doorgeladen) vuurwapen in de mond van voornoemde [slachtoffer 3] gedrukt/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging doodslag, het onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van vuurwapens en de voortgezette handeling van de onder 4 en 5 ten laste gelegde diefstal met geweld en poging tot afpersing.
Van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet voldoet aan het signalement dat door verschillende getuigen wordt gegeven. Daarbij heeft zij opgemerkt dat uit de verschillende verklaringen geen eenduidig signalement van de schutter naar voren komt. Ook is door de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet voldoet aan het signalement dat aangever geeft van de schutter en dat aangever verdachte niet heeft herkend bij een meervoudige bewijsconfrontatie. Dit, terwijl hij tegenover de politie had verklaard dat hij de schutter zeker zou herkennen.
Ten aanzien van de screenshots van camerabeelden van de avond van 5 september 2022 die zich in het dossier bevinden, heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte niet in het signalement past van de persoon die door het Openbaar Ministerie als verdachte wordt aangemerkt. De herkenning door één verbalisant is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, mede gelet op het feit dat de foto’s in het dossier onvoldoende duidelijk en helder zijn om een herkenning op te kunnen baseren. De herkenning heeft bovendien plaatsgevonden op zeer algemene persoonskenmerken en het is niet duidelijk hoe goed de betreffende verbalisant verdachte kent. Op de beelden is daarnaast niet te zien wie de daadwerkelijke schutter is geweest, zodat er geen bewijskracht aan deze beelden kan worden toegekend. Ten aanzien van het vuurwapen heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit vuurwapen weliswaar op enig moment in bezit is geweest van verdachte, maar dat uit het dossier blijkt dat meerdere mensen dit vuurwapen op enig moment voorhanden hebben gehad. Zij heeft daarbij opgemerkt dat op de huls die op de plaats delict is gevonden ook geen DNA van verdachte is aangetroffen. Uit de zendmastgegevens kan volgens de raadsvrouw evenmin volgen dat verdachte degene is die geschoten heeft.
Wanneer de rechtbank wel bewezen acht dat verdachte de schutter is geweest, heeft de raadsvrouw zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van voorbedachte raad, zodat verdachte van de poging tot moord dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Met betrekking tot het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de rechtbank alleen tot een bewezenverklaring kan komen met betrekking tot dat deel van de tenlastelegging waarvoor verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 5 september 2022 in de avond in het centrum van Assen . Ik was een deel van die avond samen met [Naam] . Het wapen waarmee is geschoten en dat later door de politie bij [Beslagene] in beslag is genomen, heb ik op twee momenten in mijn bezit gehad.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 september 2022, opgenomen op pagina 57 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022234578 (onderzoek MICRONESIA/ NN3R022085 met onderzoeksnummer NN3R022085) d.d. 22 februari 2023, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Voor mijn aangifte verwijs ik naar mijn eerdere afgelegde verklaringen van 6 en 7 september 2022
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever
d.d. 6 september 2022, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 6 september 2022 omstreeks 10:15 uur, waren wij verbalisanten, in het ziekenhuis het UMCG gevestigd aan het Hanzeplein 1 te Groningen. Wij waren hier met het doel om [slachtoffer] geboren op [geboorte datum] , te horen. Deze was het slachtoffer geworden van een schietincident welke had plaatsgevonden op 5 september 2022 te 22:15 uur aan de [adres] te Assen . Ik verbalisant Hoogland vroeg [slachtoffer] hierop of hij ons kon vertellen wat er op maandag 5 september 2022 gebeurd was. Hierop verklaarde hij onder andere het volgende:
(...)
Wij liepen hierop weg en ik zag dat de groep achter ons aan liep. Op een gegeven moment haalde ze ons in en ik hoorde het meisje zeggen, “Waarom lopen jullie achter ons aan” en kort hierop probeerde het meisje mij te slaan. Ik heb dit meisje hierop een schop tegen haar gezicht gegeven. Dit gebeurde bij het verkeerslicht bij de [bedrijf] . Hierna hebben wij gevochten met de hele groep. Ik kreeg klappen op mijn hoofd. Het was een groep van 15 a 17 jongeren.
Wij zijn hierop in de richting van de [bedrijf] gelopen, de groep liep achter ons en stond nu bij de [bedrijf] .
Hierop kwam er een jongen naar ons toe en die zei tegen mij “Weet je wie je net geslagen hebt, dat was mijn nichtje”. Dit was voor de [bedrijf] .
Ik zei tegen hem als hij wilde vechten dat dat kon maar dan wel man tegen man. [Naam] , ik en meerdere van die andere jongens zijn toen naar de Action gelopen via [adres] . Bij de Action toen we hier stonden stond de jongen die bij de [bedrijf] met mij sprak voor mij en pakte ineens iets uit zijn tasje. Ik dacht eerst dat het een mes was ik deinsde hierop iets naar achter, maar het bleek een pistool te zijn en hij schoot direct op mij. Ik heb het pistool niet gezien. Het ging heel snel. Hij rende hierop gelijk weg.
Ik kan de persoon welke op mij schoot als volgt omschrijven:
Hij droeg een zwart T-shirt met lange mouwen, met een zwarte trainingsbroek. Ik denk dat het een pak was van een bekend sportmerk zoals Adidas, Puma of Nike ofzo ik weet niet wat voor merk het was. Hij droeg een zwart tasje bij zich, waarin het wapen zat, dit betreft een soort vierkant schoudertasje. De persoon was licht bruin van huidskleur en had kort haar.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever
d.d. 8 september 2022, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Een van de twee rende weg in de richting van het gemeentehuis en de andere richting het museum. Ik bedoel hiermee dat er een groep in de richting van het museum is gerend.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 september 2022, opgenomen op pagina 256 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Ik was met mijn vriendinnen op de kermis. We gingen er vanaf. Ik zag dat er een beetje gezeik was. Maar ik bemoeide me er niet mee. Volgens mij was het bij de hoek van de [adres] bij de [bedrijf] daar. Een vriendin van mij schreeuwde opeens. Ik dacht wat is dit. Ik bemoeide me er niet mee. Ik wilde gewoon mijn vriendin daar weg halen. Er was gezeur met een jongen. Ik zag dat hij dronken was en die jongen kwaad werd en hij haar een trap op haar kin gaf. Ik kreeg een klap van een bierblikje op mijn oog.
V: Heb je ook gezien wie dat heeft gedaan?
A: Die jongen met camouflage t-shirt.
V: Wat kun je vertellen over de jongen die jouw heeft geslagen?
A: Hij was vrij dronken, agressief, leger t-shirt aan, bodywarmer en een trainingsbroek. Hij had een bos kroes haar op zijn hoofd en was van Eritrese afkomst.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 november 2022, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [Naam] :
V: Wij hebben onderzoek gedaan naar het schietincident van 5 september 2022, gepleegd in Assen . Wat kun jij hierover verklaren?
A: Ik was op kermis met wat vrienden. Iemand die ik ken had wat gezeik met twee jongens. Dat is uitgelopen tot een ruzie en ook tot een gevecht.
V: Wat voor jongens waren dat?
A: Ze waren ouder dan ons. Afrikanen volgens mij.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 januari 2023, opgenomen op pagina 309 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [Naam] :
O: Aan getuige wordt een foto/afbeelding getoond. Deze is als bijlage A bij dit proces-verbaal gevoegd.
V: Wij hebben op jouw inbeslaggenomen telefoon een foto/afbeelding aangetroffen. Wat zie jij op deze foto?
A: Twee jongens. Ik ken hun namen niet.
V: Wat kun jij vertellen over de jongen met de witte broek?
A: Dat was de eerste keer dat ik hem zag op 5 september. Dat was bij de [bedrijf] , iets over 22.00 uur ’s avonds. Ik heb verder niks met hem te maken. Ik heb die foto gemaakt.
V: Hoe komt dat dan, dat jij die foto maakte?
A: Omdat deze jongen ons lastig viel.
O: getuige wijst de linker jongen aan op de foto.
(…)
V: Hoe ging die ruzie?
A: Ik zag die jongens weer en mensen gingen met elkaar praten en zo. Ik kreeg een middelvinger vlak voor mijn gezicht van die linker jongen. Hij deed dat ook bij iemand anders, maar toen ik die middelvinger wegduwde met mijn hand, kreeg ik een trap van hem op mijn lip. Hij deed dat met zijn voet. Hij sloeg mij ook op mijn oog. Eén keer met zijn vuist.
V: Leg eens uit, wat jij met deze foto op jouw telefoon deed?
A: Als bewijs dat die jongen ons heeft lastig gevallen.
V: Hoe laat maakte jij die foto met jouw telefoon?
A: Rond 22.00 uur.
V: Wat heb jij gedaan met die foto?
A: Ik heb hem doorgestuurd.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2023, opgenomen op pagina 426 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [Naam] :
Uit dit proces verbaal blijkt dat een foto van het slachtoffer van het schietincident
d.d. 5 september 2022 te Assen , ook is aangetroffen op een inbeslaggenomen telefoon van verdachte [verdachte] .
Bij het nog een keer onderzoeken van de veiliggestelde gegevens van de onder verdachte [verdachte] inbeslaggenomen telefoon van het merk Xiaomi (goednummer PL0100-2022234578-66/1535669) werd bovenstaande foto aangetroffen.
Links op deze foto staat het slachtoffer, [slachtoffer] , van het schietincident in het centrum van Assen , op maandagavond, 5 september 2022.
Deze foto herkende ik als dezelfde foto die ook was aangetroffen op de inbeslaggenomen telefoon van getuige [Naam] . Die foto werd op 5 september 2022, om 22:06:02 uur (UTC+1), gemaakt voor de Prins [bedrijf] in de [adres] te Assen .
9. Een geneeskundige verklaring, op 21 september 2022 opgemaakt en ondertekend door E.F.M. Veldhuis, chirurg (niet praktiserend), voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam : [slachtoffer]
Geboren : [geboorte datum]
Geboorteplaats : [plaats]
A. Uitwendig waargenomen letsel: (Schot?)wonden
intrede: Li naast navel
uittrede: Li naast bekken kam (crista iliaca) met breuk bekkenkam
Er is sprake van gering uitwendig bloedverlies.
Er is vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel
Er is vermoeden van inwendig bloedverlies
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht is 5 september 2022
Overige van belang zijnde informatie:
Laparotomie: letsel dunnedarm
Geschatte duur van de genezing: weken - maanden
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 september 2022, opgenomen op pagina 283 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van S.R.L. [getuigen] :
Op maandag 5 september 2022 omstreeks 22:15 uur zat ik samen met mijn collega [getuigen]
op het terras voor het [bedrijf] in Assen . Ik zag vervolgens dat er een grote groep van ongeveer 10 tot 12 jongeren voor het [bedrijf] langsliepen. Ik zag dat bij deze groep ook een aantal meisjes waren. Dit was aan de zijde waar het beeld staat, tegenover het hotel. Ik zag dat deze groep jongeren, vanuit ons gezien, links aan kwam lopen uit de richting van de [bedrijf] . Ik zag en hoorde dat deze groep jongeren ruzie maakten met vier andere jongens die daarbij liepen. In totaal ging het dus om een groep van ongeveer 16 jongeren. Ik hoorde dat er onderling tegen elkaar geschreeuwd werd. Ik kon niet verstaan wat er geroepen werd. Ik dacht ook dat dit kwam omdat het in een andere taal was. Het viel mij op dat het allemaal jongere personen waren tussen de 16 en 19 jaar. Ik zag dat vrijwel alle jongens donkerder getint waren. Ik hoorde dus wel dat ze aan het roepen, aan het schelden en schreeuwen waren, maar ik kon het niet verstaan. Het was voor mij wel duidelijk dat de grotere groep ruzie had met de vier andere jongens.
Ik zag dat de vier jongens achteruit liepen en dat de grotere groep op ze af bleef lopen. Toen de hele groep ter hoogte van het beeld was, zag ik dat één van de jongens uit de grotere groep, één van de vier andere jongens aanviel. Deze jongen die aanviel kwam een beetje van achteren uit de groep. Ik hoorde dat daarbij steeds harder geschreeuwd werd. Ik zag deze jongen niets in zijn handen had toen hij andere jongen aanviel. Ik zag dus dat jongen op de andere jongen afging en hem alleen fysiek aanviel. Ik zag dat de jongen die werd aangevallen door de andere jongen geduwd werd en naar achteren bewoog. Ik zag dat de jongen, die werd aangevallen, vervolgens een voorwerp uit zijn kleding pakte.
Ik kon niet goed zien wat voor een voorwerp dit was en waar hij dit vandaan haalde. Ik zag wel dat dat dit een donkergekleurd voorwerp was.
Ik zag dat de jongen het voorwerp met zijn rechterhand pakte. Ik zag dat hij de arm waarmee hij het voorwerp vasthad, strekte en zijn hand richtte op zijn aanvaller. Direct daarop hoorde ik een harde knal. Ik zag dat de jongen het voorwerp nog even gericht voor zich hield in de richting van de grotere groep. Het viel mij op dat het daarna heel stil was. Ik zag ook geen reactie uit de grotere groep. Het leek wel alsof groep even bevroren was. Het viel mij op dat er ook niemand uit de grotere groep op de grond viel. Ik zag dat de vier jongens, waaronder de jongen die gericht had, zich omdraaiden en vervolgens weg renden, vanuit ons gezien naar rechts.
Ik kan me alleen herinneren dat de vier jongens, die waren weggerend, jonge donkergetinte jongens waren. Ik denk dat de vier jongens ongeveer een lengte hebben van 1.75m. Ik ben zelf 1.76m.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 oktober 2022, opgenomen op pagina 294 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuigen] :
Wij zaten voor het hotel daar waren twee groepen. Twaalf personen in één groep die kleiner qua postuur waren en vier personen iets groter. Het was al donker aan het worden, de groepen hadden het duidelijk aan de stok met elkaar. Groep met de kleinere staat links en de groep met de vier grotere rechts. Ineens pang en ik zag een vlam. We zeiden tegen elkaar, dit kan niet waar zijn en er werd zo op een iemand geschoten, (O: getuige houdt zijn arm recht vooruit.) de groep van vier rent naar rechts en de andere groep de andere kant op.
(...)
V: Tijdens dit incident is iemand gewond geraakt doordat hij werd beschoten. Heeft u iemand gezien die een vuurwapen bij zich droeg en deze heeft gebruikt? (Zo ja, graag signalement van de schutter)
A: Eén van de groep van vier, dat was wel duidelijk, van te voren is er niet mee gezwaaid. Er werd niet gedreigd er werd gelijk geschoten.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 september 2022, opgenomen op pagina 219 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuigen] :
V: Samenvattend bij de [bedrijf] zie je [slachtoffer] staan en hoor je dat er ruzie is. Een jongen die later schoot zei: "Wil je dood, wil je dood, kom maar”.
A: Klopt.
V: Hoe zag die jongen eruit?
A: Trainingspak van Adidas zwart van kleur met witte strepen aan de zijkant. Ik heb zelf ook een Adidas trainingsbroek. Wit t-shirt. Hij was ongeveer 1,75 tot 1,78 meter lang. Ik hoorde later dat hij onder de 18 jaar was. Ik schat hem zelf tussen 15 en 17 jaar Hij is klein. De naam weet ik niet. Hij is dun en slank. Hij had zwart kort haar. Zijn huidskleur leek op mensen uit Algerije of Marokko. Hij droeg nog een heuptasje die leek op een Guccitasje. Het tasje was zwart van kleur en de opening was aan de bovenkant. Hij droeg het tasje kruiselings voor zich. Hij sprak Nederlands en dan straattaal.
V: [slachtoffer] werd vastgehouden door wie?
A: Door een vriend van ons. [slachtoffer] rukte zich los en liep weg. Alles verplaatste zich via de ijswinkel naar de [bedrijf] . [slachtoffer] liep achter de jongen die later schoot aan. De rest liep er achteraan. [slachtoffer] werd bij de Action vastgepakt door 1 van onze groep omdat [slachtoffer] wilde slaan. Wij spraken met de jongen die later schoot. [slachtoffer] was namelijk geslagen en hij wilde terug slaan. De jongen die later schoot zei: "Hij wil toch ruzie, hij wil toch slaan". Ik zag dat [slachtoffer] zich losrukte en kwam dichterbij en kwam op de jongen die later schoot af. De jongen liep achteruit en ik zag dat hij naar zijn tasje greep en dat hij iets uit zijn tasje haalde. Ik zag een pistool. Volgens mij was de voorkant van het pistool grijs was en de achterkant zwart van kleur. Ik zag dat de jongen naar achteren liep en zijn linkerhand naar achteren bewoog en richtte het pistool naar beneden. Daarvoor had hij zijn rechterhand al een poosje in het tasje. Ik dacht in eerste instantie dat hij misschien een mes zou hebben Ik zag en hoorde dat de jongen met het pistool schoot. Ik hoorde boem. Ik zag ook een vonk of vuur in de grond. Wij waren daarvoor al aan de kant gegaan. [slachtoffer] stond er nog. Ik zag dat de jongen die schoot, wegliep in de richting van het museum.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] Assen ) d.d. 21 september 2022, opgenomen op pagina 335 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [Naam] en [Naam] :
Wij hoorden collega [Naam] verklaren dat getuigen hadden gezien dat de dader op het plein van de [adres] stond tussen de eerste en tweede lantaarnpaal in en richting de Action aan de [adres] schoot (foto 1 en 2). Achter de tweede lantaarnpaal zagen wij een huls op de grond (foto 3 t/m 5). Wij zagen dat het een 9 mm huls betrof. Vanwege het feit dat getuigen een schot hadden gehoord, verklaard hadden dat zij een dader hadden gezien met een mogelijke vuurwapen en omdat het slachtoffer een inschot en een uitschot had, wordt de huls gezien als dader gerelateerd spoor. Ten behoeve van humaan biologisch onderzoek, schotrestenonderzoek en wapenonderzoek heb ik, verbalisant Warries, de huls veiliggesteld en voorzien van SIN AA002994NL.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 september 2022, opgenomen op pagina 163 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [Naam] en [Naam] :
Inbeslagneming
Plaats: [adres] Assen
Datum en tijd: 26 september 2022 te 10:20 uur
Beslagene
Achternaam: [Beslagene]
Voornamen: [Beslagene]
Geboren: [geboorte datum]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0100-2022253616-1530891
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Vuurwapen
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 9 oktober 2022, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [Naam] :
Op maandag 26 september 2022 te 10:20 uur zijn goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek
van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Wapenomschrijving:
Goednummer: PL0100-2022253616-1530891
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Vuurwapen (Pistool)
Spoor identificatienr.: AAPQ2157NL
Kaliber: 9mm Kort
Bijzonderheden: Samengesteld pistool.
16. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.11.21.132, d.d. 29 december 2022 opgemaakt door W. Kerkhoff, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
Vuurwapen [AAPQ2157NL]
Dit vuurwapen heeft de uiterlijke kenmerken van een semi-automatisch werkend pistool van het merk FEG, model PA-63 in kaliber 9mm Browning Kort. Het pistool is op de slede voorzien van vervalste opschriften van met merk Walther en op de kast en de slede voorzien van het serienummer BF32178. Het pistool is verder voorzien van Hongaarse proefbanktekens en van proefbanktekens die in de maand februari van 2000 in Ferlach, Oostenrijk zijn aangebracht. De originele loop van het pistool is vervangen door een langere, waarop aan het uiteinde schroefdraad is aangebracht.
Proefschieten
Ten behoeve van het onderzoek zijn met het pistool zes proefschoten gelost. Hierbij is gebruik gemaakt van patronen van verschillende merken uit het munitiebestand van het NFI. Uit veiligheidsoverwegingen zijn de proefschoten gelost vanuit een vaste kleminrichting. De trekker van het pistool is hierbij op afstand bediend. Tijdens het proefschieten traden geen storingen op.
Huls [AA002994NL]
Zie voor een omschrijving van de huls het rapport van 2 november 2022 met NFI-
zaaknummer 2022.09.13.136. Het kaliber en de systeemsporen van de huls passen
bij de systeemkenmerken van vuurwapen [AAPQ2157NL]. In een deel van de
systeemsporen bevinden zich kraslijnen en/of oneffenheden die veroorzaakt zijn
tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Deze sporen zijn geschikt voor
vergelijkend huisonderzoek.
Conclusie
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de huls [AAOO2994NL] is verschoten met het vuurwapen [AAPQ2157NL]. De sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder toegelicht.
Voor de huls en het vuurwapen zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend huisonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Aan de term: extreem veel waarschijnlijker is door het NFI een ordegrootte voor bewijskracht gehangen van > 1.000.000.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2022, opgenomen op pagina 371 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant J.D. Meems:
Op donderdag 17 november 2022, heb ik een onderzoek ingesteld naar de afgeluisterde
gesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [Naam] .
De volgende gesprekken zijn relevant voor het onderzoek:
Sessienummer 7:
Op maandag 14 november 2022 om 15:44 uur belde [Naam] met het telefoonnummer [telefoonnummer] , omdat ze is uitgenodigd voor verhoor. In dit gesprek werd onder andere besproken:
“Ik heb niet geschoten maar door ons is dat incident is gebeurd mama”
“Ze willen toch gewoon lieve schat weten wat er gebeurd is. Jij was in de stad."
“Diegene is gepakt toch? Diegene is gepakt toch? Dus wat maakt het nog uit? “
Sessienummer 75:
Op maandag 14 november 2022 om 18.15 uur belde [Naam] met het telefoonnummer [telefoonnummer] . In dit gesprek werd onder andere besproken:
“Ik bedoel euh het is gewoon zelfverdediging . Jij hebt niks gedaan ofzo."
“Ik denk dat [Naam] heeft gesnitcht man. Want eerst zegt hij ik weet niet wat ik heb gezegd ofzo het was heel onduidelijk. Toen zei hij ik heb hetzelfde als E K. gezegd. Terwijl E K. zat al locked. ”
“Er was op het nieuws van 15,-en 16-jarige jongen opgepakt. Dat is dus [verdachte] en [Naam] .
Uitgewerkt gesprek sessienummer 75, opgenomen op pagina 378 e.v.:
Char: Zit die nog steeds locked?
NNV: Ja.
[Naam] : Tuurlijk wat denk je? Hij gaat niet weer vrij ofzo terwijl hij iemand heeft geschoten.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [Naam] . [Naam] d.d. 18 november 2022, opgenomen op pagina 809 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [Naam] . [Naam] :
Op vrijdag 11 november 2022, om 09:30 uur, hoorde ik verdachte [Naam] , geboren op [geboorte datum] . Dit verhoor werd vastgelegd in het proces-verbaal van verhoor verdachte, documentcode V4-002-01 en auditief geregistreerde onder nummer VRH-2022-11-603133. Gedurende het verhoor verklaarde verdachte [Naam] , dat hij gehoord had, dat degene die geschoten had nu in hechtenis zit. En dat diegene had geschoten omdat hij zelf bedreigd werd met een mes. De enige die op 11 november 2022 als verdachte voor het schietincident in bewaring zat was verdachte [verdachte] .
Bij het nogmaals lezen van het voornoemde proces-verbaal van verhoor zag ik dat het deel waar ik hiervoor naar verwees abusievelijk niet in het proces-verbaal was opgenomen. Daarom heb ik het verhoor teruggeluisterd voor wat betreft het deel waar ik hiervoor naar verwijs en zo goed als mogelijk letterlijk uitgewerkt. Die uitwerking staat hieronder waarbij:
A: = verbalisant/verhoorder Andries Schilstra
D: = [Naam]
Te horen vanaf 01:11:35:
D: Maar ik weet niet hoe laat hij is neergeschoten, ik weet niet eens waar die is neergeschoten, snap je.
A: Hmhm.
D: Waarom ... weet ik ook niet, snap je?
A: Hmhm, nou ja de aanleiding schijnt dus de, de ruzie te zijn geweest waar [Naam] bij betrokken is geweest.
D: Ja, dat is wat er nu gezegd wordt.
A: Dat is wat er gezegd is, daar, daar moeten wij het mee doen he.
D: Ja, ja. Ik heb gehoord dus, snap je, maar dat is dus, dat is dus te horen, en dinges, wat ik, wat ik weet. Maar ik heb gehoord dat die jongen een mes had en dat hij dus die jongen liep te bedreigen. Begrijp je? En dat is gewoon een reactie, snap je, dat die jongen dus bedreigd werd, dat, dat diegene hem uiteindelijk heeft neergeschoten.
A: Ja.
D: Dat is wat ik heb gehoord snap je, ... ja.
A: En wie zou er dan geschoten hebben?
D: Ja, dat, dat weet u.
A: Ja, nou, dat weet ik niet.
D: Ja dat weet je wel, ik bedoel er is toch iemand voor aangehouden.
A: Ja.
D: Waarom is diegene daar voor aangehouden?
A: Omdat die ervan verdacht wordt.
D: Ja.
A: Maar de rechter bepaald of dat zo is.
D: Of dat zo is, ja toch.
A: Ja.
D: Ik bedoel, zeg maar. Ik denk dat er sterke aanwijzingen voor zijn, dat hij daarom ook zeg maar in hechtenis zit snap je.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2022, opgenomen op pagina 388 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [Naam] :
Uit onderzoek, verklaringen van verdachten en getuigen en overige veiliggestelde camerabeelden kan blijken dat deze personen betrokken zijn bij de ruzie voorafgaand aan het schietincident dat plaatsvond op maandag 05 september 2022, omstreeks 22:12 uur, op de [adres] in het centrum van Assen .
De veiliggestelde camerabeelden van tabaksspeciaalzaak [bedrijf] zijn op verzoek van het onderzoeksteam bekeken door een camerabeeldspecialist die een verslag van zijn bevindingen heeft gemaakt. Dit verslag van 12 pagina’s is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. Zie ook proces-verbaal van bevindingen AH-051-01
Het verzoek was om de personen, die op 05 september 2022, omstreeks 21:57 uur, op verschillende momenten in beeld zijn, te “labelen”. Dit heeft geresulteerd in het benoemen van 10 -tien- personen, “gelabeld” van NN1 t/m NN10.
Uit onderzoek kan blijken wat de identiteit van een aantal van deze gelabelde personen is.
Zie hiervoor onderstaande tabel:
Wie is wie op de camerabeelden van tabaksspeciaalzaak [bedrijf] , d d 5 september 2022, omstreeks 21:57 uur.
Label
Identiteit
Rol
Bronnen
B/A*
NN1
[Naam]
Getuige
PV bevindingen AH-066-01
B
NN2
Jongen/man, NNB*
NN3
[Naam]
Verdachte
Verklaring [Naam]
B
NN4
Meisje/vrouw, NNB
NN5
[Naam]
Verklaring [Naam]
B
NN6
[verdachte]
Verdachte
Dit PV van bevindingen
A
NN7
Meisje/vrouw, NNB
NN8
Jongen/man, NNB
NN9
[Naam]
Eigen verklaring
Proces-verbaal verhoor getuige, G-027-01
NN10
[Naam]
Getuige
Verklaring broer, G-025-01 en Eigen verklaring, G-026-01
B
Niet gelabeld
Mercedes van [Naam] , [Naam] (auto die stil gaat staan op rotonde)
Eigen verklaring, V4-002-01
B
*B/A: B = Bevestigd; A = Aannemelijk.‘NNB: Nog Niet Bekend.Over NN3 / [Naam] :In het camerabeeldverslag, pagina 6, wordt een man gelabeld met NN3. Deze man/jongen loopt in de richting van de Mercedes van verdachte [Naam] (21:57:58 uur). Over deze jongen staat in het camerabeeldverslag op pagina 6: Hij bevindt zich dan in het gezelschap van NN6. Zie onderstaande afbeeldingen van de camerabeelden.
De omschrijving van NN3 in het camerabeeldverslag past bij de meest linkse jongen. Deze jongen is geïdentificeerd als zijnde [Naam] . Zie het proces-verbaal van verhoor verdachte [Naam] V4-002-01 en V4-002-01, bijlage A5)
De rechter jongen is “gelabeld” als NN6.
Over NN6:Het aannemelijk dat NN6 verdachte [verdachte] is. Dit kan blijken uit het volgende:
- Verdachte [verdachte] heeft zelf verklaard dat hij samen met [Naam] in de stad was.
- Verdachte [Naam] (NN3) heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] was
- NN3 is geïdentificeerd als zijnde [Naam] .
- Op de camerabeelden van tabaksspeciaalzaak [bedrijf] is te zien dat [Naam] samen met NN6, vermoedelijk dus [verdachte] , weg loopt bij de auto van verdachte [Naam]
[Naam] .
- Over NN6 staat in het camerabeeldverslag op pagina 7 en 8 o.a.: “NN6 draagt een schoudertas aan de linkerzijde van het lichaam, het hengsel van de tas zit over de
rechterschouder van NN6. Op afbeeldingen 5a en 5b is te zien dat op in elk geval op de rechtermouw van de jas die NN6 draagt, strepen te zien zijn, vermoedelijk drie over de hele
lengte van de mouw." En: “NN6 heeft vermoedelijk donker haar van gemiddelde lengte".
- Qua lengte en postuur past verdachte [verdachte] in het beeld van NN6.
- NN6 heeft zichtbaar een opvallende, schuine haarlijn.
- [verdachte] is herkend op stills van camerabeelden (Zie hiervoor het proces-verbaal bevindingen AH-045-01 en AH-057-01 (
opmerking rechtbank: dit betreft onderzoek Naveen)). [verdachte] heeft hierop ook zichtbaar een opvallende, schuine haarlijn.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met documentcode AH-075-02 d.d. 19 mei 2023, opgenomen in een aanvullend proces-verbaal op voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [Naam] :
Uit dit proces-verbaal kan blijken waar verdachte [verdachte] zich, op maandagavond 5 september 2022, op basis van het bij hem in gebruik zijnde telefoonnummer [telefoonnummer] , bevond.
Op basis van het onderzoek onder de naam Naveen, het onderzoek naar de handel in verdovende middelen door verdachte [verdachte] ,) is bekend dat hij gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte heeft hier zelf ook over verklaard.
In belang van het onderzoek naar het schietincident, waarin verdachte [verdachte] als verdachte naar voren kwam, werden van het telefoonnummer [telefoonnummer] de historische gegevens opgevraagd vanaf maandag 05 september 2022 18.00 uur tot en met vrijdag 09 september 2022, 12.00 uur. Uit de verstrekte gegevens bleek dat er op maandagavond 5 september dataverkeer was waarbij verschillende telefoonmasten in het centrum van Assen waren aangestraald.
(…)
Vanwege de verandering van de aangestraalde Cell-ID om 22:18:13 uur is het aannemelijk dat verdachte [verdachte] (de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ) zich in het op de kaart aangegeven, rood omrande gebied. Dit rood omrande gebied ligt ten zuiden van het gebied op kaart 1 en in de richting waarin, volgens getuigen Valkenhoff en Saleh, de jongen die geschoten had was weggerend.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met documentcode AH-075-01 d.d. 5 september 2022, opgenomen in een aanvullend proces-verbaal op voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [Naam] :
In dit proces-verbaal zijn, in chronologische volgorde, screenshots van deze camerabeelden opgenomen. Door de screenshots van de verschillende camerabeelden in chronologische volgorde te plaatsen en hierbij te beschrijven wat er op de screenshots is te zien en/of te beschrijven wat er rond het moment van dat screenshot is gebeurd, wordt meer duidelijkheid verkregen in, wie, op welk moment, waar bij betrokken was.
Screenshot 25, 22:04:04 uur:
Verdachte [verdachte] , o.b.v. postuur, kleding, schoenen, roken en manier van lopen, dezelfde persoon als die, om 21:58:24 uur, voor [bedrijf] liep, liep vanaf de kruising [adres] de [adres] in, i.d.r.v. de [bedrijf] .
Op de bewegende beelden is te zien dat er een tweede persoon, geheel in het donker gekleed, met verdachte [verdachte] mee liep.
(...)
22:08:24 uur:
Voor NN8 begon te rennen renden er ook al twee andere personen (niet zijnde getuige [Naam] en [Naam] ) vanuit de [adres] de [adres] in.
Achter NN8 aan, renden meerdere personen, in totaal zeker 14. vanuit de [adres] de [adres] in, i.d.r.v. de [adres]
Vanwege de snelheid van bewegen kan niet goed worden bepaald of verdachte [verdachte] en/of verdachte [Naam] één van deze personen was. Dit is echter wel zeer aannemelijk omdat op de camerabeelden niet te zien is dat zij op een later moment de [adres] uit liepen. Ook niet i.d.r.v. kruising 1.
Screenshots 35 en 36, 22:10:11 en 22:10:20 uur:
Voor de [bedrijf] hield zich een groepje jongeren op. Onder wie een jongen met kort donker haar, witte strepen op de mouwen en "lichtgevende" schoenen, vermoedelijk verdachte [verdachte] .
Screenshot 37, 22:10:24 uur:
[slachtoffer] , herkenbaar aan de witte strepen op zijn broek, rende voor de [bedrijf] langs, komende u.d.r.v. de [adres] . Er rende iemand vlak achter hem aan. Het leek als of deze persoon [slachtoffer] vast wilde pakken.
Screenshot 38, 22:10:32 uur:
Een groep jongeren, minimaal 12 personen. waaronder vermoedelijk verdachte [verdachte] en de jongeren die eerder vanuit de [adres] de [adres] in renden, verplaatste zich in de richting van [slachtoffer] .
Vervolgens verplaatste de samengestelde groep jongeren zich van de [adres] de [adres] op i.d.r.v. van het TT-monument.
Screenshot 39, 22:11:20 uur:
Groep jongeren op de [adres] t.h.v. het TT-monument, t.o. [bedrijf] .
Screenshot 40, 22:11:41 uur:
Boven in beeld is te zien dat in ieder geval één persoon verder de [adres] in liep/rende i.d.r.v. de Rechtbank.
Hierna werd de opname onderbroken. Tot dit moment is te zien dat er heen en weer werd gelopen door leden van de samengestelde groep en dat deze groep zich bleef ophouden op de [adres] t.h.v. het TT-monument.
(...)
Om 22:18:13 uur straalde de telefoon met IMEI 356455101726063 en het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij verdachte [verdachte] , door gebruik te maken van 4G-dataverkeer, gedurende 2598 seconden aan op de telefoonmast aan de Hertenkamp 1a te Assen . Deze mast is gelegen aan de Zuidwestkant van de Brink in het centrum van Assen . De kant die, volgens getuigen Valkenhoff en Saleh, degene die geschoten had, op rende.
Ook om 18:20:55 uur had deze telefoon deze mast al een keer aangestraald. Dit waren de enige keren dat deze mast aan de Hertenkamp 1a werd aangestraald.
In totaal straalde deze telefoon, op maandag 5 september 2022, tussen 18:20:55 en 23:42:42 uur, 15 keer een telefoonmast in Assen aan. Na 5 september 2022, 23:42:42 uur, werd geen gebruik meer gemaakt van deze telefoon.
23. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 oktober 2022, opgenomen op pagina 682 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Op maandag 5 september 2022 , is er in het centrum van Assen een schietpartij geweest. Wat kun jij hierover verklaren?
A: Hoe het gegaan was. Ik liep samen met [Naam] door de [adres] . We wilden naar de kermis gaan. Voor dat alles gebeurde was het nichtje van [Naam] geslagen door twee asielzoekers en wat er gebeurde is dat de asielzoekers ons aanspraken, en die kwamen daarbij een beetje dreigend over. Ik wilde niet vechten ik wilde het gewoon oplossen met praten. Vervolgens toen ik met hem in gesprek was kwamen al zijn vrienden er bij. Vervolgens was er over en weer gepraat. Ik wilde weglopen. Ik wilde ruzie vermijden. Toen ben ik geduwd en ben ik weggelopen.
Bewijsoverweging
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aanleiding conflict
Op 5 september 2022 is er een ruzie ontstaan tussen aangever en enkele meisjes. Onderdeel van die groep meisjes zijn onder meer [Naam] [medeverdachte] en [Naam] . Aangever zou deze meisjes bij deze ruzie in het gezicht hebben geschopt en/of geslagen. Door [Naam] is een foto gemaakt van aangever en deze foto is uiteindelijk aan meerdere personen doorgestuurd. Deze foto is ook aangetroffen op één van de telefoons van verdachte.
Uit de verklaringen van getuigen [getuigen] en [getuigen] en uit de inhoud van de beschikbare camerabeelden blijkt dat er twee groepen met elkaar de confrontatie hebben gezocht. In eerste instantie is er een vechtpartij ontstaan in de buurt van de kermis, waarna aangever met zijn groep is weggelopen in de richting van de [bedrijf] . De twee ruziënde groepen hebben zich daarna verplaatst naar een locatie aan de [adres] nabij de rechtbank ter hoogte van het beeld van een motorrijder. Uit de getuigenverklaring van [getuigen] is naar voren gekomen dat aangever of iemand uit zijn groep daar vervolgens de confrontatie heeft gezocht met de schutter. De schutter werd geduwd waarna hij het vuurwapen heeft gepakt en direct heeft geschoten. Aangever is enige tijd later afgevoerd naar het ziekenhuis met een schotwond in zijn buik met een uitschot naast zijn bekken. De rechtbank stelt gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de aangifte en de verklaring van [getuigen] , vast dat dit schietincident rond 22:15 uur op 5 september 2022 heeft plaatsgevonden.
Verklaringen [Naam] en [Naam] . [Naam]
Door de politie is de telefoon van [Naam] enige tijd afgeluisterd. In een gesprek dat zij met haar moeder heeft gevoerd op 14 november 2022 is door haar gesproken over het schietincident, vanwege het feit dat [Naam] door de politie was uitgenodigd voor een verhoor. Zij heeft hierbij gezegd: “Diegene is gepakt toch? Diegene is gepakt toch? Dus wat maakt het nog uit?”. In een ander gesprek op 14 november 2022 heeft [Naam] gezegd: “Ik denk dat [Naam] heeft gesnitcht man. Want eerst zei hij ik weet niet wat ik heb gezegd ofzo het was heel onduidelijk. Toen zei hij ik heb hetzelfde als [Naam] gezegd. Terwijl [Naam] zat al locked.”. In ditzelfde gesprek heeft zij ook geantwoord op de vraag of diegene nog steeds ‘locked’ zat: “Tuurlijk wat denk je? Hij gaat niet weer vrij ofzo terwijl hij iemand heeft geschoten?”.
Ook [Naam] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie van 18 november 2022 hieromtrent verklaard. Zo heeft hij op de vraag wie er heeft geschoten geantwoord: “Ja, dat weet u.”. Wanneer dit door de verbalisant werd ontkend, heeft hij verklaard: “Ja dat weet je wel, ik bedoel er is toch iemand voor aangehouden?”
De rechtbank constateert op basis van de inhoud van het dossier dat verdachte op 12 oktober 2022 is aangehouden en dat [Naam] op 19 oktober 2022 is aangehouden. [Naam] is diezelfde dag in vrijheid gesteld. Op het moment dat zowel [Naam] en [Naam] deze uitlatingen hebben gedaan, zat alleen verdachte nog vast op verdenking van het onderhavige feit. De rechtbank trekt daaruit de conclusie dat de betreffende uitlatingen betrekking moeten hebben op verdachte. Daarbij benadrukt de rechtbank dat [Naam] deel uitmaakte van de groep die eerder op de avond van 5 september 2022 ruzie kreeg met aangever en dat zij ook daarna deel uitmaakte van de groep die de confrontatie zocht met aangever. Derhalve mag worden aangenomen dat zij op de hoogte is geweest van de identiteit van de schutter.
Getuigen
Aangever heeft verklaard dat de schutter een zwart T-shirt met lange mouwen droeg en een zwarte trainingsbroek, waarbij hij vermoedt dat het een pak was van een bekend sportmerk zoals Adidas, Puma of Nike. Ook droeg de schutter volgens aangever een zwart tasje bij zich, waarin het wapen zat, dit betreft een soort vierkant schoudertasje. De schutter was verder licht bruin van huidskleur en had kort haar.
Door getuige [getuigen] , een kennis van aangever, is verklaard dat de schutter een Adidas-trainingspak droeg en een heuptasje. Aangever zou op de jongen met het Adidas-trainingspak zijn afgelopen, waarna de schutter het vuurwapen uit zijn tasje haalde en schoot. Nadat de schutter had geschoten is hij weggelopen in de richting van het museum.
Door getuige [getuigen] is ook het één en ander waargenomen. Hij zat op het terras van [bedrijf] en had goed zicht op de plek van het schietincident. Hij zag dat een jongen een andere jongen duwde, waarop de jongen die geduwd werd iets uit zijn tasje haalde en direct schoot. Dit wordt bevestigd door zijn collega, getuige [getuigen] , waarmee [getuigen] op het terras zat op dat moment. Beiden hebben voorts verklaard dat degene die schoot in de richting van het museum, voor hen rechts, wegliep. De rechtbank merkt op dat ook verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij werd geduwd en dat hij daarna is weggelopen.
Met betrekking tot de getuigenverklaringen constateert de rechtbank dat er weliswaar uiteenlopende verklaringen zijn afgelegd, maar dat er met betrekking tot het signalement van de schutter enkele elementen consequent terugkomen. Daarbij gaat het om de huidskleur, de kleding, het schoudertasje, de leeftijd en de haardracht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte past binnen dit signalement. Dat aangever verdachte niet heeft herkend bij een meervoudig fotoconfrontatie maakt dit niet anders. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat deze bewijsconfrontatie op 4 oktober 2022 heeft plaatsgevonden (bijna 30 dagen na het incident) en verdachte ten tijde van het schietincident fors onder invloed was van alcohol. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het feit dat aangever verdachte hierbij niet heeft herkend niet worden geconcludeerd dat verdachte niet de schutter zou zijn geweest.
Telefoongegevens
Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt dat zijn telefoon op het moment van het schietincident masten aanstraalde in het centrum van Assen . Kort na het incident, rond 22:18 uur, straalde de telefoon van verdachte andere masten aan die zich bevinden in de richting waarvan getuigen [getuigen] , [getuigen] en [getuigen] hebben verklaard dat de schutter wegliep, namelijk de richting van het museum.
Camerabeelden
Op camerabeelden van tabaksspeciaalzaak [bedrijf] van omstreeks 21:57 uur op 5 september 2022 uur is verdachte door een verbalisant herkend als één van de personen die deel uit maakt van een groep van jongeren. Van deze groep maakten onder meer ook [Naam] , [Naam] , [Naam] , [Naam] en [Naam] deel uit. De rechtbank benadrukt hierbij dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat hij de bewuste avond samen was met [Naam] , zoals [Naam] ook heeft bevestigd in zijn verhoor bij de politie. De rechtbank merkt voorts op dat verdachte qua lengte en postuur past bij de persoon die zichtbaar is op de camerabeelden. Daarbij is door de verbalisant die de herkenning heeft gedaan nog geconstateerd dat de persoon op de beelden een opvallend schuine haarlijn heeft. Op camerabeelden uit het onderzoek Naveen, die geen betrekking hebben op het onderhavige incident, maar waarop verdachte wel duidelijk herkenbaar in beeld is, is zichtbaar dat verdachte op dat moment ook een opvallende schuine haarlijn had. Verder is op de camerabeelden van tabaksspeciaalzaak [bedrijf] te zien dat de persoon die wordt herkend als verdachte een schoudertas draagt aan de linkerzijde van het lichaam, waarbij de hengsel van de tas over de rechterschouder zit. Op de rechtermouw van de jas zijn strepen te zien, vermoedelijk over de hele lengte van de mouw. De rechtbank merkt daarbij op dat de tabaksspeciaalzaak is gelegen op ongeveer 500 meter afstand van de plaats waar het schietincident heeft plaatsgevonden.
Vervolgens is op de camerabeelden van de [bedrijf] aan de [adres] te Assen te zien dat zich rond 22:10 uur een groepje jongeren te zien is, waaronder een jongen met kort donker haar, witte strepen op de mouwen en “lichtgevende” schoenen. Dit betreft volgens de verbalisant vermoedelijk verdachte. Op deze beelden is verder te zien dat er een confrontatie plaatsvindt tussen aangever en het groepje jongeren waar verdachte vermoedelijk deel van uitmaakte.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte niet zou voldoen aan het signalement op de camerabeelden. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft de raadsvrouw beelden laten toevoegen aan het dossier, waarop verdachte te zien is in de woning van zijn vader op 5 september 2022 rond 16:00 uur. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op het feit dat de kleding die verdachte op dat moment droeg niet overeenkomt met de kleding die door getuigen wordt omschreven en de kleding die de persoon op de camerabeelden van tabaksspeciaalzaak [bedrijf] draagt. Ook is op de door de raadsvrouw ter beschikking gestelde beelden te zien dat verdachte op dat moment geen tas droeg.
De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop tussen het moment van deze camerabeelden en het moment waarop het schietincident heeft plaatsgevonden dermate groot is, dat op basis hiervan niet kan worden uitgesloten dat verdachte te zien is op de camerabeelden van tabaksspeciaalzaak [bedrijf] en die van de [bedrijf] . Het sterke vermoeden dat het verdachte is die te zien is op de betreffende camerabeelden wordt bovendien ondersteund door de overige onderzoeksbevindingen, waaronder de getuigenverklaringen, de telefoongegevens van verdachte en zijn verklaring die hij bij zijn eerste verhoor bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank acht de beschrijving van deze camerabeelden daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Onderzoek wapen
Aan de hand van getuigenverklaringen is op de plaats van het schietincident een 9mm huls aangetroffen. Op 26 september 2022 is onder [Beslagene] een pistool aangetroffen en in beslag genomen. Door het NFI is vergelijkend hulsonderzoek gedaan naar de hulzen afkomstig van dit vuurwapen en de huls die is aangetroffen op de plaats van het schietincident. Deze huls is onderzocht en uit dit onderzoek is gebleken dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de aangetroffen huls afkomstig is van het onder [Beslagene] in beslag genomen wapen, dan dat deze huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en dezelfde systeemkenmerken. Verdachte heeft ter terechtzitting vervolgens erkend dat hij het bij [Beslagene] aangetroffen vuurwapen op enig moment in bezit heeft gehad.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft tijdens zijn eerste verhoor bij de politie op 12 oktober 2022 verklaard dat hij op 5 september 2022 samen met [Naam] door de [adres] liep. Het nichtje van [Naam] was volgens hem geslagen door asielzoekers en zij werden aangesproken door deze asielzoekers die daarbij dreigend overkwamen. Verdachte gaf hierbij aan dat hij niet wilde vechten, maar nadat er over en weer werd gepraat zou verdachte zijn geduwd, waarna hij zegt te zijn weggelopen. Op een later moment heeft verdachte zijn verklaring aangepast, in die zin dat hij ruzie zou hebben gehad met Syriërs en dat hij helemaal niet bij deze ruzie met aangever aanwezig is geweest.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is besproken de aangepaste verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte in zijn eerste verklaring specifiek heeft verklaard over de ruzie die het nichtje van [Naam] heeft gehad, waarbij zij zou zijn geslagen. Dit komt overeen met de verklaringen van [medeverdachte] en [Naam] en past ook bij de overige onderzoeksresultaten. De rechtbank gaat daarom uit van de eerste verklaring die verdachte tegenover de politie heeft afgelegd.
Oordeel rechtbank
Op grond van de verklaring die verdachte kort na het incident tegenover de politie heeft afgelegd, waarbij hij specifiek heeft verklaard dat hij in conflict is gekomen met de asielzoekers die het nichtje van [Naam] hadden geslagen, kan naar het oordeel van de rechtbank verdachte worden geplaatst op de plaats van het schietincident. Dit wordt bovendien ondersteund door de camerabeelden en de telefoongegevens van verdachte van voor, tijdens en na het incident. Ook concludeert de rechtbank op basis van de verklaring van verdachte bij de politie dat hij op enig moment geduwd is door aangever of door iemand uit de groep van aangever. Door getuige [getuigen] is hieromtrent verklaard dat degene die geduwd werd ook degene is geweest die heeft geschoten. Verdachte heeft bovendien zelf verklaard dat hij in de periode voorafgaand aan het schietincident op enig moment het wapen waarmee is geschoten in zijn bezit heeft gehad.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang bekeken, is de rechtbank van oordeel dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat verdachte de schutter is geweest.
Opzet op de dood
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte aangever op korte afstand met een vuurwapen in zijn buik heeft geschoten. Algemene ervaringsregels leren dat de buik een kwetsbaar deel van het lichaam is, omdat zich daar vitale organen bevinden waar op vrij eenvoudige wijze dodelijk letsel kan worden toegebracht.
De verrichte geweldshandeling kan, gelet op de wijze waarop deze is verricht, naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van aangever dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het om het leven brengen van aangever.
Geen voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord moet de voorbedachte raad van verdachte vastgesteld kunnen worden.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'met voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een zodanig korte tijdspanne, dat niet kan worden bewezenverklaard dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Dat verdachte een geladen vuurwapen bij zich had, maakt dit niet anders. De rechtbank zal daarom de verdachte vrijspreken van poging moord.
Alles overwegende acht de rechtbank de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat de enkele herkenning van verdachte door aangever onvoldoende is om wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte één van de overvallers is geweest. Met betrekking tot deze herkenning overweegt de rechtbank voorts dat deze met name ingegeven lijkt te zijn door verhalen van mensen rondom aangever, waardoor geen sprake is van een betrouwbare herkenning. Ander direct bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de overval op aangever is in het dossier niet aanwezig. De omstandigheid dat verdachte op enig moment de beschikking heeft gehad over een vuurwapen dat qua uiterlijk lijkt op het wapen dat bij de overval is gebruikt maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Feit 3
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2023;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal restinformatie d.d. 12 oktober 2021, opgenomen op pagina 475 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021224510-A (onderzoek NAVEEN/ NN3R021072 met onderzoeksnummer NN3R022085) d.d. 22 februari 2023, inhoudende het relaas van verbalisant [Naam] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2021, opgenomen op pagina 485 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [Naam] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen d.d. 25 oktober 2022, opgenomen op pagina 165 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022234578 (onderzoek MICRONESIA/ NN3R022085 met onderzoeksnummer NN3R022085) d.d. 22 februari 2023, inhoudende het relaas van verbalisant [Naam] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (onderzoek wapen) d.d. 9 oktober 2022, opgenomen op pagina 167 e.v. van het onder 4 voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [Naam] .
Feit 4 en 5:
De rechtbank acht het de onder 4 ten laste gelegde diefstal met geweld en de onder 5 ten laste gelegde poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juni 2023;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 januari 2023, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022338560 (onderzoek [Naam] ; NN3R022117) van 22 februari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting van 12 juni 2023 bekend dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] de woning van aangever is binnengegaan en dat medeverdachte [medeverdachte] daarbij een vuurwapen in zijn handen had. Ook heeft verdachte erkend dat [medeverdachte] dit wapen tot tweemaal toe in de mond van aangever heeft gedrukt en dat daarbij door hen werd gezegd dat aangever € 5.000,00 moest betalen aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft tevens bevestigd dat ze langere tijd in de woning van aangever zijn geweest, dat ze aangever hebben vastgebonden met tie-wraps, dat ze aangever op een gegeven moment hebben versleept naar een andere kamer en dat door verdachte een tas is meegenomen met daarin een identiteitsbewijs van aangever en een geldbedrag van € 200,00.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op belangrijke onderdelen de verklaring van aangever heeft bevestigd. De verklaring van verdachte dat zij de woning van aangever alleen binnen zijn gegaan om aangever bang te maken, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte en medeverdachte gedurende ongeveer dertig minuten in de woning van aangever zijn geweest, waarbij de woning ook is doorzocht. Vervolgens is er door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ook onder bedreiging van een vuurwapen gezegd dat aangever een bedrag van € 5.000,00 moest betalen. Uit deze gang van zaken leidt de rechtbank af dat verdachte niet uitsluitend tot doel had aangever bang te maken, maar dat hij en zijn medeverdachte daarnaast ook uit waren op geldelijk gewin. De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van aangever dat verdachten de door aangever genoemde spullen hebben weggenomen.
De rechtbank ziet gelet op het vorenstaande ook voor het overige geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de verklaring van aangever ten aanzien van de door verdachte en medeverdachte verrichte handelingen, waaronder het knijpen in het gezicht, en acht het ten laste gelegde feit, de voortgezette handeling van diefstal met geweld en poging tot afpersing, bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 september 2022 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, waarbij die [slachtoffer] in zijn buik en bil is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, in de periode van 13 augustus 2021 tot en met 26 september 2022 te Assen en/of [plaats] , gemeente Assen en/of elders in Nederland,
- in de periode van 13 augustus 2021 tot en met 15 augustus 2021 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1, te weten een vuurwapen kaliber 9mm en
- in de periode van 9 juli 2022 tot en met 26 september 2022 te Assen een wapen van de categorie III onder 1, te weten een vuurwapen van het merk FEG, type PA-63, kaliber 9mm, telkens zijnde een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 7 juli 2022 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, een Louis Vuitton tas en riem, een bankpas, een identiteitsbewijs, een Cartier zonnebril, een Monclere jas, een CP Company jas en/of 50 gram hennep, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- een vuurwapen te richten op voornoemde [slachtoffer 3] en vervolgens dit vuurwapen door te laden en
- voornoemde [slachtoffer 3] van de woonkamer naar de slaapkamer te slepen en
- voornoemde [slachtoffer 3] in zijn gezicht te knijpen en
- vervolgens het doorgeladen vuurwapen in de mond van voornoemde [slachtoffer 3] te drukken;
5.
hij op 7 juli 2022 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 5.000,-- euro, die aan die [slachtoffer 3] toebehoorde, immers heeft hij, verdachte en zijn mededader:
- een vuurwapen gericht op voornoemde [slachtoffer 3] en vervolgens dit vuurwapen doorgeladen en
- voornoemde [slachtoffer 3] van de woonkamer naar de slaapkamer gesleept en
- voornoemde [slachtoffer 3] in zijn gezicht geknepen en
- vervolgens het (doorgeladen) vuurwapen in de mond van voornoemde [slachtoffer 3] gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. poging doodslag;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
De voortgezette handeling van:
4. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en
5. poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde met toepassing van het jeugdstrafrecht wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie dienen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming te worden opgelegd met als aanvullende voorwaarde dat verdachte inzicht geeft in zijn netwerk en contacten. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit het onvoorwaardelijke strafdeel te beperken tot de duur van de periode die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte is daarnaast bereid om, in het kader van een deels voorwaardelijke straf, zich te houden aan de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde voorwaarden. Verdachte verzet zich ook niet tegen de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de psychologische en psychiatrische Pro Justitia rapportages van respectievelijk 17 maart 2023 en 13 maart 2023, de beantwoording van de raadsvrouw en officier van justitie schriftelijk gestelde vragen door de psycholoog en psychiater d.d. 16, 21 en 22 mei 2023, de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 5 juni 2023, de rapportage van de jeugdreclassering van Jeugdbescherming Noord d.d.
2 juni 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede het requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door van korte afstand met een vuurwapen op aangever [slachtoffer] te schieten. Voorafgaand aan deze poging doodslag was er sprake van een ruzie tussen [slachtoffer] en enkele meisjes die verdachte kende. Verdachte heeft vervolgens bewust de confrontatie met [slachtoffer] gezocht, terwijl hij op dat moment in bezit was van een vuurwapen. Nadat verdachte geduwd werd, trok hij dit vuurwapen en heeft hij gericht geschoten in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] . Hierbij is [slachtoffer] in zijn buik geraakt. Verdachte heeft hiermee bewust het aanzienlijke risico genomen dat [slachtoffer] als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden. Dat het goed is afgelopen met aangever en dat het bij een poging doodslag is gebleven, is een omstandigheid die dan ook niet aan verdachte is te danken.
Enkele maanden daarvoor, op 7 juli 2022, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld en een poging tot afpersing van [slachtoffer 3] . Verdachte is samen met een medeverdachte de woning van deze [slachtoffer 3] ingegaan waarbij [slachtoffer 3] vervolgens op zeer intimiderende wijze bedreigd is met een vuurwapen. In de woning zijn meerdere goederen meegenomen en onder bedreiging van het vuurwapen is gepoogd [slachtoffer 3] een bedrag van € 5.000,00 te laten betalen. De wijze waarop deze diefstal en deze poging tot afpersing heeft plaatsgevonden acht de rechtbank bijzonder verontrustend, zeker in combinatie met het feit dat verdachte zich betrekkelijk kort daarna schuldig heeft gemaakt aan de hiervoor besproken poging doodslag.
Naast de hiervoor genoemde feiten heeft verdachte zich ook tweemaal schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Het zeer gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om excessief vuurwapengeweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen in het bijzonder voor de slachtoffers. De rechtbank benadrukt daarbij dat naar algemene ervaringsregels geldt dat slachtoffers van geweldsmisdrijven zoals hiervoor besproken nog lange tijd nadien gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Daarnaast brengen dergelijke misdrijven materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van de gevolgen voor de slachtoffers niets aangetrokken. Hij heeft er door zijn gedrag blijk van gegeven geen enkele eerbied te hebben voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen behoeften en belangen.
Met betrekking tot de poging doodslag merkt de rechtbank nog op dat het schietincident heeft plaatsgevonden in het centrum van Assen op een moment dat er veel omstanders aanwezig waren. Deze omstanders zijn ongewild en van dichtbij getuige geweest van de door verdachte teweeggebrachte, zeer gevaarlijke situatie. Door het schietincident zijn derhalve ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid veroorzaakt bij de omstanders die in de nabijheid aanwezig waren. De rechtbank merkt daarbij nog op dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor dit feit. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, ondanks zijn nog jonge leeftijd, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer mishandeling en handel in harddrugs, waarvoor hij bovendien in een proeftijd liep.
Toepassing jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht
Met betrekking tot het al dan niet toepassen van het volwassenenstrafrecht overweegt de rechtbank als volgt.
Ten tijde van de strafbare feiten was verdachte 16 jaar oud. In beginsel dient daarom ten aanzien van hem het jeugdstrafrecht te worden toegepast. Op grond van het bepaalde in artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, aanleiding worden gevonden het strafrecht voor minderjarigen (artikelen 77 g t/m 77gg Sr) buiten toepassing te laten en recht te doen overeenkomstig de bepalingen geldend voor meerderjarigen.
Over de persoon van verdachte zijn meerdere rapportages opgemaakt waarin het een en ander wordt opgemerkt over de eventuele toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Zo heeft de Raad in zijn rapport van 5 juni 2023 opgemerkt dat zij geen aanleiding zien om af te wijken van de toepassing van het jeugdstrafrecht, omdat verdachte nog onvoldoende is toegekomen aan zijn ontwikkelingstaken en hij nog sterk afhankelijk is van zijn (opvoedings)omgeving. Ook de jeugdreclassering van Jeugdbescherming Noord heeft in haar rapport van 2 juni 2023 opgenomen dat zij van oordeel is dat verdachte niet past binnen het volwassenenstrafrecht, omdat hij nog geen regie op zijn leven heeft genomen en erg afhankelijk is van zijn omgeving. Hierbij wordt opgemerkt dat verdachte nog bij zijn moeder woont en dat hij heeft aangegeven afstand te willen nemen van crimineel gedrag en op een goede manier aan zijn toekomst wil werken door weer naar school te gaan. Door psychiater Broekman is in haar rapport van 13 maart 2023 aangevoerd dat zij van mening is dat het persoonsbeeld van verdachte zo gekenmerkt wordt door een uitvergroting van adolescente problematiek, dat vanuit gedragsdeskundig perspectief volledige beoordeling en begeleiding binnen het strafrecht voor jeugdigen van toepassing zou moeten zijn. Dit komt overeen met de bevindingen van psycholoog Van den Bergh in haar rapport van 17 maart 2023.
Tussenconclusie
Hoewel er naar het oordeel van de rechtbank gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte ook aanwijzingen zijn die toepassing van het volwassenenstrafrecht zouden rechtvaardigen, kan de rechtbank zich verenigen met de inhoud van de voornoemde rapportages, gelet op de onderbouwing daarvan, en neemt deze over. Het uitgangspunt van toepassing van het jeugdstrafrecht zal derhalve worden gehandhaafd.
Psychologisch rapport
Het bovengenoemde psychologisch rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Er kan niet worden gesproken van een psychische stoornis in engere zin. Een stoornis, zoals in de vorm van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis of een normoverschrijdende gedragsstoornis, kan onvoldoende worden onderbouwd met feiten over de afgelopen zes maanden. Verdachte verblijft in de JJI en gedraagt zich daar aangepast. Wel is sprake van antisociaal gedrag. Vanuit dit onderhavige onderzoek wordt verdachte in staat geacht het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn gedrag en handelen in te zien.
Het recidiverisico wordt door de psycholoog als matig tot hoog ingeschat. De risico factoren worden met name gezien in het mogelijke contact met delinquente vrienden. Tevens is het ontbreken van een goede dagstructuur met scholing en werk en vrijetijdsbesteding een risico.
Wat betreft de strafrechtelijke afdoening wordt geen behandeling meer geadviseerd, omdat de afgelopen jaren al veel is ingezet en dat dit alles niet heeft geleid tot het verminderen van antisociale gedragsproblematiek bij verdachte. Verdachte zal afstand moeten nemen van criminele activiteiten en van contacten. Hij kan dit zelf goed begrijpen en verwoorden.
Concluderend wordt door de psycholoog oplegging van jeugddetentie als advies gegeven indien de feiten bewezen worden geacht. Binnen een jeugddetentie kan verdachte volgens de psycholoog werken aan een delictanalyse en het opstellen van een terugvalpreventieplan. Hij kan daarbij profiteren van mentor-begeleiding en interne scholing om zich de aangeboden structuur nog beter eigen te maken.
Psychiatrisch rapport
Het bovengenoemde psychiatrisch rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Een eventuele psychische stoornis in engere zin kan door de psychiater onvoldoende worden onderbouwd met feiten. Verdachte moet volledig toerekeningsvatbaar worden geacht. De bevindingen van de psychiater met betrekking tot het recidiverisico sluiten eveneens aan bij de conclusie van de psycholoog zoals hiervoor weergegeven.
Wat betreft de strafrechtelijke afdoening wordt ook door de psychiater geen behandeling meer geadviseerd omdat de afgelopen jaren al veel is ingezet en dat dit alles niet heeft geleid tot enige verbleking van de antisociale gedragsproblematiek van verdachte.
Lik-op-stuk-beleid wordt als een betere manier beschouwd om het recidiverisico te beperken dan een behandeling. Concreet betekent een en ander dat afstraffen als advies wordt gegeven.
Binnen zijn detentie kan verdachte in de JJI nog profiteren van mentor-begeleiding en -ondersteuning om tot adequate keuzes te komen.
Tussenconclusie
De rechtbank kan zich verenigen met de inhoud van de voornoemde rapportages, gelet op de onderbouwing daarvan, en neemt deze over. De rechtbank concludeert op basis van de rapporten dat bij verdachte geen gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens kan worden vastgesteld en dat er geen aanwijzingen zijn om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Daarmee is ook niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een PIJ-maatregel.
Adviezen van de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming
Door de jeugdreclassering van Jeugdbescherming Noord wordt in het rapport van 2 juni 2023 geadviseerd een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij verdachte een deel van de onvoorwaardelijke jeugddetentie kan uitzitten in een kleinschalige voorziening.
Ook door de Raad wordt in haar rapport van 5 juni 2023 geadviseerd een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Daarbij wordt door de Raad geadviseerd om aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie naast de algemene voorwaarde als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte moet meewerken aan individuele behandeling in de vorm van ‘leren van delict’ en/of schematherapie, dat verdachte volgens (les)rooster naar school/dagbesteding gaat, dat hij geen contact zal hebben met mededaders en inzicht geeft in zijn sociale contacten, en dat verdachte geen contact zal hebben met de slachtoffers.
Strafoplegging
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank zal daarom aan verdachte een straf opleggen die recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Zoals hiervoor reeds is overwogen behoren de bewezenverklaarde feiten tot de zwaarste feiten uit het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze feiten dermate ernstig zijn dat alleen het opleggen van de maximale jeugddetentie voor de duur van 24 maanden passend en geboden is. Op grond daarvan ziet de rechtbank ook onvoldoende ruimte om een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen. Daarbij heeft de rechtbank ook overwogen dat op basis van de inhoud van de adviezen van de deskundigen onvoldoende grond aanwezig is voor het opleggen van bijzondere voorwaarden. Het vastleggen van een hulptraject in bijzondere voorwaarden heeft verdachte eerder immers niet weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1.
[slachtoffer], tot een bedrag van € 15.815,16 ter zake van materiële schade en
€ 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2.
[slachtoffer 2], tot een bedrag van € 3.565,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3.
[slachtoffer 3], tot een bedrag van € 4.311,98 ter vergoeding van materiële schade en € 7.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de gevorderde vrijspraak.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte de in de vordering genoemde Louis Vuitton-riem, Cartier-bril, Moncler-jas en CP Company-jas heeft weggenomen, zodat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaart dient te worden. Voor het overige heeft hij aangevoerd dat de vordering voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaart dien te worden, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw gemotiveerd betwist dat er sprake is van een causaal verband tussen het feit waar verdachte van wordt verdacht en het gevorderde verlies aan verdienvermogen en studievertraging. De raadsvrouw heeft daarom gesteld dat de vordering, voor zover deze ziet op het verlies aan verdienvermogen en studievertraging, te ingewikkeld en onvoldoende is onderbouwd en daarom een onevenredige belasting vormt voor het strafproces. De vordering dient daarom in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaart dien te worden, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]
De raadsvrouw heeft zich (schriftelijk) op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachte de in de vordering genoemde goederen hebben weggenomen, zodat de vordering die ziet op de materiële schade niet-ontvankelijk verklaart dient te worden. Daarnaast is de vordering onvoldoende onderbouwd met aankoopbewijzen, zodat ook niet kan worden beoordeeld of de opgevoerde goederen originele goederen waren. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering te ingewikkeld en onvoldoende is onderbouwd en daarom een onevenredige belasting vormt voor het strafproces. De vordering dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze gematigd dient te worden tot een bedrag van € 5.000,00 conform de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ook heeft zij aangevoerd dat er geen deskundigenrapportage is overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van geestelijk letsel.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade bestaande uit kledingschade (ad € 30,00), eigen risico (ad € 138,33), ziekenhuis daggeldvergoeding
(ad € 124,00), medicatie (ad € 46,12), kosten rollator (ad € 49,95) en reiskosten (ad € 30,36), is niet betwist en zal daarom worden toegewezen.
De vordering voor zover deze betrekking heeft op het verlies aan verdienvermogen
(ad € 6.146,40) en studievertraging (ad € 9.500,00) is door de verdediging gemotiveerd betwist. Hoewel naar het oordeel van rechtbank niet onaannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die verband houdt met deze posten, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade (ad € 2.500,00) overweegt de rechtbank als volgt. De aard en de ernst van het bewezenverklaarde is naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat deze meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat de aantasting van de persoon kan worden aangenomen. Het Schadefonds geweldsmisdrijven heeft ten aanzien van een poging doodslag (ernstig) psychisch letsel ook voorondersteld. De rechtbank ziet geen reden om hier van af te wijken. Het gevorderde bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade acht de rechtbank gelet op het voorgaande ook alleszins redelijk en billijk en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 2.918,76, bestaande uit € 2.500,00 aan immateriële schade en € 418,76 aan materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
5 september 2022.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer 2]
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 4 en 5:
[slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade van € 7.500,00 overweegt de rechtbank als volgt. De aard en de ernst van het bewezenverklaarde is naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat deze meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat de aantasting van de persoon kan worden aangenomen. Het Schadefonds geweldsmisdrijven heeft ten aanzien van een gewelddadige overval in de eigen woning en een rechtstreekse bedreiging met een vuurwapen de aanwezigheid van (ernstig) psychisch letsel ook voorondersteld. De rechtbank ziet geen reden om hier van af te wijken. Het gevorderde bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade acht de rechtbank gelet op het voorgaande redelijk en billijk en voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank als volgt. Door
[slachtoffer 3] is vergoeding gevorderd van een weggenomen Louis Vuitton-riem, een Louis Vuitton-tas, een Cartier-bril, een Moncler-jas en een CP Company-jas. De hoogte van deze vordering is door de verdediging betwist. De rechtbank constateert dat de benadeelde partij geen aanschafbewijzen van deze (dure) merkgoederen heeft aangeleverd, waardoor de rechtbank ook de echtheid van de weggenomen merkgoederen niet kan controleren. Evenmin kan worden vastgesteld voor welk bedrag de benadeelde partij deze goederen heeft aangeschaft. De rechtbank beschikt daarom over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naast de vergoeding van de hiervoor genoemde (merk)goederen is ook vergoeding gevorderd van de kosten ter vervanging van de identiteitskaart ten bedrage van € 36,98. Deze kosten acht de rechtbank voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
De hoogte van de schade wordt gelet op het bovenstaande toegewezen tot een totaalbedrag van € 7.536,98. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet pondspondsgewijs toewijzen, omdat daar geen wettelijke grondslag voor is. Verdachte en zijn medeverdachte zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan hem opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Vanwege de minderjarigheid van verdachte zal de rechtbank ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel bepalen dat het door verdachte te betalen bedrag wel pondspondsgewijs zal worden verdeeld over verdachte en zijn medeverdachte.
Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast bepalen op nul dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 juni 2022, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Asse, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een jeugddetentie voor de duur van 121 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 12 januari 2023.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 25 mei 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 2 juni 2022 voorwaardelijk opgelegde 90 dagen jeugddetentie.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 56, 63, 77a, 77g, 77i, 77gg, 287, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, impliciet subsidiair, 3, 4, en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.918,76 (zegge: tweeduizend negenhonderdachttien euro en zesenzeventig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2022.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 2.918,76, bestaande uit € 2.500,00 aan immateriële schade en € 418,76 aan materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2022.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]te betalen een bedrag van € 2.918,76 (zegge: tweeduizend negenhonderdachttien euro en zesenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2022. Dit bedrag bestaat uit € 418,76 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer 2]
Verklaart de vordering van niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 4 en 5):
[slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 7.536,98(zegge: zevenduizendvijfhonderdzesendertig euro en achtennegentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2022.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 3]voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3]te betalen een bedrag van
€ 3.768,49(zegge: drieduizendzevenhonderdachtenzestig euro en negenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2022. Dit bedrag bestaat uit € 3.750,00 aan materiële schade en € 18,49 aan immateriële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.222468-21:
Gelast de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 2 juni 2022, te weten: 90 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J. van Bruggen en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2023.
Mr. Van Bruggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.