ECLI:NL:RBNNE:2023:2749

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
18-189142-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader en zoon voor poging tot afpersing met geweld

Op 6 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 55-jarige man en zijn zoon veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 mei 2022 in Drachten, waar de verdachte en zijn zoon met geweld en bedreiging probeerden een telefoon af te persen van een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat voor een bewezenverklaring van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht, het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling moet worden vastgesteld. Ondanks de verdediging die stelde dat er geen delictsoogmerk was, concludeerde de rechtbank dat de verdachte zich bewust was van de gevolgen van zijn handelen en dat hij actief betrokken was bij de bedreigingen en het geweld. De rechtbank legde de man een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, de impact op het slachtoffer en de spijtbetuiging van de verdachte. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die het gevolg waren van de gepleegde feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-189142-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. de Haan, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
,althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit/bij een woning gelegen aan of bij de [adres] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een telefoontoestel en/of een of meer (andere) goed(eren) van verdachtes en/of verdachtes mededader(s) gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een of meer andere bewoners(s) van die voornoemde woning, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
  • bij die woning heeft aangebeld en/of (nadat die [slachtoffer 1] de voordeur van die woning hadgeopend)
  • een ruit van de voordeur van die woning heeft vernield en/of
  • tegen de voordeur van die woning heeft geduwd en/of (zodoende) (vervolgens)
  • (wederrechtelijk) zich de toegang tot die woning heeft verschaf en/of
  • tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat verdachte en/of zijn mededader(s) de telefoon van die[slachtoffer 1] wilde(n) hebben en/of
  • die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Waar is je telefoon!?" en/of (nadat die [slachtoffer
1] had gezegd dat hij geen telefoon had) "Iedereen heeft een telefoon, waar is je telefoon!?" en/of
"Anders steek ik je neer." en/of "Als je belt steek ik je neer."
  • die [slachtoffer 1] de gang van die woning heeft ingeduwd en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft geduwd en/of
  • die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of een of meer (andere) de(e)l(en van het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het oogmerk op de diefstal van de telefoon kan, gelet op het noodzakelijkheidsbewustzijn, worden bewezen. Verdachte had kunnen weten dat zowel zijn handelingen als die van medeverdachte tot gevolg zouden hebben dat medeverdachte de telefoon in handen zou krijgen en hier als heer en meester over zou kunnen beschikken. Er is dan sprake van delictsoogmerk. Echter het medeplegen kan niet worden bewezen. De rol van verdachte is beperkt gebleven tot het aanwezig zijn, bij de woningdeur staan en zeggen dat het klaar was op het moment dat er geweld werd toegepast door de medeverdachte. Op basis van deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat verdachte een nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad met medeverdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen invloed heeft gehad op de beslissing van medeverdachte [medeverdachte 1] om naar de woning van de bewoner te gaan. Daarbij heeft verdachte een zeer beperkt aandeel gehad in het ten laste gelegde feit. Van een nauwe en bewuste samenwerking is derhalve geen sprake. Tevens heeft de raadsman bepleit dat het oogmerk om zich te bevoordelen, zoals bij artikel 317 Sr is vereist, ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 6 mei 2022 ben ik met mijn zoon, [medeverdachte 1] , naar Drachten gegaan. Wij gingen naar Drachten, omdat de persoon die mijn dochter lastig valt daar zou wonen. Wij wilden deze jongen opzoeken. We hebben samen op de telefoon het adres opgezocht. Ik heb toen ook de dreigende appjes gezien die tussen mijn zoon en de jongen waren verzonden. In eerste instantie kwamen we uit bij een woning van [instelling] . We zijn daar naar binnengegaan en hebben gevraagd of een [naam 1] hier woonde en zo niet, wat zijn adres wel was. Daarna zijn we verder gaan zoeken naar het adres en op een gegeven moment kwamen we bij een woning, waarvan we dachten dat dat het adres was van de persoon die mijn dochter lastig valt. [medeverdachte 1] en ik zijn samen uit de auto gestapt en naar de woning toe gelopen. Volgens mij heeft [medeverdachte 1] aangebeld bij de woning. We stonden in ieder geval samen voor de deur toen de bewoner open deed. Gelijk nadat de bewoner de deur had geopend, was er veel geschreeuw.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 juliopgenomen op pagina 144 e.v. van het dossier van politie Noord-Nederland met nummer 2022113328 MOST / NN1R022056 d.d. 24 september 2022, inhoudend als verklaring van verdachte:
[medeverdachte 1] wilde de telefoon hebben. Het ging om de telefoon.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2022 opgenomenop pagina 1 e.v. van voornoemd dossier inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 6 mei 2022 was ik in mijn woning aan de [adres] te Drachten
.Ik hoorde dat de deurbel ging van de voordeur. Ik zag hier twee mannen staan. Ik wilde de deur weer dichtdoen. Eén man, die het dichts bij de deur stond, hield de deur tegen. Hij zette zijn hand tussen de deur en het kozijn. Ik voelde dat hij de deur terug naar binnen duwde. Mijn deur gaat naar binnen open en ik stapte naar achteren. Ik kon de man niet tegenhouden. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij mijn telefoon wilde hebben. Als je belt dan steek ik je neer. Ik voelde me op dat moment erg bedreigd en was bang. Ik bleef zeggen dat ik geen telefoon bij me had en zag dat de man mij tegen de spiegel aanduwde. Ik viel op de grond door dit duwen. Ik voelde dat de man mij bleef slaan toen ik op de grond viel. De man begon mij te slaan op mijn achterhoofd. Ik voel daar nu ook een bult. Toen ik op de grond lag maakte ik mij klein. Ik probeerde mijn hoofd te beschermen met mijn handen. Ik hoorde dat de andere man riep dat het nu klaar was en dat de man, die mij aan het slaan was, moest ophouden. Ik zag dat de man daar gehoor aangaf en dat deze mijn woning verliet. De mannen hebben mijn telefoon uiteindelijk niet meegenomen. Ik zag dat mijn voordeur kapot was, althans dat het onderste glas was gebroken en lag binnen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 mei 2022,opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] : Op 6 mei 2022 was ik aan de [adres] in Drachten. Er werd aangebeld. Mijn broer liep naar de deur. Op een gegeven moment hoorde ik een persoon schreeuwen: "Waar is je telefoon!" Ik hoorde mijn broer antwoorden: "Ik heb geen telefoon!" Ik hoorde die persoon toen zeggen: "Iedereen heeft een telefoon, waar is je telefoon!". Ik hoorde hem ook schreeuwen: "Anders steek ik je neer". Dat was nadat hij vroeg waar mijn broer zijn telefoon was. Ik hoorde mijn broer "Auw" schreeuwen. Ik geloof dat de man die het huis binnen kwam ongeveer 5 tot 10 minuten binnen is geweest. Toen de mannen weg waren, zag ik dat het raam aan de onderkant van de deur kapot was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 mei 2022,opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op 6 mei 2022 was ik aan het werk bij [instelling] in Drachten. Ik zag dat er een man in de huiskamer van het gebouw Unia 9-11 stond. Tevens zag ik dat een tweede man nog in de hal van het pand stond. Eén van de twee mannen vroeg: "Woont hier [naam 1] ?"
Op het volgende moment hoorde ik dat één van de mannen zei,: "Is dit wel nummer [adres] ”. Ik kan mij nog herinneren dat de man die nog half in de gang stond zei: "Is dit wel de [adres] ?". Ik en mijn collega zeiden toen: "Nee, dit is de [adres] ". Ik zag dat de mannen het pand weer hebben verlaten.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 18 juli 2022, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V= verbalisant A= verdachte
V: Dus als we het goed begrijpen, ben je met je vader in de auto gestapt. Naar Drachten gereden.
Dan hebben jullie een adres, maar jullie zijn op de verkeerde locatie want jullie komen bij een [instelling] groep uit. Dat heeft even geduurd, en toen kwamen jullie bij een flatje uit. En daar hebben jullie aangebeld. Een jonge jongen deed open.
A: Ja.
V: Wie heeft het woord gedaan? A: Beide.
V: En de deur was kapot.
A: Dat zou kunnen, misschien heeft er iemand tegen aan getrapt.
Overwegingen rechtbank
Oogmerk op wederrechtelijk toe-eigening
De rechtbank stelt vast dat voor een bewezenverklaring van artikel 317 Wetboek van Strafrecht, (poging tot) afpersing, dient vast komen te staan dat verdachte het oogmerk heeft gehad om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Onder bevoordeling valt elke verbetering van positie, mits het economische waarde heeft. Ook al beweert een verdachte een ander oogmerk te hebben gehad dan het delictsoogmerk (in casu wederrechtelijk bevoordeling), indien hij begreep dat het door artikel 317 Wetboek van Strafrecht gewraakte gevolg noodzakelijkerwijs zou intreden, had hij ook het delictsoogmerk (oogmerk met noodzakelijkheidsbewustzijn).
In onderhavige zaak hebben verdachte en medeverdachte op het moment dat aangever de deur opendeed, direct aan hem gevraagd waar zijn telefoon was, omdat ze deze telefoon wilden hebben. Nadat aangever de deur dicht wilde doen, heeft medeverdachte de deur opengeduwd. Eenmaal in de woning van aangever is er geweld gebruikt op het moment dat aangever aangaf geen telefoon te hebben.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvormen kan niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte het oogmerk heeft gehad op het verkrijgen van de telefoon. Dat het ging om inzicht in de telefoongegevens op de telefoon doet hier niet aan af. Verdachte en zijn medeverdachte wilden de telefoon verkrijgen en hier als heer en meester over beschikken. Dit maakt dat sprake is van een delictsoogmerk.
Medeplegen
De rechtbank stelt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan en helpen bij de vlucht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en of intellectuele bijdrage van verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte is samen met zijn zoon op zoek gegaan naar het adres van de persoon die zijn dochter berichten stuurde. Ze zijn samen bij [instelling] naar binnen gegaan om te vragen of de persoon daar woonde. Vervolgens zijn ze samen op zoek gegaan. Bij het adres van aangever zijn ze allebei uitgestapt en hebben bij de woning aangebeld. Zowel verdachte als zijn zoon deed het woord bij de deur. Vervolgens heeft de zoon van verdachte bedreigingen geuit, omdat hij de telefoon van de bewoner wilde hebben. Hij heeft de bewoner geduwd, waardoor deze ten val kwam en hij heeft de bewoner meermalen geslagen. Verdachte was bij de bedreigingen en het geweld, dat plaatsvond in de woning van aangever, aanwezig en heeft uiteindelijk gezegd dat het genoeg was. Daarna zijn verdachte en zijn zoon samen weggegaan.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte meer heeft gedaan dan zich niet tijdig distantiëren. Hij is actief met de medeverdachte op zoek geweest naar het adres waar ze moesten zijn en is bij medeverdachte gebleven toen deze de bedreigingen uitte en het geweld in de woning toepaste. Ook het feit dat verdachte samen met medeverdachte heeft aangebeld en voor de deur stond weegt de rechtbank hierbij mee, omdat daarmee (getalsmatig) een overwichtssituatie werd gecreëerd ten opzichte van aangever. Pas toen aangever op de grond lag en meermalen was geslagen, vond verdachte het nodig om het geweld te beëindigen. Vervolgens zijn ze samen weggegaan. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 6 mei 2022 te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om bij een woning, gelegen aan de [adres] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een telefoontoestel, die aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, tezamen en in vereniging met zijn mededader,
  • bij die woning heeft aangebeld en nadat die [slachtoffer 1] de voordeur van die woning had geopend
  • een ruit van de voordeur van die woning heeft vernield en
  • tegen de voordeur van die woning heeft geduwd en vervolgens
  • wederrechtelijk zich de toegang tot die woning heeft verschaft en
  • tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat verdachte de telefoon van die [slachtoffer 1] wilde hebbenen
  • die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Waar is je telefoon!?" en nadat die [slachtoffer 1] had gezegd dat hij geen telefoon had "Iedereen heeft een telefoon, waar is je telefoon!" en "Anders steek ik je neer." en "Als je belt steek ik je neer."
  • die [slachtoffer 1] de gang van die woning heeft ingeduwd en vervolgens
  • die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft geduwd en
  • die [slachtoffer 1] meermalen, tegen het hoofd heeft geslagen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd en zich daarom niet uitgelaten over de strafmaat.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland van 20 maart 2023 en het uittreksel uit de justitiële documentatie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. De dochter van verdachte werd telefonisch lastig gevallen. Verdachte heeft, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, met zijn zoon besloten om hier een einde aan te maken door deze persoon op te zoeken. Verdachte en zijn zoon hebben echter bij een verkeerd adres aangebeld, waarbij zijn zoon deze bewoner heeft geduwd, geslagen en bedreigd, zodat de bewoner zijn telefoon zou afstaan. Ten tijde van dit feit had het minderjarige zusje van de bewoner zich uit angst in de badkamer opgesloten.
Zoals ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen is gebleken, heeft zodanig gewelddadig gedrag in de woning van het slachtoffer grote impact op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en zijn zusje. Inmiddels, ruim een jaar later, voelt het slachtoffer zich nog steeds angstig en onveilig in zijn woning. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Aan de andere kant zal de rechtbank ook rekening houden met de omstandigheid dat de intentie van verdachte gericht was op het stoppen van het lastigvallen van zijn dochter en niet op financieel gewin. Daarbij heeft verdachte een kleiner aandeel gehad in het strafbare feit en heeft hij uiteindelijk het geweld weten te stoppen. Bovendien heeft verdachte verklaard spijt te hebben van wat er is gebeurd en is hij bereid om de schade te vergoeden. Daarom zal de rechtbank in onderhavige zaak geen aansluiting zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten voor een woningoverval.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een gewelddelict is veroordeeld. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte zich zeer bewust is van het leed dat hij heeft veroorzaakt bij het slachtoffer. Verdachte heeft meermalen kenbaar gemaakt ontzettend veel spijt te hebben van wat er is gebeurd. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de kans op herhaling van een geweldsdelict klein is.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt en hij het geweld uiteindelijk heeft doen stoppen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van tweehonderd uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden en zal deze straf opleggen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] tot een bedrag van € 1.562,95 ter zake van materiële schade en € 2.500,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] tot een bedrag van € 126,99 euro ter vergoeding van materiële schade en
€ 750,00 euro ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen nietontvankelijk zijn, nu verdachte moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partijen niet- ontvankelijk zijn, omdat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft hij zich ten aanzien van de vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door of namens verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 mei 2022.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van de benadeelde partijen. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregelen opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Ook deze zal worden vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 6 mei 2022.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.

Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Benadeelde partijen

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als de mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 4.062,95 (zegge: vierduizend tweeënzestig euro en vijfennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.062,95 (zegge: vierduizend tweeënzestig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1.562,95 aan materiële schade en € 2.500,00 euro aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of de mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 876,99 (zegge: achthonderd zesenzeventig euro en negenennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 876,99 (zegge: achthonderd zesenzeventig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 126,99 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 17 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of de mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Pham, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2023.
Mr. M.M. Spooren en mr. C.A.J. Tuinstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.