Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Hij heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat er wettig en overtuigend bewijs is op basis van het proces-verbaal van bevindingen opgenomen op pagina 66 en verder, het aantreffen van de dealtelefoon in de auto van verdachte waarop voortdurend werd ingebeld door afnemers, de overboekingen die zijn gedaan naar de bankrekening van verdachte en de verklaringen van de afnemers [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Door de overboekingen van [naam 2] in maart 2022, de waarnemingen van drugsdeals op 1 september 2022 en de verklaring van [naam 1] dat ze al een half jaar drugs koopt bij verdachte, kan bewezen worden dat verdachte drugs heeft gedeald in de periode 1 maart 2022 tot en met 1 september 2022. De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de aanhouding rechtmatig was. Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen was op 1 september 2022 sprake van een redelijk vermoeden van schuld.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat bij de fouillering van verdachte bolletjes cocaïne en heroïne zijn aangetroffen. Daarnaast is bij de fouillering ook een sleutelbos aangetroffen. Deze sleutels pasten op de deur van de woning gelegen aan de [straatnaam] in Leeuwarden, de enige afgesloten slaapkamer en de kluis die zich in deze slaapkamer bevond. De doorzoeking in deze woning heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van en onder leiding van de rechter-commissaris Post. De doorzoeking is daarom rechtmatig. In de kluis zijn nog meer verdovende middelen aangetroffen. Verdachte had de beschikking over deze drugs dus alle verdovende middelen die bij de doorzoeking van de woning zijn aangetroffen kunnen voor het bewijs gebezigd worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De raadsman heeft betoogd dat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld en dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Verbalisanten concluderen dat de korte bezoekjes en onlogische routes die verdachte op 1 september 2022 heeft afgelegd, in combinatie met de mutaties en de MMA-melding maken dat zij verdachte aanmerken als verdachte van handel in harddrugs. Maar er is geen transactie gezien of contact geweest met een persoon die achteraf heeft verklaard dat hij net drugs heeft gekocht van verdachte. Verdachte is ook niet in de woning of in contact met een ambtshalve bekende harddrugsgebruiker gezien. Bewijsuitsluiting van al hetgeen op die aanhouding is gevolgd is daarom passend als compensatie en ook noodzakelijk. Op grond van de verbodenvruchtenleer dient dit ook door te werken in al hetgeen op de aanhouding is gevolgd en aangetroffen en dus ook op wat er al dan niet onder hem of in de woning is aangetroffen.
De hulpofficier van justitie heeft toestemming gegeven voor een onderzoek aan het lichaam van verdachte. Op grond van artikel 56 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) mag dit alleen bij het bestaan van ernstige bezwaren. De ernstige bezwaren waren er niet en daarom was dit onderzoek aan het lichaam onrechtmatig. Verdachte moest zich van zijn ondergoed ontdoen. Dit valt niet onder de bevoegdheid die in artikel 56 Sv is neergelegd waardoor sprake is van een vormverzuim. Bewijsuitsluiting dient daarom ook hier te volgen.
Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een onrechtmatige doorzoeking. Uit niets blijkt dat er – voorafgaand aan de doorzoeking – een vordering is gedaan door de bevoegde persoon bij de rechter-commissaris. Ook kan niet worden vastgesteld dat de rechtercommissaris de machtiging heeft afgegeven. Zelfs indien de machtiging er zou zijn, dient een doorzoeking plaats te vinden onder leiding van de rechter-commissaris en in aanwezigheid van de (hulp)officier van justitie. De artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag betreffende de rechten van de Mens zijn geschonden. Ter compensatie dient bewijsuitsluiting te volgen van hetgeen in de woning is aangetroffen.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 betoogd de ten laste gelegde periode te beperken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er slechts één getuige is die heeft verklaard dat zij zes maanden drugs heeft gekocht bij verdachte. Daarnaast zijn er twee andere getuigen die incidenteel bij verdachte drugs hebben gekocht. Dit is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde periode van zes maanden. Met betrekking tot feit 2, het aanwezig hebben van de ten laste gelegde cocaïne en heroïne, mag alleen de drugs die door het NFI is getest voor het bewijs worden gebruikt. Dit zou betekenen dat enkel een veroordeling kan volgen voor het aanwezig hebben van 46,75 gram cocaïne en 85,28 gram heroïne.
Oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft betoogd dat er bewijsuitsluiting plaats moet vinden omdat de aanhouding van verdachte, het onderzoek aan zijn lichaam op grond van artikel 56 Sv en de doorzoeking van de woning gelegen aan de [straatnaam] , onrechtmatig zijn verricht. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Aanhouding verdachte
Door de raadsman is (herhaald, want al eerder bij de rechter-commissaris) gesteld dat verdachte is aangehouden zonder dat sprake zou zijn geweest van een redelijk vermoeden van schuld. De rechtbank volgt de raadsman niet in dit verweer.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 1 september 2022
(blz. 66 e.v. van het dossier)kan worden afgeleid dat verbalisanten op 1 september 2022 zien dat verdachte in zijn auto rijdt. Gezien wordt dat de auto van verdachte voor de woning van de ambtshalve bekende harddrugsgebruiker [naam 4] stil stond. Vervolgens reed verdachte naar de Emmakade en liep naar de woning gelegen aan de [straatnaam] . De politie zag dat hij na vijf minuten weer naar buiten liep, dat hij in de auto stapte en een kort bezoekje bracht aan de portiek gelegen aan de [straatnaam] . Op perceel [nummer] is [naam 5] woonachtig en hij heeft zich in het verleden bezig gehouden met drugshandel. Verdachte is ongeveer een minuut in deze portiek geweest waarna hij weer in zijn voertuig stapte en wegreed in de richting van de Uiterdijksterweg. Nabij de Spoorstraat parkeerde hij zijn auto en hij liep in de richting van Achter de Hoven. Verdachte maakte daar contact met een blanke man en ze liepen gezamenlijk een steeg in, uit het zicht van de openbare weg. Kort hierop kwamen ze weer uit de steeg gelopen. De blanke man stapte toen op de fiets en fietste weg. Verdachte is toen ook in zijn auto gestapt en weggereden. Daarnaast is er nog de MMA-melding en het mutatierapport van 8 mei 2022. Deze MMA-melding betreft het verhandelen van drugs vanuit een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Het is verbalisanten bekend dat slechts één toegangsdeur toegang geeft tot de huisnummers [nummer] aan de Zuidergrachtswal. In het mutatierapport staat beschreven dat op 8 mei 2022 een vermoedelijke overdacht van verdovende middelen door verdachte is gezien bij de Hoekstersingel in Leeuwarden.
In het licht van deze bevindingen is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, en dat de aanhouding daarom rechtmatig is geweest.
Onderzoek aan het lichaam van verdachte (artikel 56 Sv)
Op grond van artikel 56 Sv kan de (hulp)officier van justitie in het belang van het onderzoek en bij het bestaan van ernstige bezwaren, bepalen dat de verdachte aan zijn lichaam of kleding zal worden onderzocht. Op 1 september 2022 heeft de hulpofficier van justitie Dijkstra een bevel afgegeven om een onderzoek aan het lichaam van verdachte te verrichten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de redenen voor het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van ernstige bezwaren.
Van onderzoek aan het lichaam is volgens de Memorie van Toelichting sprake ‘indien het onderzoek verder gaat dan het oppervlakkig aftasten van de kleding van verdachte’. Hieronder dient te worden verstaan het onderzoek aan de oppervlakte van het hele lichaam en het uitwendig schouwen van de openingen van de holten van het bovenlichaam.
1Uit het proces-verbaal van bevindingen
(p. 80)kan worden afgeleid dat er een plastic zakje met diverse bolletjes op de grond viel toen verdachte zich ontdeed van zijn onderbroek. De bolletjes met verdovende middelen zijn uit de onderbroek van verdachte gevallen, waarbij niet is gebleken dat het onderzoek verder is gegaan dan het onderzoeken van de oppervlakte van het lichaam van verdachte en het uitwendig schouwen van de openingen van de holten van zijn bovenlichaam.
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een vormverzuim en dat de aangetroffen middelen voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Doorzoeking van de woning van verdachte
Uit pagina’s 4, 61 en 106 van het procesdossier kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van een doorzoeking als bedoeld in artikel 110 Sv. Samen met rechter-commissaris Post en hulpofficier van justitie Dijkstra hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 1 september 2022 de woning gelegen aan de [straatnaam] te Leeuwarden doorzocht. De vordering van de officier van justitie tot het doorzoeken van de woning bevindt zich niet bij de stukken. Bij de stukken bevindt zich wel een aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming. Tegen deze achtergrond kan er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel aan bestaan dat de rechter-commissaris op basis van de daarin opgenomen informatie, tot de doorzoeking van de woning is overgegaan. Dat deze aanvraag op 2 september 2022 is gedateerd, terwijl de doorzoeking op 1 september 2022 heeft plaatsgevonden, maakt dat oordeel niet anders. Gelet daarop zal de rechtbank aan het mogelijk niet opmaken van de vordering tot doorzoeking van de woning als bedoeld in artikel 110 Sv geen consequenties verbinden.
De raadsman heeft vervolgens betoogd dat het ontbreken van een schriftelijke machtiging tot doorzoeking van de woning maakt dat deze onrechtmatig heeft plaatsgevonden.
In geval de doorzoeking plaatsvindt onder leiding van de rechter-commissaris, zoals in dit geval is gebeurd, is een machtiging niet vereist. Het verweer van de raadsman wordt verworpen, omdat dat is gebaseerd op het ontbreken van een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris die vereist is in geval buiten aanwezigheid van de rechter-commissaris een doorzoeking van een woning plaatsvindt, zoals bedoeld in artikel 97 Sv. Daarvan is hier echter geen sprake geweest.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.