In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser X tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlenging van de indicatie voor individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Y heeft deze aanvraag afgewezen met het besluit van 18 januari 2022, omdat de aard en omvang van de noodzakelijke ondersteuning niet kon worden vastgesteld. Eiser heeft pro forma bezwaar gemaakt en verzocht om rechtstreeks beroep, wat door het college is ingewilligd. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2023 behandeld.
Eiser, die lijdt aan chronische posttraumatische stressstoornis, ontving tot 1 januari 2022 maatschappelijke ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). De afwijzing van zijn aanvraag werd onderbouwd met de stelling dat eiser onvoldoende medewerking had verleend aan een onafhankelijk medisch onderzoek naar zijn ondersteuningsbehoefte. Eiser heeft echter betoogd dat hij bereid is medewerking te verlenen en dat een huisbezoek een geschikte optie zou zijn. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag is afgewezen en dat het spreekuurcontact met eiser ook bij hem thuis kan plaatsvinden, mits zijn moeder niet aanwezig is.
De rechtbank concludeert dat er sprake is van een motiveringsgebrek en verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en het college wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.