De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 1 mei 1997 heeft het gerechtshof te Leeuwarden de veroordeelde wegens – kort gezegd – gekwalificeerde doodslag ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 28 september 1997 en laatstelijk op 2 juli 2021 verlengd met twee jaren. De verpleging van overheidswege is op 19 juli 2018, onder voorwaarden, beëindigd.
Het advies van de reclassering
Het reclasseringsadvies van 25 april 2023, opgesteld door [medewerker] , reclasseringswerker van SVG Mondriaan Reclassering Limburg, vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende.
Veroordeelde verblijft inmiddels bijna vijf jaar buiten de kliniek in het kader van de voorwaardelijk beëindigde verpleging. De werkrelatie met de reclassering heeft zich vanaf de beginperiode positief en constructief ontwikkeld. Veroordeelde komt zijn afspraken bij de reclassering trouw na en toont tijdens de gesprekken een ruime mate van openheid. Hij vertelt over zijn belevingen, ervaringen en eventuele spanningen en frustraties. Datzelfde beeld wordt gezien door de woon- en werkbegeleiders en de behandelaar van de polikliniek met wie de reclassering geregeld contact heeft. Veroordeelde leidt een redelijk passief en sociaalarm leven en spendeert veel tijd achter zijn computer.
Het risico op herhaling wordt binnen de huidige omstandigheden ingeschat als matig. Veroordeelde erkent dat hij soms ‘foute’ gedachten en fantasieën heeft over minderjarige meisjes, hij beseft echter dat dit niet toelaatbaar is en zoekt zijn heil in de volwassen porno. Hij heeft voor zichzelf geaccepteerd dat hij deze gedachten en fantasieën bij momenten heeft, maar hij heeft niet de zorg of angst dat hij daarin doorschiet en tot feitelijke gedragingen zou overgaan. Hierover spreekt hij ook met zijn behandelaar bij de polikliniek.
Waar veroordeelde tot voor kort langere tijd stabiel functioneerde, heeft er in januari 2023 een hypomane ontregeling plaatsgevonden als gevolg van een aantal dagen achter elkaar blowen. Veroordeelde gaf dit echter zelf tijdig aan en zette logische stappen. Met medicatie raakte zijn dag- en nachtritme hersteld waarna hij stabiliseerde en zijn medicatie in overleg met de behandelaar weer kon afbouwen. Veroordeelde heeft laten zien betrouwbaar te zijn in de afspraken die wederzijds gemaakt werden. Er kan geconcludeerd worden dat veroordeelde zelf tijdig aan de bel trok, zich liet adviseren en aansturen en daarbij maakte hij de juiste beslissingen.
Ondank het relatief stabiele verloop van het traject blijft er sprake van een kwetsbaarheid, zoals inmiddels ook gebleken is door de ontregelingen. Op die momenten is sprake van een adequaat risicomanagement en kon er snel en passend gehandeld worden. Waarbij vermeld dient te worden dat veroordeelde daarin de meeste verantwoordelijkheid nam door zijn opspelende klachten te melden en de daaropvolgende adviezen op te volgen. Veroordeelde voelt de veiligheid en borging van de bestaande begeleiding en ondersteuning en verzoekt zelf om deze te continueren.
Alles afwegend is door de reclassering geadviseerd om de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen met handhaving van de huidige voorwaarden. Dit gelet op de nog aanwezige psychische stoornis en het aanwezige recidiverisico in het geval het kader, het toezicht en de begeleiding wegvallen.
De deskundige [medewerker] heeft tijdens de terechtzitting van 13 juni 2023 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt – zakelijk weergegeven – in:
Na een lange tijd van stabiel functioneren vond op 10 januari 2023 een ontregeling plaats. Een aantal weken voor de zitting van 13 juni 2023 was sprake van een soortgelijke situatie, met als verschil dat er bij de laatste ontregeling geen sprake was van cannabisgebruik. Veroordeelde heeft echter laten zien dat hij positief op ontregeling heeft gereageerd door deze zelf kenbaar te maken, erover in gesprek te gaan en adviezen op te volgen. Door de korte lijnen tussen de betrokken instanties en zijn eigen opstelling is veroordeelde beide keren vrij snel gestabiliseerd.
De reclassering was voornemens de voorwaarde die ziet op het drugsverbod (voorwaarde 7) te wijzigen, omdat er sprake was van een gedoogbeleid rondom het gebruik van softdrugs. Veroordeelde blowde al langere tijd in zeer beperkte mate, zonder dat dit negatieve gevolgen voor zijn functioneren met zich meebracht. Door de recente ontregeling stelt de reclassering zich echter op het standpunt dat controle en toezicht op deze voorwaarde noodzakelijk blijft. Het thans geformuleerde drugsverbod is voor de reclassering uitvoerbaar.
Het advies van de psychiater
Uit het psychiatrisch onderzoek van 6 januari 2023, opgesteld door E.M.M. Mol, psychiater, blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt.
Veroordeelde heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek. Door de wijze waarop hij die weigering toelichtte wordt door de psychiater verondersteld dat zijn weigering een door hem bewust gemaakte keuze is. Door de psychiater wordt verondersteld dat er bij veroordeelde nog immer sprake is van psychische stoornissen en van recidivegevaar. Echter, door de weigering van veroordeelde om met de psychiater in gesprek te gaan kan deze hypothese niet zorgvuldig worden onderzocht en onderbouwd. Blijkbaar is er bij veroordeelde sprake van ziektebesef en is hij tevreden met zijn ambulante psychiatrische behandeling, woonbegeleiding en het toezicht door de reclassering. Immers heeft veroordeelde naar de psychiater gemaild dat hij met zijn begeleiders redelijk op één lijn zit en hij verlenging van de maatregel prima vindt.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren.
De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat dat de voorwaarde die ziet op de time-out (voorwaarde 3) in overeenstemming wordt gebracht met de uitspraak van de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (verder: PEN-kamer) van 15 december 2022 zodat de time-out alleen kan worden opgelegd indien veroordeelde daarmee instemt.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren.
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de voorwaarde die ziet op de timeout (voorwaarde 3) thans niet conform de uitspraak van PEN-kamer is en verzoekt de rechtbank om deze voorwaarde in lijn te brengen met de meest recente jurisprudentie.
Voorts heeft de raadsman een suggestie gedaan om de voorwaarden te wijzigen voor wat betreft het drugsverbod (voorwaarde 7). De suggestie houdt in dat veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van harddrugs en dat hij zich zal houden aan afspraken met de reclassering rondom zijn softdrugsgebruik, ook als dit inhoudt dat hij geen softdrugs mag gebruiken. Op deze wijze wordt aansluiting gezocht bij de reeds bestaande gedoogconstructie ten aanzien van het blowen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in het onderliggende arrest voorkomende bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de opgelegde straf en maatregel, in onderling verband en samenhang bezien vast, dat het evident is dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten gekwalificeerde doodslag.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen vereisen dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met twee jaren verlengen.
Tevens zal de rechtbank de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onder de voorwaarden genoemd in de beslissing van 19 juli 2018 laten voortduren. Daarbij bepaalt de rechtbank dat de voorwaarde die ziet op de time-out (voorwaarde 3) wordt gewijzigd met dien verstande dat die opname alleen en zolang kan voortduren indien de veroordeelde daarmee instemt. Naar het oordeel van de rechtbank is de beslissing of zich de noodzaak voordoet dat veroordeelde wordt opgenomen in een zorginstelling en voor welke duur, voorbehouden aan de rechter. Er staat echter niets aan in de weg dat de veroordeelde zich vrijwillig laat opnemen.
De rechtbank ziet mede gelet op de recente ontregeling bij veroordeelde onvoldoende aanleiding om de voorwaarde die ziet op het drugsverbod (voorwaarde 7) te wijzigen op de wijze zoals de raadsman heeft gesuggereerd.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d, 38e en 38j van het Wetboek van Strafrecht.