ECLI:NL:RBNNE:2023:2791

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
C/18/212199 HA ZA 22-43
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling vorderingsrecht kinderen uit hoofde van ouderlijke boedelverdeling na overlijden moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de verdeling van de nalatenschap van de overleden moeder. De zaak betreft een ouderlijke boedelverdeling waarbij de kinderen van de moeder vorderingen hebben op hun vader. De moeder is overleden op 21 december 2020, en de kinderen zijn elk voor 1/4e deel gerechtigd in de nalatenschap. De vader en een van de kinderen hebben een agrarische onderneming in de vorm van een stille maatschap gedreven, waarvan de activa in 2013 zijn verkocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er afwijkende afspraken zijn gemaakt over de verdeling van het maatschapsvermogen, waardoor een van de kinderen recht had op 90% van de verkoopopbrengst van de boerderij. De rechtbank heeft ook bepaald welke kosten in mindering mochten worden gebracht op de vorderingen van de kinderen. De rechtbank heeft de waarde van de nalatenschap vastgesteld en de vorderingen van de kinderen op de vader bepaald op € 30.568,06 per persoon. De vader is niet verschenen in de procedure, en er is verstek verleend tegen hem. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij de kosten aan de zijde van de eisende partij zijn vastgesteld op € 1.196,00.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/212199 / HA ZA 22-43
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie],
te [plaatsnaam 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] ,
advocaat: mr. R. Teerink te Tilburg,
tegen

1.[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] ,

te [plaatsnaam 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] ,
advocaat: mr. F.P. van Dalen te Leeuwarden,

2.[gedaagde partij sub 2] ,

te [plaatsnaam 3] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: vader ,
niet verschenen,

3.[gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] ,

te [plaatsnaam 4] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] ,
advocaat: mr. F.P. van Dalen te Leeuwarden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 augustus 2022
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het bericht van 2 januari 2023 met productie van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie]
- de antwoordakte van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie]
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 januari 2023 en de daaraan aangehechte spreekaantekeningen
- de akte na gehouden comparitie van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie]
- de conclusie na mondelinge behandeling, tevens houdende akte wijziging van eis van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie]
- de akte overlegging productie van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] (de aan vader uitgebrachte betekeningsexploten in verband met de eiswijzigingen)
- de antwoordakte van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Vader is niet in rechte verschenen. Tegen hem is verstek verleend. Op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt tussen alle partijen één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
1.4.
[gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling het tegen hem verleende verstek gezuiverd. In de akte na gehouden comparitie heeft [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] verklaard zich volledig aan te sluiten bij de door [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] ingediende conclusie van antwoord tevens eis in reconventie. Die conclusie zal dan ook worden geacht (mede) door [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] genomen te zijn.

2.De feiten

2.1.
Op 21 december 2020 is [naam 1] (hierna te noemen: moeder) . Vader en moeder waren in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Uit hun huwelijk zijn drie kinderen geboren, namelijk [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] . Partijen zijn elk voor 1/4e deel gerechtigd in de nalatenschap.
2.2.
Vader en [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] hebben vanaf 1 mei 1995 een agrarische onderneming in de vorm van een stille maatschap gedreven. Vader heeft hierin het voorheen voor zijn eigen rekening uitgeoefende landbouwbedrijf in eigendom ingebracht. Vader was destijds 65 jaar oud.
2.3.
De tot het maatschapsvermogen behorende boerderij, landerijen en overige onroerende zaken zijn in 2013 verkocht tegen een koopprijs van € 2.650.000,00 en op 1 juli 2015 geleverd aan een derde. Hiermee is een overwaarde van € 2.061.911,14 gerealiseerd, wat is toegevoegd aan het vennootschappelijk kapitaal.
2.4.
Vader en moeder hebben op 10 februari 2016 een algemene volmacht afgegeven. Hierin hebben zij (onder andere) elkaar gemachtigd om zelfstandig rechtshandelingen namens de ander te verrichten.
2.5.
Moeder heeft bij testament van 24 december 2002 over haar nalatenschap beschikt met een ouderlijke boedelverdeling op grond van artikel 4:1167 (oud) BW. Bij aanvullend testament van 10 februari 2016 heeft zij [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] tot (opvolgend) executeur benoemd. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] heeft deze benoeming op 6 december 2021 aanvaard.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vordert na haar laatste wijziging van eis - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader hoofdelijk veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis de volgende stukken aan [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] beschikbaar te stellen:
- bankrekeningafschriften van de stille maatschap vanaf 1 januari 2015 tot en met 21 december 2020, in het bijzonder [bankrekeningnummer 1] , [bankrekeningnummer 2] en [bankrekeningnummer 3] ;
- de ontbrekende volgnummers van de bankafschriften van vader en erflaatster, te weten:
- [bankrekeningnummer 4] jaren 2015, 2016 en 2017 + volgnummers 3130, 3148, 3189, 3262, 3334, 3402 en 3436;
- [bankrekeningnummer 5] : jaren 2015 en 2016 + volgnummers 422, 423, 444, 449, 451, 454 en 460;
- [bankrekeningnummer 6] : jaar 2015 + volgnummer 39;
- de jaarrekening 2015/2016 van de stille maatschap;
- de ambtshalve aanslagen IB 2015 en 2016;
- de bezwaren tegen de ambtshalve aanslagen IB 2015 t/m 2018;
- de beslissingen en motiveringen van de inspecteur ter zake bezwaren tegen aanslagen IB 2015 t/m 2018;
- de uitspraken op bezwaar IB 2015 en 2016;
- de correspondentie met de inspecteur over de aanslagen IB 2015 t/m 2018;
althans door de rechtbank in goede justitie te bepalen stukken/informatie, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , vader en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 250.000,00;
2. de omvang van de nalatenschap van moeder en de onderbedelingsvorderingen van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] op vader in goede justitie vast te stellen;
met veroordeling van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] voeren verweer. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] concluderen tot nietontvankelijkheid van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in de kosten van deze procedure.
3.3.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] hebben geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijzigingen. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft deze bovendien tijdig bij exploot aan vader kenbaar gemaakt. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding deze buiten beschouwing te laten, zodat recht zal worden gedaan op de laatstelijk gewijzigde eis.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] vorderen - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. in rechte verklaart dat [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] een niet-opeisbare vordering op vader hebben van € 10.958,70 per kind, althans op dit onderdeel een beslissing neemt als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
II. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.6.
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] voert verweer. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] in de kosten van deze procedure.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De in conventie en in reconventie door partijen ingenomen stellingen en de daarop gebaseerde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
Ontvankelijkheid
4.2.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] hebben in hun antwoordakte (van 12 januari 2023) een beroep gedaan op artikel 4:145 BW. Volgens hen vertegenwoordigt [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] in zijn hoedanigheid van executeur de erfgenamen van moeder in en buiten rechte en dient [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] om die reden in de vorderingen tegen [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.3.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De exclusieve vertegenwoordigingsbevoegdheid van een executeur geldt in het kader van diens beheer van de goederen van de nalatenschap en de voldoening van de schulden van de nalatenschap. De eis van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft niet tot doel vorderingen jegens de nalatenschap vast te laten stellen en/of ten gelde te maken. Voor de vaststelling van de erfrechtelijke aanspraken uit hoofde van de ouderlijke boedelverdeling en verkrijging van de in dat kader benodigde informatie/bescheiden heeft zij dan ook terecht [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , vader en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] gezamenlijk gedagvaard.
Overlegging van bescheiden
4.4.
Bij vonnis in incident van 1 juni 2022 heeft de rechtbank [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , vader en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] veroordeeld tot het overleggen van diverse bescheiden. Omdat hier slechts ten dele uitvoering aan is gegeven, hebben zij dwangsommen verbeurd. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft die dwangsommen al geïncasseerd. In de hoofdzaak heeft [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] ook een (inmiddels onvoorwaardelijke) exhibitievordering ingesteld. Er is deels sprake van een overlap met het incident. Tot afgifte van bankafschriften en de jaarrekeningen van de stille maatschap zijn [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , vader en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] al veroordeeld; dit betreft de eerste drie liggende streepjes van het laatstelijk gewijzigde petitum in de hoofdzaak. Voor zover [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] zulks bedoeld zou hebben te vorderen, ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen aanleiding tot het opleggen van meer en/of hogere dwangsommen ter zake van de veroordelingen in het incident.
4.5.
In rechtsoverweging 4.10 van voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat wanneer [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] geen uitvoering aan de veroordeling zal geven, de rechtbank daaruit in de hoofdzaak de gevolgtrekking kan maken die haar geraden voorkomt. De door [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] bepleite gevolgtrekking, die in wezen neerkomt op het volledig terzijde stellen van alle door [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] gevoerde verweren, acht de rechtbank in dit geval niet passend. Deels is er namelijk wel aan de veroordeling uitvoering gegeven. Het is de rechtbank echter niet duidelijk geworden waarom relevante bewijsstukken, zoals het maatschapscontract en de jaarrekening van de stille maatschap, pas na de mondelinge behandeling in het geding zijn gebracht. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] lijken inderdaad de kaarten op hun borst te hebben gehouden, zoals [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] aanvoert. In deze wijze van procesvoering ziet de rechtbank aanleiding om bij de beslissing over de proceskosten de na de mondelinge behandeling verrichte proceshandelingen als onnodig door hen veroorzaakt te beschouwen.
4.6.
In de hoofdzaak ligt opnieuw ter beoordeling voor of [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] recht heeft op afgifte van (deels andere) bescheiden. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] baseert zich op artikel 3:15j sub a BW, artikel 3:166 lid 3 BW, artikel 6:2 BW en artikel 843a Rv, en ten aanzien van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] in zijn hoedanigheid van executeur, ook op artikel 4:148 BW. Volgens [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] kan de omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap, waarvan de nalatenschap de helft uitmaakt, niet worden vastgesteld zolang niet alle informatie boven tafel is gekomen. De rechtbank volgt haar hier niet in. Aan de hand van de stellingen van partijen kan de rechtbank inmiddels voldoende bepalen waaruit de ontbonden huwelijksgemeenschap bestaat. Nog meer bescheiden, waaruit mogelijk de exacte geldstromen van na de verkoop van de boerderij annex landerijen volgen dan wel meer inzicht kan worden verkregen in de basis voor de fiscale afrekening, zijn daarvoor naar het oordeel van de rechtbank niet nodig. Waar [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verder de mogelijkheid heeft geopperd dat zij in haar legitieme kan zijn geschaad, heeft de exhibitievordering het karakter van een ongeoorloofde ‘fishing expedition’. De vorderingen zullen dan ook bij gebrek aan belang (op grond van artikel 3:303 BW) worden afgewezen.
Ouderlijke boedelverdeling
4.7.
Vast staat dat moeder met een ouderlijke boedelverdeling over haar nalatenschap heeft beschikt. Sinds 1 januari 2003 kent de wet de ouderlijke boedelverdeling niet langer. Dit neemt niet weg dat een onder oud recht (vóór 1 januari 2003) gemaakt testament met een ouderlijke boedelverdeling zijn gelding blijft behouden, ook in het geval de erflater na inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht is overleden. Uit artikel 79 Overgangswet Nieuw BW volgt dat een onder oud recht verrichte rechtshandeling niet nietig of vernietigbaar wordt na inwerkingtreding van de nieuwe wet. Op grond van artikel 4:1167 (oud) BW zijn alle goederen van de nalatenschap toegedeeld aan vader onder de verplichting om alle schulden van de nalatenschap voor zijn rekening te nemen, waarbij aan [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] zijn toegedeeld (niet-opeisbare) vorderingen wegens overbedeling ten laste van vader .
4.8.
Deze procedure heeft hoofdzakelijk tot doel de omvang van deze (niet-opeisbare) vorderingen vast te stellen aan de hand van de waarde van de nalatenschap. De rechtbank stelt voorop dat alvorens de waarde van de nalatenschap kan worden bepaald, eerst de omvang van de (per 21 december 2020) ontbonden huwelijksgemeenschap dient te worden bepaald. De waarde van de nalatenschap omvat de helft van de waarde van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Partijen nemen dit overigens ook zelf tot uitgangspunt.
De stille maatschap tussen [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader
4.9.
De kern van het geschil ziet op de vraag in hoeverre tot de ontbonden huwelijksgemeenschap een vordering op [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] behoort uit hoofde van de verdeling van het maatschapsvermogen tussen [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader .
4.10.
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de (fiscale) afwikkeling van de stille maatschap niet strookt met de afspraken die vader en [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] in het maatschapscontract hebben gemaakt. Het maatschapsvermogen - waaronder de verkoopopbrengsten van de boerderij c.a. - is namelijk op (circa) 9010% basis verdeeld ten gunste van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , terwijl deze verdeling op grond van de winstverdelingsregeling in artikel 6 van het maatschapscontract gelijkelijk (50-50%) had moeten plaatsvinden. Volgens [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] blijkt nergens uit dat afwijkende afspraken zijn gemaakt met of namens vader . [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] weerspreekt in dat verband gemotiveerd de juistheid van de hierna nog te bespreken producties waar [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] zich op beroepen. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] komt zelf op basis van de gegevens uit de jaarrekening 2016/2017 tot de slotsom dat aan vader niet € 310.702,00 maar € 965.732,50 van het maatschapsvermogen toekwam. Dat betekent volgens haar dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] zich € 655.030,50 onrechtmatig heeft toegeëigend, althans onverschuldigd ontvangen heeft dan wel hierdoor ongerechtvaardigd verrijkt is. De vordering van de ontbonden huwelijksgemeenschap op [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] was/is kortom vele malen groter dan [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] stelt, aldus nog steeds [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] .
4.11.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] voeren tot hun verweer aan dat de stille maatschap is beëindigd met ingang van 1 mei 2016. Het was de wil van vader om [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] met het grootste deel van de gerealiseerde verkoopwinst elders een nieuwe agrarische onderneming te laten beginnen. Dat was al in 2013 zo uitgesproken toen de koopovereenkomst voor de boerderij c.a. werd opgesteld. Na de levering (op 1 juli 2015) is de onderneming gestaakt en moest de stille maatschap worden afgewikkeld. Omdat vader in oktober 2016 ernstig ziek was, heeft [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] de te verdelen bedragen afgesproken met moeder , die op basis van de algemene volmacht bevoegd was namens vader te handelen. De gemaakte afspraken houden in dat van het totale maatschapsvermogen van € 1.943.007,00 in totaal € 304.275,00 (15,66%) aan vader toekomt en € 1.638.762,00 (84,34%) aan [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] . Het aandeel van vader in het maatschapsvermogen is vervolgens omgezet in een schuld/vordering-verhouding tussen [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader . Er is daarom geen sprake van enig onrechtmatig handelen door, onverschuldigde betaling aan of ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] . Er is sprake van een gebruikelijke constructie, waarbij ouders hun boerenbedrijf aan een van de kinderen overdragen. Het gaat [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] niet aan om die keuze van vader en moeder ter discussie te stellen. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] onderbouwen hun verweer met meerdere producties, waaronder een schriftelijke verklaring van boekhouder [naam 2] , een door moeder ondertekende verklaring van 26 oktober 2016, correspondentie met de belastinginspecteur en de jaarrekening 2016/2017.
4.12.
De rechtbank volgt [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] in hun stelling dat de stille maatschap met ingang van 1 mei 2016 is beëindigd. Weliswaar is in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel op 6 juli 2022 geregistreerd dat de maatschap met ingang van 15 januari 2019 is ontbonden en vervolgens voortgezet door (de eenmanszaak van) [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , maar [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de onderneming in werkelijkheid is gestaakt nadat de boerderij c.a. (op 1 juli 2015) geleverd was. Uit de door [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] overgelegde aanslagen voor de inkomstenbelasting / uitspraken op bezwaar (producties 7 en 8 bij de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie) blijkt ook dat vader vanaf het jaar 2017 door de belastinginspecteur niet meer als ondernemer werd aangemerkt: het belastbaar inkomen uit werk en woning in box 1 is op nihil gesteld.
4.13.
Vast staat dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader na de beëindiging van de stille maatschap zijn overgegaan tot verdeling van het maatschapsvermogen. Op grond van de liquidatieregeling in artikel 15 van het maatschapscontract zou dit in beginsel moeten plaatsvinden naar verhouding van de verdeling van de winst c.q. het verlies in het laatste boekjaar, zoals [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] stelt. De rechtbank leidt uit de jaarrekening 2016/2017 af dat in het laatste boekjaar de winst op 5050% basis door de maten is genoten. Dit laat echter onverlet dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader gerechtigd waren om over de verdeling van het maatschapsvermogen andere afspraken te maken. Dat hiervan sprake is geweest, volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit de overgelegde schriftelijke verklaringen van moeder en de boekhouder enerzijds en de door [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] afgelegde verklaringen anderzijds. De rechtbank zal hierna op elk bewijsstuk afzonderlijk ingaan.
4.14.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] heeft ter zitting, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Bij het opstellen van de koopovereenkomst in 2013 heb ik al met vader besproken hoe we het verder zouden gaan doen. Wij hebben toen afgesproken dat de boerderij voor mij was. Dat was zijn opzet. Mijn moeder wou uiteindelijk toch nog iets meer hebben. Met moeder heb ik toen over het bedrag gesproken. Of [naam 2] betrokken was bij dit soort afspraken? Ja, hij kan het bevestigen.
4.15.
In de schriftelijke verklaring van moeder van 26 oktober 2016 (productie 6 bij de antwoordakte van 12 januari 2023) staat het volgende:
De vermogensverdeling tussen de maten [vader] en [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] van de maatschap die gevormd is tussen [vader] en [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] moet minimaal plaats vinden van 90% voor [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en 10% [vader] .
4.15.1.
Dit bewijsstuk ondersteunt de verklaring van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] dat hij met moeder over (ongeveer) het bedrag heeft gesproken.
4.15.2.
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] betwist dat deze verklaring bewijs kan opleveren van afwijkende afspraken. Zij stelt om te beginnen vraagtekens bij de ‘authenticiteit’ ervan. Gesteld noch gebleken is echter dat de handtekening die op de verklaring geplaatst is, niet die van moeder zou zijn. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat het daadwerkelijk een verklaring van moeder betreft. Of de tekst ook daadwerkelijk door haar is geschreven/opgesteld, wat [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] zich afvraagt, doet verder niet ter zake.
4.15.3.
Verder doet [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] een beroep op vernietigbaarheid wegens misbruik van omstandigheden van de rechtshandeling die in de verklaring besloten ligt. Volgens haar heeft de ondertekening plaatsgevonden op het moment dat vader met een hersenbloeding in het ziekenhuis opgenomen was. Bovendien was moeder volgens haar gelet op haar leeftijd en gezondheidstoestand afhankelijk van (de zorg van) [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] . [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] betwisten dat sprake is geweest van misbruik van omstandigheden. De rechtbank gaat aan het vernietigingsberoep voorbij. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de stelplicht en de bewijslast op [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] . Dat betekent dat zij feiten en omstandigheden moet stellen die de door haar beoogde vernietiging rechtvaardigen. Hoewel voorstelbaar is dat de ziekenhuisopname van haar echtgenoot moeder niet onberoerd zal hebben gelaten, volgt hieruit nog niet dat moeder door die omstandigheid bewogen is tot het ondertekenen van deze verklaring en het instemmen met de daarin vastgelegde verdeelsleutel. Ook met haar stelling dat moeder destijds 84 jaar oud was en mede door gezondheidsproblemen afhankelijk zou zijn van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , heeft [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] onvoldoende onderbouwd dat moeder hierdoor bewogen is tot ondertekening. Verder heeft [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] nagelaten te onderbouwen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] moeder had behoren te weerhouden van het ondertekenen van deze verklaring. Het vernietigingsberoep slaagt dan ook niet.
4.15.4.
Uit de vaststaande feiten volgt dat moeder op grond van de algemene volmacht van 10 februari 2016 bevoegd was om rechtshandeling namens vader te verrichten. De volmacht is zeer ruim opgesteld (“
De volmacht omvat alle zaken van volmachtgever en alle rechtshandelingen en strekt zich uit tot daden van beschikking.”) Moeder was dus bevoegd om namens vader andere afspraken over de verdeling van het maatschapsvermogen te maken; de schriftelijke verklaring behelst naar het oordeel van de rechtbank een dergelijke rechtshandeling. Dat de verdeling uiteindelijk niet exact conform de in de schriftelijke verklaring genoemde percentages is uitgevoerd, regardeert [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verder niet.
4.16.
In de schriftelijke verklaring van (Administratiekantoor) [naam 2] van 9 februari 2021 staat het volgende:
In november 2017 kreeg ik tijdens een telefoongesprek met [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , dat zijn ouders en hij besloten hadden om de opbrengst van de verkoop van de onroerende goederen te verdelen overeenkomstig het opgemaakte testament van de ouders, waarbij een belangrijk deel van het vermogen, bij overlijden naar [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] gaat t.b.v. de voortzetting van de boerderij.
Omdat ik dit in eerste instantie van alleen [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] heb gehoord, was ik enigszins achterdochtig of dit ook de wens van zijn ouders was. Bij een bezoek aan huis van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en zijn ouders, om te werken aan de Jaarrekening 2015-2016 zat ik in de kamer met beide ouders. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en ik waren met een ander onderdeel bezig om de Jaarrekening uit te werken. Op een gegeven moment vertelde [moeder] dat zij en haar man beslist hebben om de opbrengst van de verkoop van de onroerende goederen voor een belangrijk deel op naam van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] te zetten. Voor mij was dit een goed gevoel, mede omdat de reactie spontaan en zonder gevoel van druk uitgesproken te zijn. Ook de vader beaamde dit.
Ik heb deze verklaring opgenomen, nadat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en ik in een telefonisch gesprek na het overlijden van zijn moeder , hierop kwamen en hij aangaf dat hij druk voelde vanuit zijn broer en zus. Toen ik hem bovengenoemd voorval benoemde was hij vergeten dat dit gespeeld heeft.
4.16.1.
Dit bewijsstuk ondersteunt de verklaring van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] dat (de verkoopopbrengst van) de boerderij c.a. (grotendeels) voor hem zou zijn.
4.16.2.
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] betwist dat deze verklaring bewijs kan opleveren van afwijkende afspraken. Aan haar kan worden toegegeven dat in deze verklaring geen percentages wordt genoemd, maar uit de passage “een belangrijk deel van het vermogen” valt af te leiden dat het om meer moet gaan dan een verdeling bij helfte, zoals door [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] wordt voorgestaan. De verklaring van [naam 2] ondersteunt bovendien de hiervoor besproken schriftelijke verklaring van moeder . Hij bevestigt dat zowel vader als moeder uit zichzelf gezegd hebben dat de verkoopopbrengst grotendeels aan [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] moest toekomen. Het maakt niet uit of vader ten tijde van dat gesprek nog in staat was om zijn belangen te behartigen, waaraan [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] twijfelt. Ook wanneer die twijfel gerechtvaardigd zou zijn, geldt dat moeder deelnam aan het gesprek waaraan [naam 2] refereert en dat moeder op grond van de algemene volmacht zelfstandig namens vader mocht handelen.
4.17.
[gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 25 december 2022 het volgende opgeschreven:
Op basis van het bovenstaande concludeer ik - handelend als volmachthouder namens mijn vader - dat er geen reden is om de winstverdeling van de stille maatschap aan te passen.
Overwegende dat:
-
De verkoopwaarde van het OG heeft een meerwaarde van ca EUR 1.050.000, - opgeleverd, boven de gemiddelde verkoopprijs in de regio (uitgaande van EUR 40.000, - per ha);
-
Deze extra waarde is toe te rekenen aan de inspanningen van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] ;
-
Een veel te late bedrijfsovername;
-
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] geen schenking heeft ontvangen;
-
Gedragen ondernemersrisico door [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] ;
-
Uit de legaten (getekend en niet getekend) blijkt dat onze ouders de wens hebben/hadden dat een belangrijk deel van het vermogen [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] toekomt;
-
Uit een document van onze moeder en de verklaring van de boekhouder blijkt dat zij een vermogensverdeling van 90-10 acceptabel vindt.
-
Door de winstverdeling wordt er invulling gegeven aan het legaat, waardoor onzekerheid voor [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] verdwijnt (prikkel om pas te herinvesteren na overlijden van vader )
4.17.1.
Hoewel [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] niet betrokken is geweest bij de verdeling van het maatschapsvermogen en evenmin aanwezig was bij het door [naam 2] beschreven moment bij vader en moeder thuis, vormt zijn verklaring naar het oordeel van de rechtbank steun voor de stellingen van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] . Met de kennis van nu bevestigt [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] dat de wijze waarop de stille maatschap is afgewikkeld strookt met de aan hem gebleken bedoelingen van vader en moeder . Hierbij betrekt de rechtbank dat [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] in dezelfde positie verkeert als [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] en dat zijn verklaring dus niet tot zijn eigen voordeel strekt.
4.18.
Tegenover dit alles staat de (blote) betwisting door [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] van de manier waarop alles geregeld is. Het feit dat zij hier niet bij betrokken is geweest en er moeite mee heeft dat dit de wens van vader en moeder zou zijn geweest, legt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht in de schaal. Haar stelling dat in artikel 12 van het maatschapscontract is bepaald dat de voortzetter een overnamesom verschuldigd is, snijdt geen hout. Er is immers sprake geweest van een liquidatie van de stille maatschap. Ook de verwijzing naar een legaat in het testament van vader , waarbij sprake zou zijn van een verkrijging door [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] van de boerderij c.a. tegen inbreng van de waarde, doet niet ter zake. Dat legaat is immers achterhaald door de wijze waarop het maatschapsvermogen, waaronder de boekwinst op de onroerende zaken, tussen [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader is verdeeld.
4.19.
De rechtbank stelt op basis van alle hier besproken bewijsmiddelen vast dat tussen [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader (vertegenwoordigd door moeder ) afspraken zijn gemaakt over de verdeling van het maatschapsvermogen, die inhouden dat van het totale maatschapsvermogen van € 1.943.007,00 in totaal € 304.275,00 (15,66%) aan vader toekomt en € 1.638.762,00 (84,34%) aan [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] .
4.20.
Ook stelt de rechtbank vast dat de stille maatschap overeenkomstig deze afspraken is afgewikkeld. Uit de overgelegde correspondentie met de belastinginspecteur en de jaarrekening 2016/2017 (waarin de vergelijkende cijfers uit de jaarrekening 2015/2016 zijn overgenomen) volgt genoegzaam dat het eindkapitaal per 30 april 2016, na toevoeging van de op de onroerende zaken behaalde boekwinst, € 1.943.006,00 bedraagt. Uit een brief van 23 oktober 2019 van [naam 3] (Specialist IH) namens de belastinginspecteur volgt dat de aanslag inkomstenbelasting 2016 overeenkomstig de jaarrekening is afgehandeld:
Ik ben nu van plan om het bezwaar overeenkomstig deze uitkomst [toevoeging rechtbank: van een overleg tussen de makelaar van de maten en de rijkstaxateur] af te handelen. Dit leidt tot de hieronder berekende inkomsten over het jaar 2016 waarbij ik de door u in de jaarstukken gegeven verdeling van winst overneem.
Dit blijkt ook uit een e-mail van 27 januari 2021 van [naam 4] (Heffer IH MKB klein 2) namens de belastinginspecteur over het bezwaarschrift tegen twee opgelegde aanslagen:
Op basis van de informatie in deze brief [toevoeging rechtbank: de hiervoor geciteerde brief van 23 oktober 2019] ben ik van plan zoals we telefonisch hebben besproken om uw bezittingen en de bezittingen van uw vader op peildatum 01 januari 2017 te verdelen in de verhouding 84,34% om 15,66%.
(…)
Ik ben daarom van plan uw vennootschappelijk vermogen van € 1.943.007 volgens de jaarrekening zoals volgt te verdelen:
Uw aandeel is: € 1.638.732. Dat is 84,34% van € 1.943.007.
Het aandeel van uw vader is € 304.275. Dat is 15,66% van € 1.943.007.
4.21.
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft niet weersproken dat het aandeel van vader in het maatschapsvermogen vervolgens is omgezet in een schuld/vordering-verhouding tussen [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader . Er is daarom geen sprake geweest van enig onrechtmatig handelen door, onverschuldigde betaling aan of ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] (ter zake van het door [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] genoemde bedrag van € 655.030,50), zodat haar vorderingen niet op die grondslag toewijsbaar zijn. Het door [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] in hun allerlaatste processtuk gevoerde verjaringsverweer, waar [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] nog niet op heeft kunnen reageren, kan gelet hierop onbesproken blijven.
4.22.
De vraag of en in hoeverre een vordering op [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] is ontstaan ter zake van de in de periode van 2002 tot en met 2011 gerealiseerde verkoopopbrengst van andere onroerende zaken van vader en moeder , die kennelijk niet tot het maatschapsvermogen behoorden, zal de rechtbank onbesproken laten. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft daar blijkens haar akte na mondelinge behandeling geen vorderingen (meer) op gebaseerd.
De schuld/vordering-verhouding tussen vader en [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie]
4.23.
Vast staat dat tot de ontbonden huwelijksgemeenschap een vordering op [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] behoort uit hoofde van de schuld/vordering-verhouding (zoals bedoeld in de rechtsoverweging 4.21). [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gaat echter uit van een aanvangsschuld van € 310.702,00, terwijl [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] steeds een bedrag van € 304.275,00 hebben genoemd. Uit de overgelegde jaarrekening 2016/2017 blijkt dat het vennootschappelijk kapitaal € 1.943.007,00 bedraagt (p. 11) en dat het eindkapitaal van de vennoten op 30-04-2016 € 1.632.304,00 bedraagt voor [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en € 310.702,00 voor vader (p. 19). Deze cijfers wijken (enigszins) af van de bedragen die in de brieven van 23 oktober 2019 en 27 januari 2021 namens de belastinginspecteur zijn genoemd. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] hebben geen uitleg over deze afwijking gegeven. Omdat de belastinginspecteur blijkens genoemde brieven is uitgegaan van de jaarrekening van de stille maatschap, zal de rechtbank de overgelegde jaarrekening als leidend beschouwen. Dat betekent dat de rechtbank bij de verdere beoordeling er vanuit zal gaan dat de vordering op [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] in oorsprong € 310.702,00 heeft bedragen.
4.24.
Tussen partijen is vervolgens in geschil in hoeverre [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] op deze schuld/vordering-verhouding door hem betaalde kosten die voor rekening van vader en/of moeder kwamen, in mindering heeft mogen brengen. Het gaat volgens [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] onder andere om huisvestingskosten zoals huur en energie, boodschappen, zorgkosten, vervoer naar ziekenhuis en zorghulp. Volgens [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] niet voldoende onderbouwd dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] kosten ten behoeve van vader en/of moeder heeft gemaakt. Er zijn geen betaalbewijzen overgelegd, waardoor dit ook niet te controleren valt.
4.25.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] de stelplicht en de bewijslast rust voor hun stelling dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] kosten heeft betaald die voor rekening van vader en/of moeder kwamen. De rechtbank heeft hen na de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld om de afname van de vordering op [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] nader toe te lichten. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] hebben vervolgens een overzicht “Totale kosten bij elkaar” met bijbehorende steunberekeningen overgelegd, wat sluit op een bedrag van € 118.537,07. Achterliggende facturen hebben zij echter niet in het geding gebracht. De rechtbank zal hierna nader ingaan op de afzonderlijke kostenposten die op het overzicht staan.
- Aanschaf spullen € 14.497,93
4.26.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] diverse zaken voor vader en/of moeder heeft gekocht. De steunberekening bestaat uit drie pagina’s met een opsomming van zaken (van sta-op-stoelen tot een wateronderzoek voor moeder ). Volgens [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] is onduidelijk welke uitgaven voor vader en moeder waren en welke voor de woning. Verder roepen uitgaven voor de huishoudelijke hulp, het zuurstofapparaat voor moeder en de aanschaf van petroleumkacheltjes vragen bij haar op. In reactie hierop hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] aangevoerd dat de meeste uitgaven in opdracht van de thuiszorg en de fysiotherapeut zijn gedaan en dat moeder gebruik wilde maken van een huishoudelijke hulp. Uit de aard van de op de lijst vermelde zaken leidt de rechtbank af dat de uitgaven voor het merendeel voor vader en/of moeder moeten zijn gedaan. De rechtbank beschouwt de betwisting van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in beginsel onvoldoende om deze post volledig af te wijzen. Toch ziet de rechtbank aanleiding om niet het volledige bedrag te honoreren. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] hebben bij hun allerlaatste processtuk een overzicht gevoegd van achterliggende facturen waarover zij beschikken, waarmee volgens hen een bedrag van € 10.846,48 verantwoord kan worden. Voor een bedrag van € 7.782,00 ontbreken facturen. De rechtbank begrijpt niet waarom [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] niet direct de tot hun beschikking staande facturen in het geding hebben gebracht. Ook dit getuigt van een weinig open procesvoering. De rechtbank zal hieruit de gevolgtrekking maken die haar geraden voorkomt. Dat houdt in dat deze post slechts wordt geaccepteerd voor het bedrag dat verantwoord kan worden, namelijk € 10.846,48.
- Brandstofkosten ziekenhuis € 2.243,00
4.27.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] brandstofkosten heeft gemaakt. De steunberekening bevat een opsomming van gereden kilometers, variërend van 348 kilometer tot bijna 2367 kilometer, en een gehanteerde kilometerprijs van 30 cent. Volgens [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] zou dit neerkomen op zo’n 125 ziekenhuisbezoeken, terwijl de kilometerprijs afwijkt van wat belastingvrij is toegestaan (19 cent). In een reactie hierop hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] aangevoerd dat het gaat om gemiddeld 17 ritjes per jaar. Deze reactie beschouwt de rechtbank niet afdoende. Zo is nog steeds niet inzichtelijk op welke datums zou zijn gereden, wat het doel van het ritje was of welke trajecten zijn afgelegd. Evenmin is een deugdelijke toelichting op de gehanteerde kilometerprijs gegeven. Deze post kan daarom niet in mindering worden gebracht op de schuld/vordering-verhouding.
- Kosten 24u zorg € 27.558,00
4.28.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] kosten voor 24-uurszorg heeft betaald. De steunberekening bevat een opsomming van de totale kosten over de jaren 2018, 2019 en 2020. Volgens [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] valt dit niet te begrijpen, omdat er PGB beschikbaar was. In reactie hierop hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] aangevoerd dat alleen vader over PGB beschikte, maar dat moeder ook zorg nodig had die niet van daaruit betaald kon worden. Deze reactie beschouwt de rechtbank niet afdoende. Zo is niet inzichtelijk waar de zorg zou zijn ingekocht en welke zorg aan moeder is verleend. Deze post kan daarom niet in mindering worden gebracht op de schuld/vordering-verhouding.
- Boodschappen € 9.735,81
4.29.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] boodschappen voor zijn ouders heeft gedaan. De steunberekening bevat een opsomming van uitgaven in 2018, 2019 en 2020 en bij Hanos, uitgesplitst per maand. Volgens [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] is niet duidelijk of de boodschappen voor vader en moeder zijn gedan, of (ook) voor [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en zijn gezin. In een reactie hierop hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] aangevoerd dat hij de eerste 2 à 3 jaar alle boodschappen voor zijn ouders deed. Deze reactie beschouwt de rechtbank niet afdoende. Zonder onderliggende bewijsstukken, zoals bijvoorbeeld de betreffende bonnetjes of eventueel bankafschriften die aantonen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] apart voor zijn eigen gezin inkopen deed, kan niet worden vastgesteld dat deze boodschappen voor vader en/of moeder zijn gedaan. Deze post kan daarom niet in mindering worden gebracht op de schuld/vordering-verhouding.
- Kosten begrafenis € 15.049,51
4.30.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] de begrafeniskosten heeft voldaan. De steunberekening bevat een opsomming van kosten voor onder meer de steen en de begrafenisondernemer. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] erkent deze kosten tot een bedrag van € 14.057,39; alleen de kosten voor het gehuurde busje betwist zij. In reactie hierop hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] aangevoerd dat het busje gehuurd moest worden voor een lange reis van meerdere dagen. Deze reactie beschouwt de rechtbank niet afdoende. Onduidelijk is wat een reis van meerdere dagen te maken heeft met de uitvaart van moeder . Die deelpost wordt daarom verder buiten beschouwing gelaten.
4.31.
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] wijst er voorts terecht op dat de uitvaartkosten geen schuld van de huwelijksgemeenschap zijn, maar slechts van de nalatenschap. Dat betekent dat deze schuld niet op de schuld/vordering-verhouding in mindering kan worden gebracht. Wel zal met deze schuld rekening worden gehouden in het kader van de vaststelling van het saldo van de nalatenschap.
- Afvalstoffenheffing € 878,68
4.32.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] de afvalstoffenheffing voor vader en moeder betaald heeft. De steunberekening laat zien dat hij uitgaat van 4 keer jaarlijkse kosten en 26 ledigingen. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vraagt zich af of deze heffing alleen op vader en moeder betrekking had. In reactie hierop hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] aangevoerd dat vader en moeder de meeste afval hadden, vooral vanwege de door de thuiszorg gebruikte hulpmiddelen. Deze kostenpost beschouwt de rechtbank als onvoldoende betwist. Deze post kan in mindering worden gebracht op de schuld/vordering-verhouding.
- Nutsvoorziening € 5.136,00
4.33.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] het stroomverbruik voor vader en moeder betaald heeft. De steunberekening laat zien dat hij uitgaat van 2 keer jaarlijkse kosten. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vraagt zich af of deze heffing alleen op vader en moeder betrekking had. In reactie hierop hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] aangevoerd dat het berekende bedrag 2/3e van de nutsvoorziening betreft en de kachel de hele dag voor moeder stond te branden. Deze kostenpost beschouwt de rechtbank als onvoldoende betwist. Deze post kan in mindering worden gebracht op de schuld/vordering-verhouding.
- Rente schenking € 1.272,00
4.34.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] rente over schenkingen aan [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] heeft betaald voor vader en moeder . De steunberekening laat zien dat hij uitgaat van 1 jaarlijkse betaling voor 2 personen. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft deze post in het geheel niet weersproken. Deze post kan in mindering worden gebracht op de schuld/vordering-verhouding.
- Huur huis € 42.165,44
4.35.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat vader en moeder zouden meebetalen aan huur. De steunberekening laat zien dat van een maandelijkse huur van € 1.317,67 een bedrag van € 878,45 aan vader en moeder is toegerekend. Het gaat om de huurpenningen over 4 jaren. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vraagt zich af waarom bij de berekening geen rekening is gehouden met het gezin van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] . In reactie hierop hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] aangevoerd dat zijn partner er alleen was om af en toe op te passen. Deze kostenpost beschouwt de rechtbank als onvoldoende betwist. Deze post kan in mindering worden gebracht op de schuld/vordering-verhouding.
- Energie € 9.600,00
4.36.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] stellen dat de energiekosten maandelijks € 200,00 bedroegen. Uit de steunberekening valt op te maken dat hij een deel van de energiekosten in 2017 tot en met 2020 aan vader en moeder heeft toegerekend. [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vraagt zich af of bij de berekening ook rekening is gehouden met het gezin van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] . In reactie hierop hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] aangevoerd dat het berekende bedrag 2/3e van de gemaakte energiekosten betreft. Deze kostenpost beschouwt de rechtbank als onvoldoende betwist. Deze post kan in mindering worden gebracht op de schuld/vordering-verhouding.
4.37.
De slotsom is dat van het oorspronkelijk door [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] aan vader verschuldigde bedrag van € 310.702,00, welk bedrag in de ontbonden huwelijksgemeenschap valt, nog in totaal (€ 310.702 – € 10.846,48 – € 878,68 – € 5.136 – € 1.272 – € 42.165,44 – € 9.600 =) € 240.803,40 verschuldigd is.
De waarde van de nalatenschap en de (niet-opeisbare) vorderingen op vader
4.38.
Met inachtneming van wat in dit vonnis tot nu toe is overwogen en dat waar partijen het over eens zijn, stelt de rechtbank vast dat de ontbonden huwelijksgemeenschap bestaat uit het navolgende:
Bezittingen
Bankrekeningen:
- [bankrekeningnummer 7] € 12.412,52
- [bankrekeningnummer 6] € 47.858,32
- [bankrekeningnummer 5] € 117,63 -/-
- [bankrekeningnummer 4] € 14.120,63
Vordering op [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie]
€ 240.803,40
Totaal € 315.077,24
Schulden
Schenking aan [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] € 21.209,00
Schenking aan [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie]
€ 21.209,00
Totaal
€ 42.418,00
Saldo€ 272.659,24
4.39.
De waarde van de nalatenschap bedraagt de helft hiervan, dus € 136.329,62. Dit bedrag moet nog worden verminderd met de uitvaartkosten van € 14.057,39. De in aanmerking te nemen waarde van de nalatenschap bedraagt dus € 122.272,23. Uit hoofde van de ouderlijke boedelverdeling hebben [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] een vordering op vader gekregen gelijk aan 1/4e deel van deze waarde van de nalatenschap, zijnde € 30.568,06 per persoon. De hiertoe strekkende (over en weer ingestelde) vorderingen zullen met inachtneming hiervan worden toegewezen.
Geen verbeurdverklaring
4.40.
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] doet een beroep op artikel 3:194 lid 2 BW. Volgens haar hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] en vader (opzettelijk) bestanddelen van ontbonden huwelijksgemeenschap, althans de nalatenschap, verzwegen en hebben zij om die reden hun aandeel daarin aan haar verbeurd. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] hebben dit weersproken. De rechtbank verwerpt het beroep om de navolgende redenen.
4.41.
Voor zover de door [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gestelde verzwijging gelegen zou zijn in het volgens haar ten onrechte niet volgen van de liquidatie- en winstverdelingsregeling in het maatschapscontract, stuiten haar stellingen af op het oordeel dat hiervoor onder rechtsoverweging 4.21 besloten ligt. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , vader en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] hebben daarom niet elk een bedrag van (1/4e deel van de helft van € 665.030,50 =) € 81.878,81 aan [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verbeurd.
4.42.
[gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] gingen aanvankelijk uit van een schuld aan vader van € 85.812,78 (zie randnummer 26 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie), maar komen vervolgens na de mondelinge behandeling uit op een veel hoger bedrag van € 185.738,00 (zie randnummer 5 van hun akte na gehouden comparitie). [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] wijst er terecht op dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] voor het verschil van € 99.925,22 geen enkele verklaring hebben gegeven, maar dat enkele feit rechtvaardigt nog niet de conclusie dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] dit (deel van het) gemeenschapsgoed verzwegen heeft. Dat geldt evenmin voor zijn schuld aan vader als zodanig. [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] hebben van meet af aan duidelijk gemaakt dat tot de ontbonden huwelijksgemeenschap een vordering op [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] behoort uit hoofde van de verdeling van het maatschapsvermogen tussen hem en vader . In het feit dat in de loop van deze procedure het verweer ter zake van de in mindering gebrachte kosten is aangepast, ligt nog geen (opzettelijke) handeling besloten als bedoeld in artikel 3:194 lid 2 BW.
De zaak tegen vader
4.43.
Vader heeft geen verweer gevoerd. De omstandigheid dat hij met [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] gezamenlijk betrokken is bij de ouderlijke boedelverdeling, noopt evenwel tot eenzelfde beslissing tegen alle gedaagden in conventie.
De proceskosten
4.44.
De uitkomst van deze zaak is dat geen van partijen geheel in het gelijk of ongelijk wordt gesteld. Dit gegeven vormt, net als de familierelatie tussen partijen, in beginsel een reden voor compensatie van de proceskosten.
4.45.
[Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft zich op het standpunt gesteld dat hier een uitzondering op moet worden gemaakt. Volgens haar hebben [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] onnodig een reconventionele vordering ingesteld, omdat deze in wezen tot hetzelfde strekt als de vordering die [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] al had ingesteld. De rechtbank volgt [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] niet in dit standpunt. De vordering in reconventie is gebaseerd op andere (reken)uitgangspunten dan die in conventie. De kosten voor de reconventie zullen daarom niet voor rekening van [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] , vader en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] worden gebracht, zoals [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verzoekt. In de wijze waarop de afwikkeling van de nalatenschap is verlopen, ziet de rechtbank evenmin aanleiding om [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] in de proceskosten te veroordelen.
4.46.
De rechtbank brengt in herinnering dat zij de na de mondelinge behandeling verrichte proceshandelingen als onnodig door [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] veroorzaakt beschouwt (zie rechtsoverweging 4.5). Dat betekent dat [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] wel zullen worden veroordeeld in de proceskosten die hiermee gemoeid zijn. De kosten aan de zijde van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] worden vastgesteld op 2 punten × tarief € 598,00 = € 1.196,00. Vader staat hier verder buiten. Alle overige proceskosten, waaronder de nakosten, zullen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
stelt de waarde van de nalatenschap van moeder vast op de wijze zoals in rechtsoverwegingen 4.38 en 4.39 is bepaald;
5.2.
verklaart voor recht dat [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] uit hoofde van de ouderlijke boedelverdeling in de nalatenschap van moeder een (niet-opeisbare) vordering op vader hebben verkregen van € 30.568,06 per persoon;
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij sub 1 in conventie, eisende partij in reconventie] en [gedaagde partij sub 3 in conventie, eisende partij in reconventie] in de na de mondelinge behandeling gemaakte proceskosten, aan de zijde van [Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vastgesteld op € 1.196,00;
5.4.
compenseert de overige proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.3 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.
750