ECLI:NL:RBNNE:2023:2789

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
18-027932-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een shetlandpony

Op 7 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een shetlandpony. De zaak kwam voort uit een incident op 23 augustus 2021, waarbij de verdachte naakt werd aangetroffen in de nabijheid van de pony. De officier van justitie eiste veroordeling op basis van forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse die een match aangaf tussen het DNA van de verdachte en de shetlandpony. De verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien het DNA van een onbekende man ook was aangetroffen op de pony. De rechtbank oordeelde dat het bewijs, inclusief getuigenverklaringen en forensisch onderzoek, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd met de shetlandpony en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, evenals een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uren. De rechtbank hield rekening met de psychische gesteldheid van de verdachte en de maatschappelijke impact van zijn daden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen voldoende bewijs was voor immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18.027932.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.S. Gerson, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op 23 augustus 2021 te [adres] , althans in Nederland, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een (shetland) pony (eigendom van [naam 1] ), immers heeft hij, verdachte, een of meerdere malen zijn (ontblote) geslachtsdeel in de vagina en/of anus van bovengenoemde (shetland) pony, gebracht, en/of heeft hij met zijn handen en/of (ontblote) geslachtsdeel bovengenoemde (shetland) pony rondom/op/bij de vagina en/of anus aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zijn geslachtsdeel op de ten laste gelegde dag, te weten 23 augustus 2021, in de vagina of anus van de shetlandpony heeft gebracht. Uit de inhoud van het dossier blijkt enkel dat er DNA van een onbekend gebleven persoon in en op de shetlandpony is aangetroffen en kan niet worden vastgesteld dat voornoemd DNA van verdachte afkomstig is. Voorts is door de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een aannemelijk geworden alternatieve verklaring heeft aangevoerd voor het feit dat er DNA, afkomstig van een shetlandpony, op en rond zijn geslachtsdeel is aangetroffen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 augustus 2021, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021229607 d.d. 19 december 2021, inhoudend als verklaring van verdachte:
Toen ik daar (
de rechtbank begrijpt: in de paardenstal gelegen aan de [adres] te [adres]) kwam heb ik mijn kleren uitgetrokken, opgevouwen en in mijn tas gestopt. Ik wil ook zeggen dat ik hou van het kijken naar paardenseks. Ik had de gedachten om dit te proberen. Daarmee bedoel ik dat ik seks wilde hebben met dieren. Een keer heb ik een dier gestreeld bij de penis en anus. Ik had ook de gedachten om seks te hebben met een paard. Ik wilde dat uitproberen. Een week geleden heb ik met mijn handen de kont en de penis van het paard aangeraakt. Dat was op dezelfde plaats als waar ik gisteren ben aangetroffen. Op 23 augustus 2021 was ik naakt. De vrouw heeft mij gezien.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 augustus 2021, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Op 23 augustus 2021 ben ik naar het weiland gegaan. Toen ik de deur van de stal opende zag ik een manspersoon gehurkt op de grond zitten. Ik zag dat de persoon naakt was en zijn kleren vast hield.
Ik zag dat zijn penis stijf was. Een maand geleden is er in de stal een flesje glijmiddel gevonden.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] d.d. 22 augustus 2021, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam 2] :
Aangezien er mogelijk epitheel en/of sperma van de verdachte is achtergebleven op/in de vulva van [naam 4] (
de rechtbank begrijpt: de shetlandpony), heb ik meerdere bemonsteringen genomen van de buiten- en de binnenzijde van de vulva en de anus. Ik heb hierbij gebruik gemaakt van een zogeheten zedenkit voorzien van SIN ZAAE1613NL.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek persoon d.d. 24 augustus 2021, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam 3] :

Verdachte

Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1991
Het volgende spoor en sporendrager werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Biologisch spoor
Spoornummer: PL0100-2021229607-72804
SIN: ZAAE1612NL
5.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.09.21.116 (aanvraag 001) d.d. 7 oktober 2021 opgemaakt door ing. V. van Marion, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn verklaring:

Onderzoek naar biologische sporen

De zes bemonsteringen van de schaamlippen, van diep vaginaal en in de anus uit de Instituut onderzoeksset zedendelicten ZAAE1613NL afgenomen bij een pony zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma en spermavloeistof. Hierbij is in alle zes bemonsteringen een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof.
In Tabel 2 staan de resultaten vermeld van het DNA-onderzoek en van wie het DNA in de bemonstering afkomstig kan zijn op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek.
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN
Omschrijving
DNA kan afkomstig zijn van
ZAAE1613NL #01, #02, #03, #04, #05, #06
Buitenste en binnenste schaamlippen, diep vaginaal en in de anus
Onbekende man A (zie toelichting)
Toelichting: Wanneer het DNA-profiel van een persoon overeenkomt met het DNA-profiel dat is gekoppeld aan onbekend man A, zal de bewijskracht meer dan 1 miljard zijn.
6.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van
Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.09.21.116 (aanvraag 001) d.d. 19 november 2021 opgemaakt door dr. M. Wesselink op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Uitgevoerd onderzoek

Uit de zedenkit [ZAAE1612NL] van de verdachte zijn de 'natte bemonstering van de penishuid' en de bemonstering van de 'onderzijde rand eikel/ slijmvlies voorhuid' gebruikt voor DNA-extractie, soortbepaling en onderzoek naar autosomaal paarden DNA.
Als referentiemonster van de shetlandpony is de speekselbemonstering [AA004379N11 gebruikt voor onderzoek naar autosomaal paarden DNA. Daarnaast zijn deelmonsters van DNA-extracten uit de zedenkit [ZAAE1613Nt..] van de shetlandpony gebruikt voor autosomaal DNA-onderzoek.
Resultaten en interpretatie van resultaten
5.1
Zedenkit [ZAAE1612NL] van de verdachte
De bemonsteringen van de penishuid en de rand van de eikel uit zedenkit [ZAAE1612NL] van de verdachte zijn volgens gestandaardiseerde methoden volledig opgewerkt tot DNA-extracten. Deze bemonsteringen zijn hierbij verbruikt.
Soortbepaling
De DNA-extracten van de twee bemonsteringen van zedenkit [ZAAE1612NL] zijn onderzocht met de bij 4.1 beschreven benadering 1 voor soortbepaling, welke gebruik maakt van specifieke soortmerkers. Uit de DNA-extracten van beide bemonsteringen zijn piekenpatronen verkregen die overeenkomen met het piekenpatroon van paard.
De overeenkomst tussen het piekenpatroon van paard en de piekenpatronen van de soortmerkers van de twee onderzochte bemonsteringen van de verdachte betekent dat de identificatie zeker is tot de soort Equus cabal/us. Hieronder vallen ook (shetland)pony's.
Autosomaal paarden DNA-onderzoek
De DNA-extracten van de twee bemonsteringen van de verdachte zijn gebruikt voor het genereren van DNA-profielen met autosomale DNA-merkers voor paarden.
(…)
Uit de bemonstering 'onderzijde rand eikel/ slijmvlies voorhuid' uit de zedenkit [ZAAE1612NL] van de verdachte is een partieel DNA-profiel verkregen.
5.2
Referentiemateriaal shetlandpony
(…)
De deelmonsters van DNA-extracten uit de zedenkit [ZAAE1613NL] van de shetlandpony zijn vervolgens gebruikt voor het genereren van DNA-profielen met autosomale DNA-merkers voor paarden. Hieruit is een volledig DNA-profiel verkregen.
Vergelijking autosomale DNA-profielen
Het partiële DNA-profiel uit de bemonstering 'onderzijde rand eikel/ slijmvlies voorhuid' uit de zedenkit [ZAAE1612NL] van de verdachte matcht met het DNA-profiel van de shetlandpony. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering afkomstig kan zijn van de shetlandpony.
De bewijskracht van deze match is bepaald zoals beschreven bij 4.3. Hieruit volgt dat voor de match tussen het partiële profiel van de bemonstering 'onderzijde rand eikel/ slijmvlies voorhuid' uit de zedenkit [ZAAE1612NL] en het referentiemateriaal van (ZAAE1613NLJ van de shetlandpony geldt dat de kans dat een ander willekeurig paard dit partiële profiel heeft, minder is dan één op één miljard.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 23 augustus 2021 naakt en in de directe nabijheid van een shetlandpony door aangeefster in een stal aan de [adres] is aangetroffen. Uit de resultaten van het forensisch onderzoek dat nadien is verricht leidt de rechtbank enerzijds af dat in de vagina en anus van de shetlandpony menselijk DNA is aangetroffen van een onbekende man en anderzijds op en rond de geslachtsdelen van verdachte DNA is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van een shetlandpony. Verdachte heeft voorts op 24 augustus 2021 ten overstaan van de politie verklaard geïnteresseerd te zijn in seks met dieren en op eerdere momenten, in de stal waar hij is aangetroffen, de penis en anus van de shetlandpony’s te hebben aangeraakt. De ter terechtzitting van 23 juni 2023 afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende dat hij ten overstaan van de politie niet naar waarheid heeft verklaard, acht de rechtbank, mede gelet op de overige inhoud van het dossier, ongeloofwaardig. Te meer nu van een aannemelijk geworden alternatief scenario - dat verklaart hoe menselijk DNA van een man in de vagina en anus van de shetlandpony is gekomen - niet is gebleken. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank boven redelijke twijfel verheven dat het aangetroffen menselijke DNA in de vagina en anus van de shetlandpony van verdachte afkomstig is.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die zich op 23 augustus 2021 heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de shetlandpony.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op 23 augustus 2021 te [adres] , ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een shetlandpony, immers heeft hij, verdachte, zijn ontblote geslachtsdeel in de vagina en anus van bovengenoemde shetlandpony gebracht en heeft hij met zijn handen en ontblote geslachtsdeel bovengenoemde shetlandpony rondom de vagina en anus aangeraakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Ontuchtige handelingen plegen met een dier
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht, behandelverplichting en locatieverbod voor het dorp [adres] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de psychische gesteldheid van verdachte en het tijdsverloop van onderhavige strafzaak. De raadsvrouw heeft bepleit, indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, de door de officier van justitie geëiste taakstraf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen, zonder daar het locatieverbod als bijzondere voorwaarde aan te verbinden. Verdachte verblijft inmiddels in Amsterdam waardoor voornoemd locatieverbod geen toegevoegde waarde meer zal hebben.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies d.d. 11 mei 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 mei 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een shetlandpony, door zijn geslachtsdeel in de vagina en anus van de shetlandpony te brengen. De integriteit van dieren is een rechtens te respecteren belang en seksueel contact tussen mens en dier is in strijd met de goede zeden en daarom strafbaar gesteld. Daarenboven veroorzaken dergelijke feiten maatschappelijke onrust en verontwaardiging. Daar komt bij dat verdachte niet volledig openheid van zaken heeft willen geven.
Blijkens het rapport van de reclassering d.d. 11 mei 2023 is verdachte een kwetsbare en getraumatiseerde man van wie het psychosociaal functioneren als risicoverhogende factor wordt beschouwd. Het feit dat verdachte openstaat voor psychologische behandeling en mee lijkt te willen werken aan reclasseringstoezicht ziet de reclassering als beschermende factor. Het recidiverisico dat van verdachte uitgaat wordt door de reclassering dan ook als laag ingeschat. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden een meldplicht, (ambulante) behandelverplichting en locatieverbod.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden. Om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan dergelijke strafbare feiten acht de rechtbank daarnaast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

Benadeelde partij

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel moet worden toegewezen, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen en in haar persoon is aangetast.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel nietontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het ten laste gelegde heeft de raadsvrouw subsidiair bepleit de vordering van de benadeelde partij te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst en schrik vormen op zichzelf nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd noch is daaromtrent een deskundigenoordeel in het dossier aanwezig. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 254 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Verslavingszorg Inforsa op het adres aan de [vestigingsplaats] . Veroordeelde zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en zich gedurende de proeftijd onder behandeling stellen van De Waag, of een soortgelijke zorgverlener, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in het dorp [adres] , zolang de reclassering dit nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 (dertig) dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Vordering benadeelde partij
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[naam 1]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] haar eigen proceskosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2023.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.