ECLI:NL:RBNNE:2023:2788

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
18-285219-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor mishandeling, bedreiging en poging tot aanranding

Op 7 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 1975 te [geboorteplaats], in verband met mishandeling, bedreiging en poging tot aanranding van zijn ex-partner. De zaak is behandeld in het kader van een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, na een terechtzitting op 23 juni 2023. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren. Daarnaast is een maatregel opgelegd op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, die een contactverbod en een locatieverbod inhoudt.

De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van de aangeefster tot het dulden van ontuchtige handelingen, mishandeling door de aangeefster met kracht te duwen, en bedreiging met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 april 2022 de aangeefster heeft bedreigd en mishandeld, wat heeft geleid tot letsel. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuige [naam 1] als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zes maanden eiste, gedeeltelijk toegewezen, maar heeft de onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [naam 2], tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de materiële schade en een deel van de immateriële schade zijn erkend. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18.285219.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , 9531 CB [plaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Klopstra, advocaat te Stadskanaal.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 april 2022 te [plaats] , in de gemeente Borger-Odoorn, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) te duwen tegen de buik, althans het lichaam;
hij, op of omstreeks 3 april 2022 te [plaats] , in de gemeente Borger-Odoorn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende hij, verdachte,
  • de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden getrokken, terwijl die [slachtoffer] ophaar buik lag, en/of
  • ( vervolgens) zijn eigen broek naar beneden gedaan, en/of
  • ( vervolgens) gebogen over die [slachtoffer] gestaan ter hoogte van haar benenen/of billen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 hij, op of omstreeks 3 april 2022 te [plaats] , in de gemeente Borger-Odoorn, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door de woorden als ik jou tegen kom dan rij ik je dood en steek ik je dood, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Onder verwijzing naar foto’s van de woning van aangeefster heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat zowel de woning van aangeefster als de woningen daaromheen gehorig zijn en het daarom niet anders kan zijn dat - mochten de ten laste gelegde feiten zich daadwerkelijk hebben voorgedaan - de buren van aangeefster dit moeten hebben gehoord. Nu de inhoud van het dossier hier geen blijk van geeft, is dit naar het oordeel van de raadsman een belangrijke indicatie dat de ten laste gelegde feiten zich niet hebben voorgedaan. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het door de huisarts bij aangeefster geconstateerde letsel ook op een ander moment kan zijn ontstaan. Tot slot voert de raadsman aan dat de verklaring van de partner van aangeefster onbetrouwbaar is, wordt de aangifte niet ondersteund door enig objectief bewijsmiddel.
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheidsverweer
De rechtbank zal allereerst beoordelen of er op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting aanleiding is om de verklaring van [naam 1] , de partner van aangeefster, op voorhand als onbetrouwbaar aan te merken.
De rechtbank ziet in de verklaring van [naam 1] , waar het gaat om de ten laste gelegde poging tot aanranding en bedreiging van aangeefster, specifieke en gedetailleerde aspecten die bovendien op essentiële punten overeen komen met de verklaring van aangeefster. In de enkele omstandigheid dat [naam 1] een partnerrelatie heeft met aangeefster ziet de rechtbank geen aanleiding diens verklaring als onbetrouwbaar aan te merken, laat staan dat daarmee een motief bij aangeefster of [naam 1] aannemelijk is geworden om niet de waarheid te spreken of een valse aangifte te doen. Nu ook anderszins niet is gebleken van enig aanknopingspunt dat maakt dat de verklaring van [naam 1] als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt is de rechtbank – anders dan de raadsman – van oordeel dat voornoemde verklaring bruikbaar is voor het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 april 2022, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022083874 d.d. 21 juli 2022, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op 3 april 2022 opende ik de voordeur van mijn woning aan de [adres 2] 32 te [plaats] . Ik zag een man staan en ik herkende deze man als zijnde mijn ex- man, [verdachte] . [verdachte] gaf mij een duw in mijn buik. Ik kwam daardoor uit balans en ik ben vervolgens met mij rug tegen de punt (hoek) van de kast gevallen. Ik voelde vervolgens dat [verdachte] mijn broek naar beneden probeerde te trekken. Ik voelde dat mijn joggingbroek en mijn slip beide werden uitgetrokken. Ik lag nog steeds op de grond. Ik voelde dat [verdachte] boven mij stond ter hoogte van mijn benen en mijn achterwerk. Ik kreeg de indruk dat hij een poging deed om zijn broek uit te doen om mij vervolgens aan te randen.
[verdachte] riep naar mij: ‘Als ik jou tegen kom dan rij ik je dood en of steek ik je dood’. Ik durfde op het moment dat het gebeurde niet de politie te bellen, omdat ik bang was dat hij mij wat aan zou gaan doen. Ik heb de huisarts gebeld omdat ik nog steeds last van mijn rug had. De huisarts is
langsgekomen en heeft geconstateerd dat ik een gekneusde rug heb met
allerlei bloeduitstortingen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 april 2022, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik zag dat [verdachte] over [naam 3] heen stond, terwijl ik zag dat [naam 3] op de grond lag. Ik zag dat hij ter hoogte van haar bips stond en dat hij over haar heen gebogen stond. Ik zag dat hij zijn spijkerbroek op zijn enkels had. Ik zag dat de joggingbroek van [naam 3] en de onderbroek van
[naam 3] naar beneden waren getrokken. Ik hoorde [verdachte] naar [naam 3] schreeuwen: "Ik steek je wel dood of ik rij je wel dood."
3.
Een geneeskundige verklaring, op 11 april 2022 opgemaakt door [naam 4] , huisarts, voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring:
Probleem/vraagstelling:verzoek van pte voor informatie betreffende episode mishandeling/aanranding voor betreffende aangifte
04-04-22 grote blauw plek op haar linkerzijde op haar rug t.p.v. nierloge, met een kleine verwonding van de punt van de kast.
(…) advies antibiotica voor uwi, foto’s maken van hematoom. Verder uitleg dat de blauwe plek en de pijn nog wel een paar weken kan aanhouden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de hierboven weergegeven en gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte bij aangeefster aan de deur is geweest en aangeefster vervolgens met kracht heeft geduwd als gevolg waarvan zij tegen een kast is gevallen en op de grond terecht is gekomen. De rechtbank concludeert dat de aangifte steun vindt in het bij aangeefster geconstateerde letsel op haar rug nu dat letsel past bij een val tegen een kast. De aangifte vindt ook steun in de getuigenverklaring van [naam 1] , die aangeefster immers op de grond aantreft en ziet dat verdachte over haar heen staat gebogen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door haar met kracht te duwen.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank voorts af dat verdachte, nadat aangeefster ten val is gekomen, zowel zijn eigen broek als de broek en onderbroek van aangeefster naar beneden heeft getrokken en over aangeefster heen is gaan staan, teneinde te trachten aangeefster ontuchtige handelingen te laten ondergaan. Nadat getuige [naam 1] de verdachte heeft doen stoppen, heeft verdachte aangeefster met de dood bedreigd. Zoals reeds in reactie op het betrouwbaarheidsverweer van de raadsman overwogen constateert de rechtbank dat de aangifte ook ten aanzien van deze feiten op essentiële punten steun in de getuigenverklaring van [naam 1] en verklaren zowel aangeefster als getuige [naam 1] gedetailleerd en - in het geval van aangeefster - consistent. De rechtbank ziet geen aanleiding noch de aangifte noch de getuigenverklaring van [naam 1] in twijfel te trekken.
De rechtbank merkt voorts op dat de omstandigheid dat er geen buurtonderzoek is verricht niet maakt dat omwonenden niets zouden hebben gehoord van hetgeen zich in de woning van aangeefster heeft afgespeeld. Op grond van de bewijsmiddelen die zich wél in het dossier bevinden acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster met de dood heeft bedreigd en middels geweld heeft getracht aangeefster te dwingen ontuchtige handelingen te dulden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij, op 3 april 2022 te [plaats] , [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht te duwen;
2
hij, op 3 april 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer] te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hebbende hij, verdachte,
  • de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden getrokken, terwijl die [slachtoffer] ophaar buik lag, en
  • vervolgens zijn eigen broek naar beneden gedaan, en
  • vervolgens gebogen over die [slachtoffer] gestaan ter hoogte van haar benenen billen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij, op 3 april 2022 te [plaats] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door de woorden toe te voegen: ‘als ik jou tegen kom dan rij ik je dood en steek ik je dood’.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling;
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster [naam 2] en haar vriend [naam 1] en een gebiedsverbod voor de straat [adres 2] te [plaats] . De officier van justitie heeft gevorderd voornoemde maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren, met dien verstande dat iedere keer dat verdachte het contact- of locatieverbod overtreedt, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. Ook heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van het contact- en locatieverbod gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en heeft zich niet uitgelaten over een eventueel aan verdachte op te leggen straf en/of maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 14 juni 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 mei 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 3 april 2022 achtereenvolgens schuldig gemaakt aan mishandeling, poging tot aanranding en bedreiging van zijn ex-partner. Zoals ook blijkt uit de onderbouwing bij de vordering van de benadeelde partij en het verzoek tot oplegging van een gedragsaanwijzing, brengen dergelijke strafbare feiten naast de directe fysieke gevolgen voor het slachtoffer ook gevoelens van onveiligheid en angst teweeg, te meer nu verdachte zich naar de woning van het slachtoffer heeft begeven; een plek waar het slachtoffer zich veilig behoort te voelen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij door aldus te handelen ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van het slachtoffer. Daar komt bij dat voor alle bewezenverklaarde feiten geldt dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en bij hem niet is gebleken van enig inzicht in zijn eigen handelen.
Blijkens het rapport van de reclassering d.d. 14 juni 2023 kan de reclassering, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen relaties leggen tussen het bewezenverklaarde en eventueel aanwezige criminogene factoren. Wel heeft de reclassering vermoedens dat een combinatie van een gebrekkige emotieregulatie, alcoholgebruik en beperkte copingvaardigheden tot het bewezenverklaarde hebben geleid. De reclassering ziet geen aanwijzingen voor seksuele preoccupatie of -deviantie bij verdachte. Gelet op de ontkennende houding van verdachte heeft de reclassering het risico op recidive niet in kunnen schatten.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden. Om de ernst van de bewezenverklaarde feiten te benadrukken en om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan dergelijke strafbare feiten acht de rechtbank daarnaast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aangewezen, reden waarom de rechtbank voor wat betreft het onvoorwaardelijk strafdeel kiest voor een andere strafmodaliteit dan door de officier van justitie geëist.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten wordt daarnaast aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam 2] en een locatieverbod voor de straat waarin zij woont, te weten de [adres 2] in [plaats] . De rechtbank zal bepalen dat wanneer een van deze verboden wordt overtreden telkens twee weken vervangende hechtenis zal worden toegepast met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal voorts bevelen dat de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen.

Benadeelde partij

[naam 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1,53 ter vergoeding van materiële schade en € 3.400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadevergoeding in zijn geheel voor toewijzing vatbaar is. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze moet worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de ten laste gelegde feiten zo nauw met elkaar samenhangen dat er sprake is van een voortgezette handeling door verdachte. De in de vordering benadeelde partij opgevoerde bedragen aan immateriële schade moeten naar het oordeel van de officier van justitie daarom in elkaar worden geschoven en niet bij elkaar worden opgeteld. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte in zoverre niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 april 2022.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de immateriële schade op
€ 1.000,00. De rechtbank zal het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding tot dit bedrag toewijzen en voor het overige de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 246, 285 en
300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 (veertig) dagen zal worden toegepast.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren zich niet zal ophouden in de straat [adres 2] te [plaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , wonende te [adres 2] , 9531 LB [plaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[naam 2]te betalen:
  • het bedrag van € 1.001,53 (zegge: duizend één euro en drieënvijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van benadeelde partij
[naam 2]voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[naam 2]aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.001,53 (zegge: duizend één euro en drieënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1,53 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2023.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.