ECLI:NL:RBNNE:2023:2695

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
18-322084-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor medeplegen van bezit van hennep en hennepplanten met vrijspraak voor telen en diefstal van elektriciteit en water

Op 7 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die werd beschuldigd van het medeplegen van het in bezit hebben van hennep en hennepplanten, alsook van diefstal van elektriciteit en water. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 maart tot en met 13 april 2021 op een adres in Emmen opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 14.130,6 gram hennep en 198 hennepplanten aanwezig heeft gehad. De verdachte werd echter vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit en water, omdat niet kon worden bewezen dat zij actief betrokken was bij deze activiteiten.

De rechtbank oordeelde dat er een redelijk vermoeden van schuld bestond voor het aantreffen van de hennepkwekerij, gebaseerd op meldingen en metingen die door de politie waren uitgevoerd. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn voor de strafvervolging, wat leidde tot een mildere strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18.322084.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij in of omstreeks de periode van 1 maart tot en met 13 april 2021 te [adres] , gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/perceel aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 14130,6 gram hennep en/of ongeveer 198, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 13 april 2021, te
[adres] , gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, hoeveelheden en/of een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
3
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 13 april 2021 te
[adres] , gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, hoeveelheden en/of een hoeveelheid water, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het bedrijf [bedrijf 2] in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
De rechtbank constateert dat in de periode in het onder 1 ten laste gelegde feit slechts één jaartal staat genoemd. De rechtbank begrijpt de tenlastelegging zo dat aan verdachte onder 1 ten laste is gelegd de periode van 1 maart 2021 tot en met 13 april 2021. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Nu naar het oordeel van de officier van justitie niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ook een actieve bijdrage heeft gehad bij het telen en bewerken van de hennep verzoekt hij verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde in zoverre partieel vrij te spreken en enkel te veroordelen voor het aanwezig hebben van de hennep.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe primair aangevoerd dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering, welk vormverzuim bewijsuitsluiting tot gevolg moet hebben. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de politie de woning van verdachte op 13 april 2021 ten onrechte is binnengetreden, omdat ten tijde van het binnentreden er geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld. Indien de rechtbank aan dit verweer voorbij gaat heeft de raadsvrouw subsidiair aangevoerd dat verdachte geen enkele wetenschap heeft gehad van de hennepkwekerij en op geen enkele wijze bij de hennepkwekerij betrokken is geweest. Nu verdachte ook niet in de onder de hennepkwekerij gelegen garage kwam, kan evenmin worden vastgesteld dat verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over de aldaar aangetroffen hennep, zodat verdachte naar het oordeel van de raadsvrouw ook moet worden vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen hoeveelheid hennep.
Oordeel van de rechtbank
Een redelijk vermoeden van schuld
Bij de beoordeling van het verweer dat strekt tot bewijsuitsluiting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem-melding (MMA-melding) waarin melding werd gemaakt van het vermoeden van een hennepkwekerij op een ander adres dan het adres van verdachte, is door [bedrijf 1] een positieve netmeting verricht. Om vast te kunnen stellen waar zich eventueel een hennepkwekerij zou kunnen bevinden is door [bedrijf 1] vervolgens een spanningsval meting verricht. Hieruit bleek dat met grote zekerheid kon worden gesteld dat het verdachte spanningspatroon is veroorzaakt door de dienstleiding behorend bij het adres van verdachte en haar partner (hierna: medeverdachte) en niet door het in de MMA-melding genoemde adres. Daarnaast is op foto’s van het dak van het garagegedeelte van de woning van verdachte te zien dat daarop in de maanden januari 2021 en februari 2021 aanzienlijk minder sneeuw lag dan op de omliggende daken.
De rechtbank is - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat op basis van voorgaande bevindingen een redelijk vermoeden van schuld aan de aanwezigheid van een hennepkwekerij op het adres aan de [adres] bestond. De netmetingen hebben immers geleid tot een verdenking van een hennepkwekerij, waarna de spanningsval meting en voornoemde foto’s van het dak van het garagegedeelte bij de woning van verdachte de verdenking heeft teruggebracht tot slechts één specifieke woning, hetgeen een voldoende concrete en specifieke verdenking oplevert. De machtiging tot binnentreden is dan ook terecht verleend en het bewijs is niet op onrechtmatige wijze verkregen. Het proces-verbaal met betrekking tot het aantreffen en de inrichting van de hennepkwekerij, alsmede de aangetroffen hoeveelheid hennep, zal daarom niet van het bewijs worden uitgesloten. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Vrijspraak
De rechtbank acht de onder 2 en 3 ten laste gelegd feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij het op illegale wijze afnemen van stroom en drinkwater, noch dat zij daarvan op de hoogte was.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter terechtzitting van 23 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Sinds 2016 heb ik een eigen trimsalon voor honden. De trimsalon is gevestigd onder de aangetroffen hennepkwekerij op het adres aan de [adres] .
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij
d.d. 14 april 2021, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021077034 d.d. 13 juli 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] :
Op het adres [adres] , binnen de gemeente Emmen, staan de volgende personen ingeschreven:
Achternaam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1987
(…)
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1987
(…)
Omschrijving pand
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij, -stekkerij en -drogerij aanwezig was,
waarvan de planten kennelijk deels waren geoogst. Het pand betreft een vrijstaande woning met daaraan vast een schuur. In deze schuur is op de begane grond een hondentrimsalon gevestigd en een garage. Op de eerste verdieping van deze schuur was de hennepkwekerij,- stekkerij, - drogerij gevestigd. De woning en de schuur zijn beide vanaf de openbare weg te bereiken. De schuur c.q. garage is zowel van de voorzijde, de achterzijde en van binnenuit de woning te bereiken.
(…)
Omschrijving aanwijzingen hennepteelt buiten de kweekruimte(n)
In de garage zagen wij direct al meerdere zakken met henneptoppen liggen, meerdere hennep gerelateerde goederen staan en verschillende kabels en slangen naar de eerste verdieping van de garage lopen. Deze liepen via het trapgat van de vlizotrap naar boven. Op de eerste verdieping zagen wij dat er meerdere compartimenten afgetimmerd waren en dat deze compartimenten vol stonden met hennepplanten en hennep gerelateerde goederen.
(…)
Totaal aangetroffen gedroogde henneptoppen in de kwekerij:
14.130,6 kilo bruto.
Totaal aangetroffen hennepplanten in de kwekerij:
6 moederplanten;
- 37 hennepstekken;.
- 155 hennepplanten.
(…)
Vaststelling hennep
Wij constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere
ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Wij constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten waren.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de hennepkwekerij is aangetroffen in de bovenste helft van de schuur, grenzend aan de woning van verdachte en medeverdachte. Op de begane grond van voornoemde schuur bevond zich de hondentrimsalon van verdachte en een garage. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte dagelijks werkzaamheden verricht in de hondentrimsalon en dat in de naastgelegen garage, tussen de aldaar opgeslagen levensmiddelen, hennep en hennep gerelateerde goederen zijn aangetroffen. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, inhoudende dat zij geen enkele wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij en de aan die hennepkwekerij gerelateerde goederen, ongeloofwaardig. Nu de exploitatie van een hennepkwekerij - naast een sterke geur - een frequente (menselijke) bedrijvigheid met zich mee moet hebben gebracht, acht de rechtbank de mogelijkheid dat verdachte van die bedrijvigheid en geur niets heeft gemerkt en niet op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij uitgesloten.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van zowel de aangetroffen hoeveelheid hennep als hennepplanten. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte ook een actieve bijdrage heeft gehad aan het telen, bereiden, bewerken of verwerken van die hennep(planten), zodat verdachte in zoverre partieel zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 maart 2021 tot en met 13 april 2021 te [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [adres] , een hoeveelheid van in totaal 14130,6 gram hennep en 198 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van
de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft subsidiair geen standpunt ingenomen omtrent een eventueel aan verdachte op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep en hennepplanten, welke door haar partner, tezamen en in vereniging met anderen, in de schuur grenzend aan hun woning werd geteeld en bewerkt. De consumptie van hennep kan een gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en het bezit van dergelijk grote hoeveelheden hennep - en het daaraan voorafgaande illegaal telen ervan - gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment dat verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan twee jaren verstreken. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zaal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle voorzitter, mr. O.J. Bosker en
mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2023.
Mr. H. Supèr is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.