ECLI:NL:RBNNE:2023:2666

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
18-051019-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting van een eigenaar van een beleenhuis met gebruik van valse hoedanigheden en listige kunstgrepen

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting. De zaak betreft een incident dat zich voordeed tussen 1 en 20 februari 2023, waarbij de verdachte en een medeverdachte een eigenaar van een beleenhuis in Leeuwarden hebben misleid. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte de eigenaar, [naam 1], overtuigd om een bedrag van 39.000 euro te betalen in ruil voor twee baren goud, die uiteindelijk niet geleverd werden. In plaats daarvan ontving de eigenaar twee dumbells. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door middel van een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen de eigenaar heeft bewogen tot de afgifte van het geld. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de camerabeelden als bewijs gebruikt. De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting, maar zijn advocaat was aanwezig. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd op basis van de aangifte en de camerabeelden. De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake was van oplichting, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/051019-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , thans gedetineerd [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juni 2023.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Arnhem, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2023 tot en met 20 februari 2023 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld, ter waarde van 39.000 euro, immers heeft verdachte in voornoemde periode tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen,
  • tegen die [naam 1] gezegd dat hij twee baren goud zou verkrijgen uit een erfenis en daarbij devraag gesteld of die [naam 1] daarbij belang had, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (toen die [naam 1] had aangegeven die twee baren goud wel te willen aankopen)
  • die [naam 1] benaderd met de vraag wanneer verdachte en/of zijn mededader dat goud bij die[naam 1] kon(den) inleveren, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • tegen die [naam 1] gezegd dat verdachte en/of zijn mededader maandagochtend de kinderen naarschool moest brengen en daarna wel langs kon komen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
(toen die [naam 1] had aangegeven dat hij nog niet het volledige afgesproken bedrag contant voorhanden had)
- tegen die [naam 1] gezegd dat dit wel goed was en dat hij het geld voor de verkoop van het goudsamen met zijn mededader zou ophalen en de rest dan later zou ophalen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, waardoor die [naam 1] werd bewogen tot de afgifte van die 39.000 euro, althans een hoeveelheid geld, (en verdachte en/of zijn mededader aan die [naam 1] een gesloten tas met daarin (wat later bleek) twee gewichten/dumbells had(den) overhandigd, in plaats van twee baren goud);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2023 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, ter waarde van 39.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde op grond van de aangifte van [naam 1] , de herkenning van verdachte op de camerabeelden en het aangetroffen geld in de woning van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat er geen sprake was van oplichting. Er is geen gebruik gemaakt van een valse naam of een valse hoedanigheid. Daarnaast is niet gebleken dat aangever door een samenweefsel van verdichtsels is bewogen tot afgifte van het geld.
Met betrekking tot de dumbells heeft de raadsman aangevoerd dat van aangever verwacht mocht worden met enige voorzichtigheid te handelen. De wetgever heeft bepaald dat de lichtgelovigen en onnozelen niet altijd in bescherming genomen kunnen worden.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat het geld niet door verdachte is weggenomen. Aangever heeft het geld aan verdachte meegegeven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2023, opgenomen op pagina 65 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002023046607 d.d. 8 april 2023, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik doe aangifte namens mijn bedrijf '' Het [bedrijf] ' gelegen aan [adres 2] te Leeuwarden. Ongeveer twee weken geleden kwam er één (l) man, naar later bleek verdachte 1, bij mij in de winkel. Hij vertelde mij dat hij twee baren goud zou krijgen door een erfenis en vroeg of ik hier belang bij had. Ik gaf aan dat ik dat wel wilde inkopen en vertelde dat dit dan op afspraak kon. Op 18 februari 2023 omstreeks 15.40 uur, was ik weer aan het werk bij Het [bedrijf] . Ik zag dat er twee mannen binnen kwamen. Ik herkende één van de twee mannen direct als de man die twee weken geleden ook in mijn zaak was geweest met het verhaal over een erfenis. Verdachte 1 vroeg of mij wanneer hij het goud kon inleveren. Ik vertelde vervolgens dat dit maandag wel kon. Verdachte 1 vertelde dat hij maandagochtend de kinderen naar school moest brengen en dat hij hierna wel langs kon komen. Op maandag 20 februari 2023, omstreeks 09.00 uur, was ik aan het werk in het [bedrijf] . Ik hoorde verdachte 1 door het raam aan mij vragen of het gelukt was. Ik gaf aan dat hij vandaag wel langs kon komen maar dat ik nog niet al het geld had. Ik gaf aan dat hij morgen dan wel terug kon komen voor de rest. Ik hoorde verdachte 1 zeggen dat dit wel goed was, hij vertelde vervolgens dat zijn vriend welke er zaterdag ook bij was het dan wel op kwam halen.
Op maandag 20 februari 2023, omstreeks 09.15 uur, was ik in de winkel. Ik zag dat verdachte 2 de winkel in kwam lopen. Verdachte 2 vroeg aan mij of ik het geld had liggen. Ik vertelde dat ik niet alles had maar dat hij de rest morgen kon ophalen. Ik liep vervolgens naar achteren om het geld te pakken. Ik had het geld al klaar leggen in een kartonnen doosje met de opdruk Malca-Amit. Ik had het geld eerder deze ochtend al klaar gelegd. Het gaat om 39.000 euro. Het geld is opgedeeld in de volgende biljetten:
  • 1 x 200 euro biljetten
  • 29 x 100 euro biljetten
  • 710 x 50 euro biljetten- 20 x 20 euro biljetten
Ik liep vervolgens met het doosje met geld richting de balie. Verdachte 2 stond op dat moment nog bij de balie. Ik zag dat de man het doosje beetpakte en vervolgens in een gele Jumbo tas deed welke hij bij zich had. Dit was het bedrag van 39.000 euro. Ik zag dat verdachte 2 tegelijk de tas met het goud op de toonbank zette. Dit was een zwarte rugzak waar een hangslotje aan vast zat. Ik zag dat verdachte 2 meteen wegliep richting de uitgang van de winkel. Ik opende de zwarte rugtas en zag en voelde iets zwaars wat was ingewikkeld in een theedoek met een elastiek er om heen. Ik zag namelijk dat er twee roze gewichtjes in de theedoek zaten. Het gaat om twee dumbells van 1 kg per stuk.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 maart 2023, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag, 2 maart 2023, werden door mij de camerabeelden uitgekeken afkomstig van Het [bedrijf] , [adres 2] te Leeuwarden.
Camerabeelden van d.d. 20 februari 2023.
Channel 6, Kassa.
Datumaanduiding 2023-02-20
Tijdstippen tussen 08.30.00 en 09.47.20.
Tijdstip 09.11.00 uur
Zag ik, verbalisant, dat verdachte [verdachte] binnen kwam bij ' het [bedrijf] , [adres 2]
Leeuwarden. Ik zag dat verdachte [verdachte] voor de witte balie ging staan en aangever [naam 1] achter de balie. Ik zag dat aangever [naam 1] terug kwam met een kartonnen doosje in zijn handen en legde dit doosje op de balie voor zich. Hij opende het doosje en toonde het geld wat er in zat aan verdachte [verdachte] . Hij haalde er een aantal bankbiljetten goed zichtbaar voor verdachte
[verdachte] uit. Ik zag dat verdachte [verdachte] zijn rechterhand uit stak om het doosje met geld aan te nemen. 09.12.10 uur
Ik zag dat aangever [naam 1] het doosje aan de voorzijde sloot. Op het doosje zat aan de bovenzijde een zwart logo, deels zichtbaar en overeenkomstig met het logo van de firma Malca-Amit. Ik zag dat verdachte [verdachte] het doosje van aangever [naam 1] over nam en dit in het geel/zwarte plastic tas stopte. Daarna pakt verdachte [verdachte] vervolgens de zwarte rugzak van de vloer en zette deze voor aangever [naam 1] op de balie.
09.12.28 uur
Ik zag dat verdachte [verdachte] direct weg liep in de richting van de uitgang. Aangever [naam 1] pakte de rugzak aan de bovenzijde vast. De tas stond nog op de balie.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 23 februari 2023, opgemaakt door de rechter-commissaris strafzaken van de rechtbank Noord-Nederland, inhoudend als verklaring van verdachte:
U houdt mij de vordering van de officier van justitie voor en vraagt naar mijn verklaring.
Het is geen diefstal. Er zit verschil in beroven of stelen. Hij gaf het gewoon aan mij, hij heeft het gewoon aan mij overhandigd. U vraagt mij of het kan kloppen dat ik herkend ben op de camerabeelden van het [bedrijf] . Ja.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van het geheel aan leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangever [naam 1] is eigenaar van het [bedrijf] te Leeuwarden. Medeverdachte [naam 2] komt begin februari 2023 in het [bedrijf] van aangever. Hij vertelt aangever dat hij vanuit een erfenis twee baren goud zal verkrijgen en vraagt aangever of hij hier belang bij heeft. Aangever geeft aan belangstelling te hebben voor de twee baren goud. Vervolgens wordt aan aangever gevraagd wanneer ze het goud bij hem kunnen inleveren. Medeverdachte [naam 2] deelt mee dat hij op maandagochtend 20 februari 2023 zijn kinderen naar school moet brengen en dat hij daarna langs kan komen. Aangever geeft hierop aan dat hij niet het volledige bedrag contant voorhanden zal hebben. Medeverdachte [naam 2] geeft aan dat het goed is en dat hij het geld die maandag zal komen ophalen en het resterende bedrag de volgende dag komt ophalen.
Op maandag 20 februari 2023 komen verdachte en de medeverdachte [naam 2] bij aangever bij het [bedrijf] . Verdachte gaat naar binnen en regelt de overdracht. Verdachte neemt een doos met contant briefgeld van aangever over en hij geeft een rugtas aan aangever. Daarna gaat verdachte ervandoor. In de rugtas blijken twee dumbells te zitten in plaats van de afgesproken baren goud.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte door een samenweefsel van verdichtsels en een listige kunstgreep aangever hebben bewogen tot de afgifte van het geldbedrag ter waarde van € 39.000,00.
In het bijzonder heeft de rechtbank aanmerking genomen dat het handelen van de medeverdachte door meermalen bij aangever in het [bedrijf] te komen om afspraken te maken het vertrouwen mocht wekken bij aangever. Daarnaast heeft de medeverdachte ook een baar goud aan aangever laten zien, wat hem geloofwaardiger heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de medeverdachte [naam 2] zich heeft voorgedaan als potentiële klant van aangever en dat hij door deze handelwijze van verdachte en zijn medeverdachte werd bewogen tot het afgeven van contant geld aan verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat dergelijk handelen onder normale omstandigheden niet een samenweefsel van verdichtsels oplevert. De wetgever heeft blijkens de Memorie van Toelichting bij titel XXV van boek II van het Wetboek van Strafrecht immers onnozelheid en lichtgelovigheid niet willen beschermen.
In het onderhavige geval is naar het oordeel van de rechtbank echter geen sprake van onnozelheid of lichtgelovigheid. Aangever werd niet misleid doordat hij onvoldoende voorzichtigheid in acht nam of zijn denkvermogen onvoldoende heeft aangesproken. Aangever heeft naar het oordeel van de rechtbank door het handelen van medeverdachte redelijkerwijs erop mogen vertrouwen dat hij daadwerkelijk goud geleverd zou krijgen van verdachten. Het handelen van de medeverdachte was hier ogenschijnlijk ook op gericht.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair hij in de periode van 1 februari 2023 tot en met 20 februari 2023 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van 39.000 euro, immers heeft verdachte in voornoemde periode tezamen en in vereniging met zijn mededader,
  • tegen die [naam 1] gezegd dat hij twee baren goud zou verkrijgen uit een erfenis en daarbij devraag gesteld of die [naam 1] daarbij belang had, en toen die [naam 1] had aangegeven die twee baren goud wel te willen aankopen
  • die [naam 1] benaderd met de vraag wanneer verdachte en/of zijn mededader dat goud bij die[naam 1] kon(den) inleveren, en
  • tegen die [naam 1] gezegd dat verdachte en/of zijn mededader maandagochtend de kinderen naarschool moest brengen en daarna wel langs kon komen, en toen die [naam 1] had aangegeven dat hij nog niet het volledige afgesproken bedrag contant voorhanden had
  • tegen die [naam 1] gezegd dat dit wel goed was en dat hij het geld voor de verkoop van het goudsamen met zijn mededader zou ophalen en de rest dan later zou ophalen, waardoor die [naam 1] werd bewogen tot de afgifte van die 39.000 euro, en verdachte en/of zijn mededader aan die [naam 1] een gesloten tas met daarin wat later bleek twee dumbells had overhandigd, in plaats van twee baren goud.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair. medeplegen van oplichting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk proeftijd 2 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging de strafeis te matigen gelet op de LOVSoriëntatiepunten ter zake fraudedelicten en maximaal een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan oplichting van een eigenaar van een [bedrijf] . Ze hebben het slachtoffer doen geloven twee baren goud te leveren in ruil voor een groot geldbedrag in contanten. In plaats van twee baren goud hebben de verdachten twee dumbells geleverd. De verdachten hebben zich op geen enkele manier bekommerd om de gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer, maar zijn juist gewetenloos en geraffineerd te werk gegaan. Ze hebben zich enkel laten leiden door hun persoonlijk belang en geldelijk gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
In het adviesrapport d.d. 20 april 2023 van Reclassering Nederland, staat onder meer dat verdachte in eerste instantie niet met de reclassering in gesprek wilde en niet bereid was zich aan bijzondere voorwaarden te houden. In een later gesprek is verdachte hierop teruggekomen. De reclassering vraagt zich af in hoeverre verdachte intrinsiek gemotiveerd, maar adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is. De rechtbank zal een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding een deel voorwaardelijke straf op te leggen nu onvoldoende is gebleken dat verdachte intrinsiek is gemotiveerd mee te werken aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partij

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 20.000,00 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering niet ontvankelijk verklaard moet worden omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk verklaard moet worden wegens het ontbreken van onderbouwing van het schadebedrag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de schadevergoedingsvordering. De materiële schade in de vorm van omzetderving heeft de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. De enkele stelling dat hij inkomsten is misgelopen doordat hij geld kwijt was en geen goudbaren had verkregen is daartoe onvoldoende. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade geldt dat weliswaar voorstelbaar is dat hiervan sprake is, maar dat ook hiervoor een onderbouwing vereist is die verder gaat dan hetgeen de benadeelde partij heeft aangetoond. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Verklaart de vordering van [naam 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. F. van der Meulen, rechters, bijgestaan door W. van Goor, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2023.