ECLI:NL:RBNNE:2023:270

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
LEE 22/1366
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag om verlenging van de indicatie voor individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser X tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlenging van de indicatie voor individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Y heeft deze aanvraag afgewezen met het besluit van 18 januari 2022, omdat de aard en omvang van de noodzakelijke ondersteuning niet kon worden vastgesteld. Eiser heeft pro forma bezwaar gemaakt en verzocht om rechtstreeks beroep, wat door het college is ingewilligd. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2023 behandeld.

Eiser, die lijdt aan chronische posttraumatische stressstoornis, ontving tot 1 januari 2022 maatschappelijke ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). De afwijzing van zijn aanvraag werd onderbouwd met de stelling dat eiser onvoldoende medewerking had verleend aan een onafhankelijk medisch onderzoek naar zijn ondersteuningsbehoefte. Eiser heeft echter betoogd dat hij bereid is medewerking te verlenen en dat een huisbezoek een geschikte optie zou zijn. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag is afgewezen en dat het spreekuurcontact met eiser ook bij hem thuis kan plaatsvinden, mits zijn moeder niet aanwezig is.

De rechtbank concludeert dat er sprake is van een motiveringsgebrek en verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en het college wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1366

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

X, uit, eiser

(gemachtigde: mr. R.C.A. van Niftrik),
en

het college van burgemeester en wethouders van Y (het college)

(gemachtigde: mr. D. de Grote).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlenging van de indicatie voor individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het (bestreden) besluit van 18 januari 2022 afgewezen. Eiser heeft tegen dit besluit pro forma bezwaar gemaakt en het college verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep. Het college heeft ingestemd met dit verzoek.
1.3.
Met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit aangemerkt als rechtstreeks beroep.
1.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: (moeder van eiser), mr. en mr. . De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser (X), geboren, is als gevolg van enkele jeugdtrauma’s bekend met blijvende psychiatrische problematiek (chronische posttraumatische stressstoornis), die leidt tot ernstige belemmeringen in zijn dagelijks functioneren. Na korte tijd zelfstandig te hebben gewoond woont hij sinds november 2013 weer bij zijn ouders.
2.2.
Eiser ontving (laatstelijk) tot 1 januari 2022 maatschappelijke ondersteuning binnen
het domein Zelfredzaamheid regulier (individuele begeleiding) voor 12 uren per week in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Hierna is de hulp op informele wijze voortgezet. Eiser heeft zich op 28 september 2021 gemeld voor verlenging van zijn indicatie.
2.3.
Het college heeft bij het bestreden besluit de aanvraag van eiser om verlenging van zijn indicatie voor individuele begeleiding afgewezen, omdat de aard en omvang van de noodzakelijke ondersteuning niet kon worden vastgesteld. Eiser heeft volgens verweerder onvoldoende medewerking verleend aan het onafhankelijk (medisch) onderzoek naar zijn ondersteuningsbehoefte door Argonaut. Eiser is meermalen persoonlijk uitgenodigd voor een spreekuurcontact op het gemeentehuis, maar telkens zonder bericht niet persoonlijk op de afspraken verschenen. Het college vindt het noodzakelijk dat het spreekuurcontact niet plaatsvindt in de thuissituatie in het bijzijn van huisgenoten (waaronder zijn moeder tevens zorgverlener).
Beroepsgronden
3. Eiser vindt dat het college zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, omdat hij bereid is gebleken zijn medewerking te verlenen aan een nieuw onderzoek. Een huisbezoek zou daartoe bij uitstek geschikt zijn. Echter, het college heeft ten onrechte de mogelijkheid van een huisbezoek uitgesloten. Uit alle beschikbare (medische) adviezen blijkt van een duurzame begeleidingsbehoefte en beperkte belastbaarheid van eiser. Volgens eiser is er sprake van een blijvend ziektebeeld op stoornisniveau met een psychiatrische grondslag en is hij aangewezen op doorlopende ondersteuning in de nabijheid. Begeleiding is daarom nog altijd noodzakelijk.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser tot verlenging van zijn indicatie voor individuele begeleiding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag van eiser niet kunnen afwijzen op de grond dat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan de uitvoering van het medisch onderzoek naar zijn ondersteuningsbehoefte. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft eiser onvoldoende meegewerkt aan het onderzoek naar zijn ondersteuningsbehoefte?
Toetsingskader
4.3.
Een aanvraag om een maatwerkvoorziening moet door het college zorgvuldig onderzocht worden. In dat onderzoek moet eerst de hulpvraag worden vastgesteld en vervolgens moet worden gekeken welke problemen de aanvrager ondervindt bij zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. De volgende stap is het bepalen welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de aanvrager. Het onderzoek moet er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Alleen voor zover die mogelijkheden niet voldoende zijn moet het college een maatwerkvoorziening verlenen. Als het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, zal een deskundig oordeel en advies betrokken moeten worden bij de beoordeling.
Verloop van het onderzoek
4.4.
Om een zorgvuldig onderzoek naar de huidige ondersteuningsbehoefte van eiser uit te voeren vond het college een advies van een onafhankelijk medisch adviseur in het belang van eiser noodzakelijk. Eiser moest hierbij persoonlijk worden betrokken. Dat wil zeggen: eiser moest worden gezien en gesproken op een neutrale plek (dus buitenshuis) zonder de aanwezigheid van huisgenoten. Dit had de voorkeur boven een huisbezoek, omdat eiser en zijn moeder (tevens zorgverlener) huisgenoten zijn. Uit een gesprek met enkel de zorgverlener(s) zou het college niet of nauwelijks een inschatting kunnen maken van de actuele situatie van eiser en de aard en omvang van de benodigde ondersteuning. Het college heeft daarom Argonaut verzocht om dit onderzoek te doen. Argonaut heeft eiser persoonlijk uitgenodigd voor een spreekuurcontact van de medisch adviseur in het gemeentehuis te Y op 22 november 2021. Eiser is niet op deze afspraak verschenen. Argonaut heeft eiser nogmaals uitgenodigd voor een spreekuurcontact ten gemeentehuize op 20 december 2021. Eiser is wederom - zonder enig bericht van zijn kant - niet op deze afspraak verschenen. Hij heeft ook niet de gevraagde medische documentatie overgelegd, waaruit blijkt dat het voor hem onmogelijk was om op deze afspraak te komen. Eiser heeft later alsnog verzocht om een huisbezoek dat volgens hem bij uitstek geschikt zou zijn. Echter het college heeft hiermee niet ingestemd. Eiser heeft hierna geen contact meer met Argonaut opgenomen om een nieuwe afspraak te maken of medische gegevens te verschaffen.
Zitting
4.5.
Ter zitting is komen vast te staan dat het college aan het medisch onderzoek door Argonaut ‘slechts’ de voorwaarde beoogde te stellen dat eiser in persoon wordt gezien en gehoord door de medisch adviseur zonder de aanwezigheid van zijn moeder. Volgens (de gemachtigde van) het college wordt niet ingezien dat het spreekuurcontact met eiser niet thuis zou kunnen plaatsvinden zonder de aanwezigheid van moeder. Tijdens de zitting heeft eisers moeder (alsnog) ingestemd met een spreekuurcontact van eiser persoonlijk met de medisch adviseur zonder haar aanwezigheid. Niet gebleken is dat eiser niet bereid zou zijn mee te willen werken aan de uitvoering van het medisch onderzoek en/of dat hij een ingrijpende beperkende voorwaarde aan dit onderzoek heeft gesteld. Nu ook het college erkent dat een huisbezoek wel kon en kan worden afgelegd en het medisch onderzoek op deze wijze adequaat vorm is te geven, komt de rechtbank tot het oordeel dat het college de grondslag van de afwijzing van de aanvraag om verlenging van de indicatie onvoldoende heeft gemotiveerd. Dit betekent dat het spreekuurcontact met eiser ook bij hem thuis kan worden gehouden. De enkele voorwaarde dat eisers moeder niet bij het spreekuur aanwezig moet zijn, behoeft niet aan een huisbezoek in de weg te staan. De beroepsgrond van eiser slaagt.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Gelet op 4.5 is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een motiveringsgebrek. Daarmee is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de aanvraag te nemen. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak.
5.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 1.674,-, omdat de gemachtigde van eiser een
beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-;
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, rechter, in aanwezigheid van
B. de Vogel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE: wettelijk kader

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo)
Ingevolge artikel 2.3.1 van de Wmo draagt het college van burgemeester en wethouders er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 1.1.1 van de Wmo definieert een maatwerkvoorziening als op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van - voor zover hier van belang - de zelfredzaamheid en/of participatie.
Ingevolge artikel 1.2.1, aanhef en onder a, van de Wmo komt een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.
Met de woorden ‘overeenkomstig de bepalingen van deze wet’ in artikel 1.2.1 van de Wmo is tot uitdrukking gebracht dat het recht op een maatwerkvoorziening slechts bestaat, voor zover de gemeentelijke verordening en de beleidsplannen in het bieden van die maatwerkvoorziening voorzien en het college op grond van artikel 2.3.2 en 2.3.5 heeft vastgesteld dat de betrokkene op die voorziening is aangewezen. De maatwerkvoorziening is daarenboven aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen, en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg, een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Hierbij is ook van belang dat uit de verantwoordelijkheid die het college heeft in de besteding van gemeenschapsgeld, voortvloeit dat hij zich ervan dient te vergewissen dat de gevraagde maatwerkvoorziening in de specifieke situatie van de betrokkene (nog steeds) een adequate voorziening is.
Artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat, indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid.
Ingevolge artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo onderzoekt het college:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, verschuldigd zal zijn.
Ingevolge artikel 2.3.2, zevende lid, van de Wmo verschaft de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Ingevolge artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo is de cliënt verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 155) is onder meer het volgende vermeld over deze bepaling: “Het derde lid bevat een algemene medewerkingverplichting en ziet op alle denkbare vormen van medewerking. Het niet verlenen van specifiek verlangde medewerking kan voor het college aanleiding vormen een maatwerkvoorziening niet te verstrekken, in te trekken of op te schorten. Het gaat hier om medewerking verlenen bij het onderzoek en daarna.”
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Coevorden 2021
De gemeenteraad van de gemeente Groningen heeft de te verstrekken voorzieningen nader geconcretiseerd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Coevorden 2021. Hoofstuk 2 van de Verordening bevat de regels omtrent melding en onderzoek. Hoofdstuk 3 beschrijft de aanvraag en beslissing maatwerkvoorziening. Hoofdstuk 4 geeft de mogelijke maatwerkvoorzieningen weer.
Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning gemeente Coevorden 2015
Hoofstuk 2 bevat de (relevante) artikelen over procedurele zaken.