Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
hierna te noemen [de minderjarige] .
gevestigd te Leeuwarden,
[de pleegouders],
1.De beoordeling
2.De beslissing
Arnhem-Leeuwarden.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 9 juni 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek van een minderjarige om haar hoofdverblijfplaats te wijzigen. De minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], heeft op 10 mei 2023 een brief gestuurd naar de rechtbank waarin zij aangeeft dat zij graag bij haar moeder wil wonen en dat zij hierover in gesprek wil met de kinderrechter. De rechtbank heeft op 15 april 2022 een eerder verzoek van de moeder van [de minderjarige] afgewezen, wat de context van het huidige verzoek beïnvloedt.
De kinderrechter heeft in de beschikking uiteengezet dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid voor een minderjarige om een verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats in te dienen. Dit is vastgelegd in artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat kinderen in bepaalde situaties de kinderrechter kunnen verzoeken om een beslissing te nemen. Aangezien het verzoek van [de minderjarige] niet onder deze situaties valt, heeft de kinderrechter besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De kinderrechter heeft [de minderjarige] in begrijpelijke taal uitgelegd waarom zij niet kan helpen en dat het verzoek niet kan worden ingewilligd.
De beschikking is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven. Verzoekers en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep in te stellen, waarbij een advocaat betrokken moet zijn. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om de hoop van [de minderjarige] niet te voeden, gezien de juridische beperkingen en de rol van de voogd in haar leven.