Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Voor zover uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld, wordt dit in de uitspraak vermeld. De burgerlijke rechter is aan die beslissing gebonden.
Artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)
1. Er worden registers ingesteld, waarin degenen die aan de daarvoor bij en krachtens deze wet gestelde voorwaarden voldoen, op hun aanvrage worden ingeschreven, onderscheidenlijk als:
arts,
tandarts,
apotheker,
gezondheidszorgpsycholoog,
psychotherapeut,
fysiotherapeut,
verloskundige,
verpleegkundige,
physician assistant,
orthopedagoog-generalist,
klinisch technoloog.
2. Bij elke inschrijving worden in het register vermeld de naam, voornamen, geslacht, geboortedatum, nationaliteit en adres van de betrokkene en het nummer en het tijdstip van inschrijving. Bij ministeriële regeling kunnen gegevens worden aangewezen die ten behoeve van het identificeren van beroepsbeoefenaren bij de inschrijving worden vermeld.
3. De naam, de voorletters, het geslacht, het BIG-nummer en het betreffende beroep en specialisme van een ingeschrevene zijn openbaar. Bij ministeriële regeling kunnen andere gegevens worden aangewezen die openbaar zijn om een beroepsbeoefenaar in het register te kunnen vinden.
4. Indien de inschrijving van een beroepsbeoefenaar plaatsvindt op basis van een gedeeltelijke toegang als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, wordt dit bij de inschrijving aangetekend, waarbij wordt vermeld voor welke beroepswerkzaamheden de gedeeltelijke toegang geldt en onder welke beroepstitel die beroepsbeoefenaar zijn beroepswerkzaamheden op grond van artikel 12, derde lid, uitvoert.
5. Elk register wordt ingesteld en beheerd door Onze Minister.
6. De registers worden ingesteld ten einde te kunnen voldoen aan een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 12 en ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van de artikelen 4 en 17.
7. De regionale tuchtcolleges en het centraal tuchtcollege hebben voor de uitoefening van hun taak als bedoeld in hoofdstuk VII, toegang tot de informatie in de registers. Bij ministeriële regeling kunnen daarover nadere regels worden gesteld.
Artikel 14 van de Wet BIG
1. Indien een organisatie van beoefenaren van een beroep als bedoeld in artikel 3, voor de inschrijving van beroepsbeoefenaren die een bijzondere deskundigheid hebben verworven met betrekking tot de uitoefening van een deelgebied van hun beroep, een specialistenregister heeft en daaraan een titel is verbonden, kan Onze Minister bepalen dat die titel als wettelijk erkende specialistentitel wordt aangemerkt. Een aanvraag daartoe wordt gedaan door het bestuur van de organisatie; het bestuur kan de bevoegdheid daartoe overdragen aan het orgaan, bedoeld in het tweede lid, onder d.
2. Een dergelijk besluit neemt Onze Minister uitsluitend indien dat wenselijk is ter bevordering van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de organisatie is, naar het oordeel van Onze Minister, voldoende representatief voor de beoefenaren van het betrokken beroep;
de organisatie is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;
de organisatie stelt regels waarin in ieder geval worden vastgelegd
– de procedure voor de besluitvorming binnen de organisatie met betrekking tot het instellen van een specialistenregister,
– de taken en samenstelling van de verschillende organen en
– het bedrag dat, ter dekking van de kosten, voor de behandeling van een aanvraag voor inschrijving en voor erkenning van een opleidingsinstelling, onderscheidenlijk opleider, is verschuldigd;
de organisatie kent een orgaan dat
– belast is met het besluit tot instelling van een specialistenregister, en
– regels stelt met betrekking tot de eisen die gesteld worden aan de inschrijving als specialist en aan de erkenning van opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk opleiders, voor een specialisme;
de organisatie kent tevens een orgaan dat is belast met
– de inschrijving van specialisten,
– de erkenning van opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk de opleiders en
– het toezicht op de uitvoering van de regels door de erkende opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk opleiders.
3. Een door een orgaan als bedoeld in het tweede lid, onder d, vastgestelde regeling is in overeenstemming met de bij of krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gestelde regels en de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Trb. 2000, 16 en 86).
4. De regelingen, bedoeld in het tweede lid, onder c en d, behoeven de instemming van Onze Minister; de instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
5. Inschrijving in een erkend specialistenregister is niet afhankelijk van het lidmaatschap van de organisatie.
6. Inschrijving in een erkend specialistenregister is uitsluitend mogelijk voor personen die in het betrokken register zijn ingeschreven.
7. Aan een ieder die zulks verlangt wordt door de beheerder van een erkend specialistenregister meegedeeld of een persoon in het specialistenregister is ingeschreven.
8. Onze Minister kan een orgaan als bedoeld in het tweede lid, onder d, met betrekking tot de in dit artikel bedoelde taken in verband met bindende besluiten van de Europese Gemeenschap alsmede ter bevordering van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg aanwijzingen geven. Alvorens daartoe over te gaan hoort hij het betrokken orgaan. Een aanwijzing kan niet inhouden dat een specialistenregister voor een bepaald deelgebied tot stand dient te worden gebracht. Een aanwijzing heeft geen betrekking op een individuele specialist, opleidingsinstelling of opleider.
9. Onze Minister kan een op grond van het eerste lid genomen besluit intrekken indien niet meer wordt voldaan aan het bepaalde in dit artikel.
10. Het orgaan, bedoeld in het tweede lid, onder d, verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
11. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op een orgaan als bedoeld in het tweede lid, onder e, voor zover dit orgaan werkzaamheden uitoefent met betrekking tot een erkend specialistenregister. In afwijking van de eerste volzin is artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen niet van toepassing, voor zover het besluiten betreft ter zake van de inschrijving.
12. In de Staatscourant wordt mededeling gedaan van:
a. de besluiten van Onze Minister krachtens het eerste, vierde, achtste en negende lid;
vaststelling en wijziging van een regeling als bedoeld in het tweede lid, onder c en d.