ECLI:NL:RBNNE:2023:2753

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
18-091086-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man en zijn vader voor poging tot afpersing en bezit van amfetamine

Op 6 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man en zijn vader, die beiden zijn veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot afpersing en het bezit van amfetamine. De rechtbank oordeelde dat voor een bewezenverklaring van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op afpersing, moet worden vastgesteld dat de verdachte het oogmerk had om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de beweringen van de verdachte dat hij geen delictsoogmerk had, hij zich bewust was van de gevolgen van zijn handelen. De man kreeg een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

De zaak kwam aan het licht na een incident op 6 mei 2022, waarbij de verdachte en zijn vader bij een woning in Drachten aanbelden met de bedoeling om de telefoon van een slachtoffer af te dwingen. De verdachte heeft de deur opengebroken en het slachtoffer bedreigd en geslagen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn vader, wat het medeplegen van de afpersing bevestigde. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het bezit van amfetamine, dat op 8 januari 2023 bij hem werd aangetroffen.

De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank besloot tot een gevangenisstraf die rekening houdt met de ernst van de feiten, maar ook met de intenties van de verdachte, die niet gericht waren op financieel gewin. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-180227-22
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-091086-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bollema, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18-180227-22 dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
,althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit/bij een woning gelegen aan of bij de [adres] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een telefoontoestel en/of een of meer (andere) goed(eren
)van verdachtes en/of verdachtes mededader(s) gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een of meer andere bewoners(s) van die voornoemde woning, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), tezamen en in vereniging met zijn mededader(s
),althans alleen,
  • bij die woning heeft aangebeld en/of (nadat die [slachtoffer] de voordeur van die woning hadgeopend)
  • een ruit van de voordeur van die woning heeft vernield en/of
  • tegen de voordeur van die woning heeft geduwd en/of (zodoende) (vervolgens)
  • (wederrechtelijk) zich de toegang tot die woning heeft verschaf en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat verdachte en/of zijn mededader(s) de telefoon van die[slachtoffer] wilde(n) hebben en/of
  • die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Waar is je telefoon!?" en/of (nadat die [slachtoffer] had gezegd dat hij geen telefoon had) "Iedereen heeft een telefoon, waar is je telefoon!?" en/of
"Anders steek ik je neer." en/of "Als je belt steek ik je neer."
  • die [slachtoffer] de gang van die woning heeft ingeduwd en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer] tegen de grond heeft geduwd en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of een of meer (andere) de(e)l(envan het lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en in de zaak met parketnummer 18-091086-23 dat:
hij op of omstreeks 8 januari 2023 te Surhuisterveen, gemeente Achtkarspelen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,61 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-180227-22 en het in de zaak met parketnummer 18-091086-23.
Zij heeft aangevoerd dat het medeplegen in de zaak met parketnummer 18-180227-22 niet kan worden bewezen en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De bijdrage van medeverdachte [medeverdachte] aan het strafbare feit is van onvoldoende gewicht om te komen tot een nauwe en bewuste samenwerking.
Het oogmerk op de diefstal van de telefoon kan, gelet op het noodzakelijkheidsbewustzijn, worden bewezen. Verdachte had kunnen weten dat zijn handelingen tot gevolg zouden hebben dat hij de telefoon in handen zou krijgen en hier als heer en meester over zou kunnen beschikken. In dat geval is er sprake van delictsoogmerk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-180227-22. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Voor een bewezenverklaring van afpersing dient sprake te zijn van een oogmerk om zich te bevoordelen. Het gaat dan om een voordeel dat economische waarde vertegenwoordigt, waardoor de financiële positie van verdachte verbeterd wordt.
Verdachte heeft vanaf het begin verklaard dat hij de telefoon van aangever wilde inzien om te verifiëren of het telefoonnummer overeenkomt met het nummer waarvan zijn zus berichten heeft ontvangen. Daarbij heeft verdachte verklaard nooit de intentie te hebben gehad om de telefoon weg te nemen. De handelingen van verdachte kunnen aldus niet zodanig worden aangemerkt dat hij het oogmerk had om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Het oogmerk kan daarom niet worden bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 18-091086-23 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring in de zaak met parketnummer 18-180227-22 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 6 mei 2022 ben ik met mijn vader in Drachten op zoek gegaan naar de persoon die mijn zus berichten had gezonden. Ik wilde deze persoon zijn telefoon hebben. In eerste instantie kwamen we terecht bij een woning van [instelling] . Mijn vader en ik zijn daar binnen geweest en hebben de weg gevraagd. Vervolgens zijn we op zoek gegaan naar de woning die we moesten hebben. Op een gegeven moment hebben we bij een woning in Drachten aangebeld. Zowel mijn vader als ik hebben bij de woning aangebeld. Nadat de bewoner opendeed, heb ik aan hem gevraagd “Waar is je telefoon?” Ik wilde namelijk zijn telefoon hebben. Op het moment dat hij de deur dicht deed, heb ik mijn voet tussen de deur gezet en de deur opengeduwd. Ik ben toen naar binnengegaan. Daar heb ik nogmaals gevraagd waar zijn telefoon was. Er is een worsteling geweest. Ik heb hem in ieder geval één klap gegeven, maar het is heel goed mogelijk dat ik hem meerdere klappen heb gegeven. Ik heb van alles tegen de bewoner geroepen. Het kan daarom ook zijn dat ik heb geroepen “Anders steek ik je neer” of woorden in die strekking.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2022 opgenomenop pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022113328 MOST / NN1R022056 d.d. 24 september 2022 inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 6 mei 2022 was ik in mijn woning aan de [adres] te Drachten
.Ik hoorde dat de deurbel ging van de voordeur. Ik zag hier twee mannen staan. Ik wilde de deur weer dichtdoen. Eén man, die het dichts bij de deur stond, hield de deur tegen. Hij zette zijn hand tussen de deur en het kozijn. Ik voelde dat hij de deur terug naar binnen duwde. Mijn deur gaat naar binnen open en ik stapte naar achteren. Ik kon de man niet tegenhouden. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij mijn telefoon wilde hebben. Als je belt dan steek ik je neer. Ik voelde me op dat moment erg bedreigd en was bang. Ik bleef zeggen dat ik geen telefoon bij me had en zag dat de man mij tegen de spiegel aanduwde. Ik viel op de grond door dit duwen. Ik voelde dat de man mij bleef slaan toen ik op de grond viel. De man begon mij te slaan op mijn achterhoofd. Ik voel daar nu ook een bult. Toen ik op de grond lag maakte ik mij klein. Ik probeerde mijn hoofd te beschermen met mijn handen. Ik hoorde dat de andere man riep dat het nu klaar was en dat de man, die mij aan het slaan was, moest ophouden. Ik zag dat de man daar gehoor aangaf en dat deze mijn woning verliet. De mannen hebben mijn telefoon uiteindelijk niet meegenomen. Ik zag dat mijn voordeur kapot was, althans dat het onderste glas was gebroken en binnen lag .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 mei 2022,opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Op 6 mei 2022 was ik aan de [adres] in Drachten. Er werd aangebeld. Mijn broer liep naar de deur. Op een gegeven moment hoorde ik een persoon schreeuwen: "Waar is je telefoon!" Ik hoorde mijn broer antwoorden: "Ik heb geen telefoon!" Ik hoorde die persoon toen zeggen: "Iedereen heeft een telefoon, waar is je telefoon!". Ik hoorde hem ook schreeuwen: "Anders steek ik je neer". Dat was nadat hij vroeg waar mijn broer zijn telefoon was. Ik hoorde mijn broer "Auw" schreeuwen. Ik geloof dat de man die het huis binnen kwam ongeveer 5 tot 10 minuten binnen is geweest. Toen de mannen weg waren, zag ik dat het raam aan de onderkant van de deur kapot was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 mei 2022,opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op 6 mei 2022 was ik aan het werk bij [instelling] in Drachten. Ik zag dat er een man in de huiskamer van het gebouw [adres] stond. Tevens zag ik dat een tweede man nog in de hal van het pand stond. Eén van de twee mannen vroeg: "Woont hier [naam 3] ?"
Op het volgende moment hoorde ik dat één van de mannen zei,: "Is dit wel [adres] ”. Ik kan mij nog herinneren dat de man die nog half in de gang stond zei: "Is dit wel de [adres] ?". Ik en mijn collega zeiden toen: "Nee, dit is de Unia". Ik zag dat de mannen het pand weer hebben verlaten.
Bewijsoverwegingen
Oogmerk op wederrechtelijk toe-eigening
De rechtbank stelt vast dat voor een bewezenverklaring van artikel 317 Wetboek van Strafrecht, (poging tot) afpersing, dient vast komen te staan dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Onder bevoordeling valt elke verbetering van positie, mits het economische waarde heeft. Ook al beweert een verdachte een ander oogmerk te hebben gehad dan het delictsoogmerk (in casu wederrechtelijk bevoordeling), indien hij begreep dat het door artikel 317
Wetboek van Strafrecht gewraakte gevolg noodzakelijkerwijs zou intreden, had hij ook het delictsoogmerk (oogmerk met noodzakelijkheidsbewustzijn).
In onderhavige zaak heeft verdachte op het moment dat aangever de deur opendeed, direct aan hem gevraagd waar zijn telefoon was omdat hij deze telefoon wilde hebben. Nadat aangever de deur dicht wilde doen, heeft verdachte zijn voet tussen de deur en het kozijn gezet en de deur opengeduwd. Eenmaal in de woning van aangever is er geweld toegepast op het moment dat aangever aangaf geen telefoon te hebben. Gelet op de uiterlijke verschijningsvormen kan niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte het oogmerk heeft gehad op het verkrijgen van de telefoon. Dat het ging om inzicht in de telefoongegevens op de telefoon doet hier niet aan af. Hij wilde de telefoon verkrijgen en hier als heer en meester over beschikken. Dit maakt dat sprake is van een delictsoogmerk.
Medeplegen
De rechtbank stelt vast dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte is samen met zijn vader op zoek gegaan naar het adres van de persoon die zijn zus berichten stuurde. Ze zijn samen bij [instelling] naar binnen gegaan om te vragen of de persoon daar woonde. Vervolgens zijn ze samen op zoek gegaan naar het juiste adres. Toen ze dachten het juiste adres te hebben gevonden, hebben ze samen aangebeld. Verdachte vroeg gelijk om de telefoon van aangever en toen deze zijn telefoon niet wilde afgeven, heeft verdachte de deur opengeduwd, is naar binnengegaan en heeft aangever geduwd, bedreigd en meermalen geslagen. De vader van verdachte was bij de bedreigingen en het geweld, dat plaatsvond in de woning van aangever, aanwezig en heeft uiteindelijk gezegd dat het genoeg was.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn vader, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De vader van verdachte heeft meer gedaan dan zich niet tijdig distantiëren. Hij is actief met verdachte op zoek geweest naar het adres waar ze moesten zijn en is bij verdachte gebleven toen deze de bedreigingen uitte en het geweld in de woning toepaste. Ook het feit dat vader samen met verdachte heeft aangebeld en voor de deur stond weegt de rechtbank hierbij mee, omdat daarmee (getalsmatig) een overwichtssituatie werd gecreëerd ten opzichte van aangever. Pas toen aangever op de grond lag en meermalen was geslagen, vond de vader het nodig om het geweld te beëindigen,waarna ze samen weggingen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-091086-23 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
1. De door verdachte ter zitting van 22 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De in mijn woning in Surhuisterveen inbeslaggenomen amfetamine is van mij.
2. Een kennisgeving van inbeslagneming, met nummer PL0100-2023007385-2, d.d. 8 januari 2023,opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023007385 d.d. 6 maart 2023.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen, met nummerPL0l00-2023007385-3, d.d. 19 januari 2023, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [naam 4] en [naam 5] .
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.11.19.098 (aanvraag 001), d.d. 19 januari 2023 opgemaakt door ing. A.B.M. Van Esch – de Bruin op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen in voornoemd dossier, voor zover inhoudende als haar verklaring.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.11.19.098 (aanvraag 002), d.d. 19 januari 2023 opgemaakt door ing. A.B.M. Van Esch – de Bruin op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen in voornoemd dossier, voor zover inhoudende als haar verklaring.
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.11.19.098 (aanvraag 003), d.d. 19 januari 2023 opgemaakt door ing. A.B.M. Van Esch – de Bruin op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen in voornoemd dossier, voor zover inhoudende als haar verklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-180227-22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-091086-23 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: in de zaak met parketnummer 18-180227-22:
hij op 6 mei 2022 te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om bij een woning, gelegen aan de [adres] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een telefoontoestel, die aan die [slachtoffer] toebehoorde, tezamen en in vereniging met zijn mededader
  • bij die woning heeft aangebeld en nadat die [slachtoffer] de voordeur van die woning had geopend
  • een ruit van de voordeur van die woning heeft vernield en
  • tegen de voordeur van die woning heeft geduwd en vervolgens
  • wederrechtelijk zich de toegang tot die woning heeft verschaft en
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat verdachte de telefoon van die [slachtoffer] wilde hebben en
  • die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Waar is je telefoon!?" en nadat die [slachtoffer] hadgezegd dat hij geen telefoon had "Iedereen heeft een telefoon, waar is je telefoon!" en "Anders steek ik je neer." en "Als je belt steek ik je neer."
  • die [slachtoffer] de gang van die woning heeft ingeduwd en vervolgens
  • die [slachtoffer] tegen de grond heeft geduwd en
  • die [slachtoffer] meermalen, tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en in de zaak met parketnummer 18-091086-23:
hij op 8 januari 2023 te Surhuisterveen, gemeente Achtkarspelen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,61 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

in de zaak met parketnummer 18-180227-22: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en in de zaak met parketnummer met 18-091086-23: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-180227-22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18-091086-23 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit -in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt van het in de zaak met parketnummer 18-180227-22 ten laste gelegde- voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel aangevuld met een taakstraf of geheel voorwaardelijk gevangenisstraf.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat in de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet de bedoeling had een woningoverval te plegen. Hij had geen financieel motief. Tevens dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis van augustus 2022 onder elektronisch toezicht staat, hetgeen de bewegingsvrijheid van verdachte beperkt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland van 30 september 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en het bezit van amfetamine. De zus van verdachte werd telefonisch lastig gevallen en verdachte wilde samen met zijn vader hier een einde aan maken door deze persoon op te zoeken. Verdachte en zijn vader hebben echter bij een verkeerd adres aangebeld en deze bewoner geduwd, geslagen en bedreigd, zodat de bewoner zijn telefoon zou afstaan. Ten tijde van dit feit had het minderjarige zusje van de bewoner zich uit angst in de badkamer opgesloten.
In de woning van verdachte is op een later moment amfetamine aangetroffen. Dit was bestemd voor eigen gebruik.
Zoals ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen is gebleken, heeft het gewelddadig gedrag van verdachte in de woning van het slachtoffer grote impact op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en zijn zusje. Inmiddels, ruim een jaar later, voelt het slachtoffer zich nog steeds angstig en onveilig in zijn woning. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Aan de andere kant zal de rechtbank ook rekening houden met de omstandigheid dat de intentie van verdachte gericht was op het stoppen van het lastigvallen van zijn zusje en niet op financieel gewin. Tevens heeft verdachte verklaard spijt te hebben van wat er is gebeurd, en is hij bereid om de schade te vergoeden. Daarom zal de rechtbank in onderhavige zaak geen aansluiting zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten voor een woningoverval.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een gewelddelict of een Opiumwetfeit is veroordeeld. De voorlopige hechtenis van verdachte is op 8 augustus 2022 geschorst. Sindsdien is verdachte onder elektronisch toezicht gesteld, hetgeen een forse vrijheidsbeperking voor verdachte met zich meebracht. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte de poging tot afpersing heeft gepleegd vanuit zijn rechtvaardigheidsgevoel, het willen vergelden en beschermen van zijn zusje, in combinatie met het psychosociale functioneren van verdachte en de mogelijke uitwerking van medicatie door ADHD factoren. De combinatie van deze elementen heeft er voor gezorgd dat verdachte onvoldoende zelfbeheersing heeft gehad, hetgeen heeft geleid tot een impulsdoorbraak van fysieke agressie. Verdachte is onvoldoende zelfredzaam en heeft ondersteuning vanuit Humanitas Home-Run op basis van forensische indicatie. De reclassering acht reclasseringstoezicht geen meerwaarde hebben nu de woonondersteuning in een vrijwillig kader kan worden voortgezet. Bijzondere voorwaarden worden daarom niet geadviseerd. Voorts blijkt uit het reclasseringsadvies dat verdachte zich zeer bewust is van het leed dat hij heeft veroorzaakt bij het slachtoffer. Mede hierdoor wordt de kans op herhaling van een gewelddadig feit als laag ingeschat.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en zal bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat verdachte bij zijn gewelddadig handelen werd beïnvloed door zijn psychosociale functioneren.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek het voorarrest, passend en geboden en zal deze straf opleggen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] tot een bedrag van € 1.562,95 ter zake van materiële schade en € 2.500,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam 1] tot een bedrag van € 126,99 euro ter vergoeding van materiële schade en
€ 750,00 euro ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18-180227-22 bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door of namens verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 mei 2022.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van de benadeelde partijen. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Ook deze zal worden vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 6 mei 2022.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-180227-22 en het in de zaak met parketnummer 18091086-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot vier maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partijen

In zaak met het parketnummer 18-180227-22:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als de mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 4.062,95 (zegge: vierduizend tweeënzestig euro en vijfennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.062,95 (zegge: vierduizend tweeënzestig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1.562,95 aan materiële schade en € 2.500,00 euro aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of de mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [naam 1] te betalen:
  • het bedrag van € 876,99 (zegge: achthonderd zesenzeventig euro en negenennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [naam 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 876,99 (zegge: achthonderd zesenzeventig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 126,99 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 17 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of de mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Pham, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2023. mr. M.M. Spooren en mr. C.A.J. Tuinstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.