ECLI:NL:RBNNE:2023:2812

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
C/18/223912 / JE RK 23-393
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige gedragsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 juli 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Noord, die op 5 juli 2023 een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden heeft aangevraagd. De kinderrechter heeft het verzoek mondeling behandeld en direct uitspraak gedaan, waarbij hij de gronden voor zijn beslissing later zou uitwerken.

De minderjarige, geboren in 2008, heeft te maken met ernstige opgroei- en gedragsproblemen, waaronder ADHD, ASS, Gilles de la Tourette en een depressieve stoornis. Hij is onder toezicht gesteld en heeft eerder in een jeugdzorginstelling verbleven, maar zijn situatie is verslechterd, wat heeft geleid tot excessief drugsgebruik en het onttrekken aan hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI en de ouders van de minderjarige zich ernstige zorgen maken over zijn welzijn en dat er noodzaak is voor gesloten jeugdhulp.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de wettelijke criteria voor het verlenen van een machtiging tot gesloten jeugdhulp in acht genomen, zoals vastgelegd in de Jeugdwet. Hij concludeert dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om de minderjarige te stabiliseren en dat er zicht moet zijn op diagnostiek en behandeling. De kinderrechter verleent de machtiging voor een periode van twee maanden, met de verplichting voor de GI om de kinderrechter te informeren over de voortgang van de diagnostiek en behandeling. De zaak zal opnieuw mondeling worden behandeld op 14 september 2023.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/223912 / JE RK 23-393

beschikking van 7 juli 2023 over de machtiging tot gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
die is gevestigd in Groningen,
en die hierna "de GI" wordt genoemd,
die betrekking heeft op

[de minderjarige] ,

die is geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2008 in [geboorteplaats] ,
en die hierna " [de minderjarige] " wordt genoemd,
advocaat: mr. A. Atema, die kantoor houdt in Groningen.
De kinderrechter wijst als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

die woont in [woonplaats 1] ,
en die hierna "de moeder" wordt genoemd,

[de vader] ,

die woont in [woonplaats 2] ,
en die hierna "de vader" wordt genoemd.

Het procesverloop

De procedure is ingeleid met een verzoekschrift van de GI, dat de rechtbank heeft ontvangen op 5 juli 2023. Daarin verzoekt de GI een machtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van [de minderjarige] te verlenen voor de duur van drie maanden. Aan het verzoekschrift is als bijlage een instemmende verklaring van een daartoe gekwalificeerde gedragswetenschapper gehecht.
Op 7 juli 2023 heeft de kinderrechter het verzoek mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met [naam] , die de GI vertegenwoordigt, de ouders, [de minderjarige] en zijn advocaat.
De kinderrechter heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en aangekondigd dat hij de gronden waarop zijn uitspraak rust, zal uitwerken in deze beschikking.

De feiten

De kinderrechter gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende feiten.
[de minderjarige] is een [geslachtsaanduiding] van nu vijftien jaar oud, die is geboren uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van zijn ouders. Op grond van de wet oefenen de ouders samen het gezag uit over [de minderjarige] .
[de minderjarige] is gediagnosticeerd met ADHD, ASS, Gilles de la Tourette en een depressieve stoornis.
Bij beschikking van 22 maart 2023 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 22 maart 2024 en is eveneens een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in accommodatie voor jeugdzorg verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling.
[de minderjarige] verbleef sinds 15 december 2022 bij Factor 5, een hulpverlenende instantie die zich richt op het bieden van begeleiding aan jongeren en (jong)volwassenen met gedrags-, ontwikkelings- en/of persoonlijkheidsproblematiek.
Die plaatsing heeft niet gebracht wat ervan werd gehoopt. [de minderjarige] gleed steeds verder af, vluchtte steeds meer in excessief drugsgebruik, liep veelvuldig weg en was uit contact.
Na een reeks van incidenten heeft de GI op 16 mei 2023 van Factor 5 te horen gekregen dat de plaatsing van [de minderjarige] bij Factor 5 zal eindigen. De GI heeft hierop aan de kinderrechter verzocht een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van [de minderjarige] te verlenen.
Bij beschikking van 16 mei 2023 heeft de kinderrechter zonder voorafgaande mondelinge behandeling een (spoed)machtiging verleend om [de minderjarige] met ingang van 16 mei 2023 voor de duur van vier weken te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp en de beslissing op de resterende duur van het verzoek van de GI aangehouden.
Op 26 mei 2023 heeft de kinderrechter het verzoek om een (spoed)machtiging te verlenen alsnog mondeling behandeld, heeft hij na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en de spoedmachtiging verleend, maar het verzoek om een reguliere machtiging te verlenen, afgewezen. Redengevend hiervoor was dat [de minderjarige] ten tijde van het indienen van het verzoek vermist was, waardoor hij, anders dan op grond van art. 6.1.2. lid 6 Jeugdwet wel zou moeten, niet persoonlijk kon worden onderzocht door een gedragswetenschapper.
In de periode die hierop volgde heeft de GI zich ingespannen om [de minderjarige] te vinden. [de minderjarige] was ondanks intensief onderzoek door de GI, politie maar ook zijn ouders, niet te vinden.
Omdat de spoedmachtiging zou verlopen op 13 juni 2023, heeft de GI verzocht om aansluitend
op die machtiging opnieuw een spoedmachtiging te verlenen.
Bij beschikking van 19 juni 2023 heeft de kinderrechter de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 13 juli 2023.
[de minderjarige] heeft zich onttrokken aan de hulpverlening en hij is wekenlang voor hulpverlening, zijn ouders en ingeschakelde politie onvindbaar geweest, totdat hij op 22 juni 2023 door de politie werd gevonden op een schoolplein in de wijk [wijknaam] van de stad [plaats] . [de minderjarige] is vervolgens naar een accommodatie voor gesloten jeugdhulp van Elker gebracht.
[de minderjarige] is op 5 juli 2023 onderzocht door een gedragswetenschapper. De gedragswetenschapper concludeert op basis van de feiten en bevindingen uit het dossier en het gesprek met [de minderjarige] dat gesloten jeugdhulp ten aanzien van [de minderjarige] noodzakelijk is.
Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden en in aanmerking genomen dat een gedragswetenschapper op 5 juli 2023 zelf met [de minderjarige] heeft kunnen spreken, heeft de GI besloten een reguliere machtiging te verzoeken voor gesloten jeugdhulp.

De beoordeling

Waar gaat het om in deze zaak?
Het gaat in deze zaak om de vraag of een reguliere machtiging voor gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] moet worden verleend.
Wat vindt de GI?
De GI komt op grond van de feiten en omstandigheden die zij in haar verzoekschrift beschrijft, tot de conclusie dat door de opgroei- en opvoedingsproblemen van [de minderjarige] opneming en verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk is, omdat [de minderjarige] zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft steeds opnieuw onttrekt.
Wat vinden de ouders?
De ouders van [de minderjarige] maken zich al lange tijd ernstige zorgen over [de minderjarige] . Zij herkennen de zorgen die vanuit de hulpverlening worden gemaakt en zoals die ook door de GI worden beschreven in het verzoekschrift. De ouders maken zich ook zorgen over [de minderjarige] , die zich onttrekt aan hulpverlening die hij wel nodig heeft gelet op zijn persoonlijke problematiek in combinatie met zijn middelengebruik. In zoverre zijn de ouders het eens met de GI wanneer die meent dat [de minderjarige] gesloten moet worden geplaatst. De ouders vragen zich wel af in hoeverre het wenselijk is dat [de minderjarige] in de regio wordt geplaatst, gelet op zijn netwerk en de verleidingen die dat netwerk met zich brengen.
Wat vindt [de minderjarige] ?
Door en namens [de minderjarige] is aangevoerd, samengevat weergegeven, dat hij wekenlang min of meer heeft gezworven en voor zijn onderdak afhankelijk was van vrienden bij wie hij mocht slapen. [de minderjarige] ervaart dat het beter met hem gaat nu hij gesloten is geplaatst. Hij komt tot rust en tot het inzicht dat het niet goed met hem gaat en dat hij hulp nodig heeft. [de minderjarige] wil graag die hulp en werken aan het herstel van het contact met zijn ouders en vooral het herstel van het vertrouwen dat nu tussen hem en zijn ouders ontbreekt door alles wat er is gebeurd. [de minderjarige] wil ook graag weer terug naar het reguliere onderwijs.
Wat volgt uit de wet en het toepasselijke verdragsrecht?
De Jeugdwet regelt in art. 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet dat de kinderrechter een machtiging om een minderjarige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven slechts kan verlenen als naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de een kind naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf op grond van dit artikel noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de een kind zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Op grond van art. 6.1.3, eerste lid, Jeugdwet kan de kinderrechter een spoedmachtiging verlenen om een kind in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, als is voldaan aan voornoemde criteria en een machtiging niet kan worden afgewacht.
In de hiervoor genoemde wetsartikelen zijn de belangrijkste inhoudelijke criteria opgenomen voor het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp. Het gaat om twee wettelijke voorwaarden (i) er moet sprake zijn van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de een kind naar volwassenheid ernstig belemmeren en die noodzaken tot jeugdhulp in de betekenis die de Jeugdwet daaraan geeft. De wet stelt daarnaast als cumulatieve voorwaarde (ii) dat het gesloten verblijf noodzakelijk moet zijn om te voorkomen dat de een kind zich onttrekt aan die hulp of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit de wetgeschiedenis volgt verder dat de hiervoor onder (ii) geformuleerde wettelijke eis afbakent wanneer de gesloten machtiging kan worden verleend en wanneer een machtiging kan worden verleend op grond van de in de MvT genoemde Wet Bopz (die inmiddels is vervangen door de Wvggz, krtr).
Naast deze twee wettelijke voorwaarden volgt uit het hierna te bespreken verdragsrecht en uit de komende wetgeving dat ook aan een derde voorwaarde moet zijn voldaan: (iii) het moet niet mogelijk zijn om de problemen met een andere, lichtere, vorm van hulp, zonder geslotenheid, op te lossen. Gesloten jeugdhulp dient hoe dan ook een “ultimum remedium” te zijn. Het mag pas in beeld komen nadat andere vormen van jeugdhulp door de rechter in de afweging zijn meegewogen. Deze derde voorwaarde mist in de huidige redactie van art. 6.1.2 van de Jeugdwet.
Uit het op 13 oktober 2013 aan de Tweede kamer toegestuurde Wetsvoorstel 35942 (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp) blijkt dat het wetsvoorstel strekt tot het versterken van de rechtspositie van kinderen die worden opgenomen in een gesloten accommodatie. Het wetsvoorstel werd uitgebreid besproken in de Tweede Kamer en is door de kamer aangenomen (zie hiervoor het verslag van 3 december 2021, Kamerstukken II 2021/22, 35942, nr. 5).
Het laat zich daarom aanzien dat art. 6.1.2 voor zover hier van belang wordt gewijzigd doordat in het tweede lid als onderdeel “c” wordt toegevoegd dat:
"c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen."
Die laatste voorwaarde volgt ook nu al uit het verdragsrecht waaraan de Nederlandse Staat is gebonden. Het gedwongen gesloten behandelen van jeugdigen vormt een inbreuk op de vrijheid en het privéleven van een kind. Het is de meest ernstige inbreuk op de rechten van het
kind en dat brengt met zich dat de beslissing moet beantwoorden aan onder meer art. 5 en 8 EVRM, art. 9 en 10 IVBPR en art. 16 IVRK.
De kinderrechter komt op grond van deze verdragsbepalingen tot de conclusie dat de verzochte machtiging voor gesloten jeugdhulp alleen kan worden verleend voor zover deze bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en met het doel toe te zien op zijn opvoeding.
Daarbij verdient verder opmerking dat een rechter op grond van art. 8 EVRM steeds een afweging moet maken of de ernst van de problemen van de minderjarige, de inbreuk op het privéleven door de gedwongen opneming en het gedwongen verblijf rechtvaardigen.
Wat vindt de kinderrechter?
Met inachtneming van deze juridische uitgangspunten komt de kinderrechter tot de volgende feitelijke beoordeling.
De kinderrechter vindt dat uit wat de GI en de ouders, maar ook [de minderjarige] zelf aanvoeren duidelijk is dat sprake is van ernstige opgroei- en gedragsproblematiek die de ontwikkeling van [de minderjarige] van jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmert en dat dit noodzaakt dat jeugdhulp wordt ingezet. Dit wordt ook bevestigd door de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper die [de minderjarige] zelf heeft onderzocht. Uit de stukken volgt verder dat de gedragsproblematiek van [de minderjarige] niet alleen kan worden verklaard uit een belaste voorgeschiedenis, maar ook door kindspecifieke factoren gelet op de diagnoses die bij [de minderjarige] zijn gesteld en die wijzen op onderliggende (persoonlijkheids- of psychiatrische) problematiek die de gedragsproblematiek verklaart en in stand houdt.
Het is problematiek die met zich brengt dat [de minderjarige] niet bereikbaar is voor de jeugdhulp en zorg die hij nodig heeft, omdat hij zich daar stelselmatig aan onttrekt. [de minderjarige] loopt weg wanneer hem dat uitkomt en frustreert daarmee dat hulpverlening en zorg effectief kan zijn.
[de minderjarige] is een fors beschadigde [geslachtsaanduiding] die belast is met gevoelens van chronische depressie, ADHD, ASS en Gilles de la Tourettes en kampt met de gevolgen van langdurige systeemproblematiek. Het heeft met zich gebracht dat [de minderjarige] steeds verder is afgegleden, niet meer deelneemt aan regulier onderwijs, steeds opnieuw vlucht in excessief drugsgebruik, uit instellingen wegloopt en als hij wegloopt, uit het contact met de hulpverlening en zijn ouders gaat. Wanneer niet met jeugdhulp wordt ingegrepen zal [de minderjarige] verder afglijden met risicovol gedrag zoals alcohol- en middelenmisbruik, een sociaal netwerk dat bestaat uit deviante jongeren en zal zijn bijtijds antisociale en agressieve gedrag niet kunnen worden gecorrigeerd, met als uiteindelijk gevolg totaal perspectiefverlies en maatschappelijke teloorgang. [de minderjarige] heeft daarom gedwongen begrenzing nodig in een veilige en gestructureerde omgeving om te stabiliseren. Pas dan is diagnostiek mogelijk en daarop afgestemde en aansluitende behandeling. Alleen dan kan aan [de minderjarige] een perspectief worden geboden dat niet bestaat uit zwerven en middelengebruik.
Dat perspectief wordt echter niet geboden met een gesloten machtiging op zich. Die machtiging is niet meer dan een vrijheidsbenemende maatregel die in negatieve zin voorkomt dat [de minderjarige] opnieuw in situaties terechtkomt die hem ontwrichten en die in positieve zin hem kan stabiliseren zodat zinvolle diagnostiek en daarop aansluitende en afgestemde behandeling mogelijk wordt.
De kinderrechter vindt daarom dat de gesloten plaatsing van [de minderjarige] alleen mogelijk is indien en voor zover zicht ontstaat op diagnostiek en behandeling. In dit verband is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat het geboden is dat [de minderjarige] zo snel als maar mogelijk is wordt aangemeld bij Accare dat als universitair centrum voor jeugdpsychiatrie specialistische jeugdhulp aanbiedt. Wanneer die aanmelding diagnostiek en behandeling niet voortvarend plaatsvindt, is een vrijheidsbenemende maatregel zonder behandelvooruitzicht een maatregel die niet evenredig is aan het doel ervan, zoals op grond van art. 8 lid 2 EVRM wel is vereist.
Een en ander brengt met zich dat de kinderrechter de verzochte machtiging zal verlenen, zij het niet voor de door de GI verzochte duur. De kinderrechter zal de machtiging eerst verlenen voor de duur van twee maanden en de beslissing op de resterende duur van het verzoek aanhouden. Hij zal hierna een datum en tijd bepalen voor een mondelinge behandeling. De kinderrechter wil dat hij uiterlijk acht dagen voor die mondelinge behandeling door de GI wordt geïnformeerd over de stand van zaken, de verwijzing naar Accare en de diagnostiek die dan heeft plaatsgevonden en het behandelvooruitzicht van [de minderjarige] , zodat hij kan beoordelen of een verdere verlenging van de gesloten machtiging nog noodzakelijk is in de zin van art. 8 lid 2 EVRM.
Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissing moet worden genomen.
De beslissing
De kinderrechter:
verleent aan de GI met ingang van 7 juli 2023 een machtiging voor de plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, voor de duur van twee maanden;
bepaalt dat de zaak opnieuw mondeling wordt behandeld op
donderdag 14 september 2023 om 14:00 uur, in het gerechtsgebouw aan het Guyotplein 1 in Groningen;
gelast de GI om uiterlijk acht dagen voor deze mondelinge behandeling aan de kinderrechter schriftelijk te rapporteren in overeenstemming met wat daarover in deze beschikking is overwogen;
wijst de GI, [de minderjarige] , zijn advocaat en zijn ouders erop dat deze beschikking geldt als een oproep om aan de mondelinge behandeling deel te nemen en dat de administratie van de rechtbank niet met een brief een afzonderlijke oproep zal versturen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Eding, de griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023. De schriftelijke uitwerking van de beschikking in deze beschikking is vastgesteld op 11 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep kan door de GI zelf, maar moet voor anderen door een advocaat worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden