Het college stelt dat uit het geluidsrapport blijkt dat alle geluidsbronnen die verband houden met de theatervoorstellingen, zowel direct als indirect, zijn onderzocht. Uit het geluidsrapport blijkt dat de grenswaarden uit het Abm niet zullen worden overschreden als gevolg van de indirecte geluidsbronnen.
Ten aanzien van de tuin heeft het college gesteld dat de achtertuinen in de geluidsschaduw van de woningen liggen waardoor de geluidsbelasting lager zal zijn dan in de voortuinen en daarmee aanvaardbaar. Anders dan verzoekers menen is ook het maximaal geluidsniveau onderzocht. Het college heeft daartoe verwezen naar het geluidonderzoek uit 2017, waarin is overwogen dat het maximale geluidsniveau van muziekgeluid hoogstens 60dB(A) bij de woningen bedraagt gedurende 15 minuten. Deze waarde voldoet aan de standaard grenswaarde voor het LAmax van het Abm vaqn 65 dB(A). Het college heeft gesteld dat er voor 2023 en 2024 geen relevante verschillen zijn.
7.3.1.De voorzieningenrechter stelt voorop dat, anders dan verzoekers menen, uit het geluidsrapport van 6 april 2023 blijkt dat het geluidsonderzoek zich niet heeft beperkt tot de geluidsbronnen waarop het Abm betrekking heeft. Alle geluidsbronnen die verband houden met de theatervoorstellingen, zowel direct als indirect, zijn onderzocht. Daaronder vallen onder meer het stemgeluid van bezoekers en geluid van vertrekkende bezoekers, het stemgeluid van bezoekers voor, tijdens en na de voorstelling, inclusief stemgeluid van publiek dat wandelt van en naar het parkeerterrein, applaus en verkeer. Uit het geluidsrapport blijkt dat bijdragen van de indirecte geluidsbronnen ruimschoots onder de in het Abm geldende grenswaarden van 45 dB(A) in de avond en 40dB(A) in de nacht blijven.
De omstandigheid dat het maximale geluidsniveau niet expliciet in het onderhavige rapport is getoetst maakt, wat er ook van zij, niet dat reeds daarom het geluidsrapport niet aan het besluit ten grondslag kon worden gelegd. In dat verband overweegt de voorzieningenrechter dat het college in het verweerschrift naar het geluidsonderzoek uit 2017 heeft verwezen, waarin is overwogen dat het maximale geluidsniveau van muziekgeluid hoogstens 60dB(A) bij de woningen bedraagt gedurende 15 minuten, terwijl deze waarde voldoet aan de standaard grenswaarde voor het LAmax van het Abm van 65 dB(A). Het college heeft gesteld dat er voor 2023 en 2024 geen relevante verschillen zijn. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen, mede nu ter zitting namens derde partij I is gesteld dat uit de geluidsmetingen van dit jaar blijkt dat onder de toegestane waarde van 55dB(A) op de gevel wordt gebleven. Dit hebben verzoekers niet betwist.
7.3.2Ten aanzien van het besluit maatwerkvoorschriften overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Bij dit besluit heeft het college het voorschrift gesteld dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten binnen de grenzen van de inrichting, inclusief muziekgeluidcorrectie ter plaatse van omliggende woningen niet meer mag bedragen dan 55dB(A) in de dagperiode (07:00 -19:00 uur) en de avondperiode (19:00 – 23:00 uur). Het college wijkt hiermee af van de in artikel 2.17 eerste lid, onder a, Abm genoemde geluidswaarden van 50dB(A) in de dagperiode en 45 dB(A) in de avondperiode met respectievelijk 5dB(A) en 10 dB(A)). Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat, uitgaande van een gevelgeluidwering van 20dB(A), het stoorgeluidsniveau in de woningen niet relevant zal toenemen ten opzichte van het al heersende achtergrondgeluidsniveau van 25 tot 35dB(A). De daarmee gepaard gaande hinder kan als acceptabel worden gezien, mede omdat de volgens de nota Evenementen met een luidruchtig karakter te respecteren grenswaarde voor onduldbare hinder van 50dB(A) exclusief 10dB(A) straffactor voor muziek in de woning ruimschoots wordt gerespecteerd.
7.3.3.Naar aanleiding van de in het verzoek om voorlopige voorziening opgenomen gronden, dat de gevelgeluidwering en de geluidshinder in de tuin niet zijn onderzocht, heeft de voorzieningenrechter verweerder gevraagd geluidsmetingen uit te voeren in de woningen en in de tuin. Deze geluidsmetingen hebben op woensdagavond 21 juni tijdens de gehele voorstelling plaatsgevonden. De bevindingen zijn in een rapport neergelegd. Daaruit blijkt dat in de woonkamer van de woning [adres 1] een meting met gesloten ramen en deuren heeft plaatsgevonden en dat in de woonkamer van de woning [adres 2] een meting heeft plaatsgevonden met open tuindeuren.
7.3.4.Uit de bevindingen van de geluidsmetingen blijkt dat in de woonkamer van de woning [adres 1] het gemiddeld gemeten niveau, inclusief de bijdrage van vogels, 22,1 dB(A) bedraagt. Zonder correctie voor het stoorgeluid van vogels en met toepassing van de toeslag voor muziek bedraagt het geluidsniveau 32,1dB(A). Wordt de bijdrage van de vogels uitgesloten dan bedraagt het niveau 17,2 dB waarbij na toepassing van de muziektoeslag van 10dB een te toetsen waarde overblijft van 27,2 dB.
Ook op het terras achter de woning is een meting uitgevoerd. In het rapport is vermeld dat de bijdrage vanaf de 2000 Hz van vogels duidelijk opvalt. Vermeld is dat het geluidsniveau van de gehele voorstelling 42,0 dB(A) lijkt te bedragen, maar de bijdrage van 2000 Hz (vogels) is alleen al 41,0 dB(A) hiervan. Door de bijdrage van 2000/4000/80000 Hz uit te zonderen van het totaal worden de vogelgeluiden uitgesloten en wordt een goede bijdrage van de voorstelling verkregen. Dit bedraagt totaal 35,5 dB(A). Dat komt overeen met de verwachting uit de praktijk dat aan de achterzijde het geluidsniveau circa 10dB lager is dan is toegestaan aan de voorzijde. De meetpositie was niet op het terras direct achter de woning gelegen maar op circa 14 meter achter de woning. Direct achter de woning zal het geluidsniveau ten gevolge van de voorstelling nog lager zijn door betere afscherming.
Uit de bevindingen is verder gebleken dat in de woonkamer van de woning [adres 2] , met geopende tuindeuren, het gemiddeld gemeten niveau, inclusief de bijdrage van vogels, 30,8 dB(A) bedraagt. Zonder correctie voor het stoorgeluid van vogels en met toepassing van de toeslag voor muziek bedraagt het geluidsniveau 31dB(A). De muziek is zo minimaal herkenbaar ten opzichte van de overige geluiden en bijbehorende niveaus in de gemeten situatie dat de toeslag achterwege blijft.
Het geluidsniveau dat optreedt in de woonkamer tijdens de pauze en na de voorstelling bedraagt 29,9 dB(A). Dat is een verschil van 0,9 dB, wat daarmee een beeld geeft van de verhouding van de stoorgeluiden met voorstelling en zonder voorstelling. Dat is daarmee verwaarloosbaar. Wanneer de bijdrage van vogels wordt uitgesloten bedraagt het niveau 22,1 dB.
Verder is gemeten naast de woning. Vermeld is dat daarbij duidelijk de bijdrage vanaf de 2000Hz van vogels opvalt. Het geluidsniveau van de hele voorstelling lijkt 41dB(A) te bedragen, maar de bijdrage van 2000Hz (vogels) is alleen al 38,2 dB(A) hiervan. Door de bijdrage van 2000/4000/8000 Hz uit te zonderen van het totaal worden de vogelgeluiden uitgesloten en wordt een goede bijdrage van de voorstelling verkregen. Deze bedraagt dan 38,3 dB(A) totaal.
7.3.5.Gelet op de bevindingen van de geluidsmetingen is, zonder correctie voor stoorgeluid van vogels en met muziektoeslag, ten opzichte van de toegestane geluidswaarden uit het Abm, in de woningen sprake van een overschrijding met 2 respectievelijk 1 dB(A). Wordt de bijdrage van vogels uitgezonderd dan blijft de gemeten geluidswaarde onder de op grond van het Abm toegestane waarden in de avondperiode (30dB(A)).
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat, zonder correctie voor stoorgeluid van vogels en met muziektoeslag, verzoekers gelet op de hinderkwalificatietabel uit de Nota Evenementen, gedurende drie maanden vijf avonden in de week, in de woning enige hinder als gevolg van de theatervoorstellingen zullen ondervinden. Dat de in de nota opgenomen grenswaarde voor onduldbare hinder van 50dB(A) voor muziek in de woning ruimschoots wordt gerespecteerd kan daaraan niet afdoen.
De voorzieningenrechter acht de omstandigheid dat verzoekers als gevolg van de theatervoorstellingen gedurende drie maanden, vijf avonden per week, enige hinder zullen ondervinden voor 2023 (nog) niet onaanvaardbaar en ziet hierin onvoldoende aanleiding om te oordelen dat verweerders de betreffende toestemmingen niet hebben kunnen verlenen.
Daarvoor acht zij allereerst van belang dat sprake is van slechts een (zeer) geringe overschrijding van de in de nota opgenomen waarde van 30 dB(A) voor het achtergrondgeluidsniveau in de woning in de avond. Voorts wordt de op grond van artikel 2.20, tweede lid, Abm, voorgeschreven etmaalwaarde van maximaal 35dB(A) binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, wel gehaald.
Verder acht zij van belang dat slechts een zeer beperkt aantal personen enige hinder zal ondervinden van de voorstellingen. Weliswaar hebben verzoekers aangevoerd dat er meer personen zijn die stellen hinder te ondervinden, maar nu niet is gebleken dat die personen een bezwaarschrift dan wel een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend kunnen hun belangen niet bij de beoordeling worden betrokken.
Daarentegen bestaan er grote financiële en maatschappelijke belangen bij het doorgaan van de voorstellingen. Gewezen wordt op de belangen van de aanvragers, inwoners van de gemeente Noordenveld en lokale ondernemers. In dat verband is namens derde partij aangevoerd dat voor alle voorstellingen al kaarten zijn verkocht.
De voorzieningenrechter heeft verder in haar beoordeling betrokken dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat alle mogelijke maatregelen om geluidshinder te beperken al worden getroffen. Deze maatregelen betreffen technische maatregelen waaronder het plaatsen van geluidsschermen, maar ook de in het maatwerkbesluit opgenomen norm van 55dB(A) op de gevel, die ruimschoots lager ligt dan de in de nota voorgeschreven norm van 75dB(A) in de avondperiode.
Namens derde partij I is aangevoerd dat het, mede gelet op de artistieke beleving van de voorstellingen, niet mogelijk is om nog andere maatregelen uit te voeren. Wel is namens derde partij, naar aanleiding van de suggestie van de geluidstechnicus ter zitting, de toezegging gedaan dat zal worden onderzocht of het mogelijk is om de lage frequenties uit te filteren. Dat zal voor de geluidsbeleving van het publiek op de tribune geen verschil maken maar dit zal wel effect kunnen hebben op de door verzoekers ervaren geluidshinder.
De gemeten waarden in de tuin van respectievelijk 35,5 en 38,3 dB(A) leiden niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk geworden dat geen sprake meer is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij betrekt zij dat de geluidsbelasting in de avondperiode op grond van het Abm 45dB(A) op de gevel mag bedragen.
Alles in overweging nemende zijn de verleende toestemmingen en het maatwerkbesluit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voor 2023 rechtmatig te achten. De voorzieningenrechter ziet, ook na afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening of een voorlopige maatregel te treffen.
8. Gelet op het voorgaande dienen de verzoeken om voorlopige voorziening te worden afgewezen.