ECLI:NL:RBNNE:2023:2642

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
18-169416-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag in het kader van langdurig burenconflict met beroep op noodweerexces

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak waarin de verdachte, een vrouw, werd beschuldigd van poging tot doodslag op haar buurman. Het incident vond plaats op 6 juli 2022, na een langdurig burenconflict van 15 tot 20 jaar. De verdachte heeft de buurman meermalen met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer niet slaagde, omdat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden. Echter, het beroep op noodweerexces werd wel gehonoreerd, omdat de verdachte in een hevige gemoedsbeweging handelde als gevolg van de aanval van de buurman. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was en ontsloeg haar van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, de buurman, had een schadevergoeding geëist, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van alle rechtsvervolging was ontslagen. Het in beslag genomen mes werd onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/169416-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 6 juli 2022 te [adres] , gemeente Aa en Hunze ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalem met een mes in zijn buik en/of rug, althans in zijn (boven)lichaam heeft gestoken en/of heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 6 juli 2022 te [adres] , gemeente Aa en Hunze aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een scheur in zijn nier, althans schade aan zijn nier(en), heeft toegebracht, immer heeft hij, verdachte die [slachtoffer] meermalem met een mes in zijn buik en/of rug, althans in zijn (boven)lichaam gestoken en/of gesneden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 6 juli 2022 te [adres] , gemeente Aa en Hunze ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalem met een mes in zijn buik en/of rug, althans in zijn (boven)lichaam heeft gestoken en/of heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet op de dood van aangever heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin. Van een daadwerkelijke heldere beslissing om het mes te gebruiken, is verdachte zich niet bewust. Er is derhalve geen sprake van dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever willens en wetens heeft aanvaard. Daarbij heeft de raadsvrouw opgemerkt dat aan het ten laste gelegde een jarenlange burenruzie tussen verdachte en aangever is voorafgegaan. De psychische lijdensdruk die daaruit is voortgevloeid, zou, in combinatie met de gevaarlijke situatie waarin verdachte en haar zoon zich bevonden, kunnen hebben geleid tot het steken met het mes in het lichaam van aangever, zonder dat verdachte zich daarvan bewust was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juli 2022,opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022175665 d.d. 3 augustus 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 6 juli 2022 ’s middags ging ik de hond uitlaten en liep voor het huis langs. Ik zag dat de buurjongen er ook aan kwam. Ik wilde hem aanspreken over de bus die iedere keer voor mijn huis wordt geparkeerd. Ik wilde naar de garage van de buren lopen en deed de deur [de rechtbank begrijpt: de garagedeur] open.
(…)
Ik zag zelf ook dat ik onder het bloed zat maar ik voelde geen pijn op dat moment. Ik hoorde later dat ik 8 keer ben gestoken, 4 keer in de rug, 2 keer in de zij, 1 keer op de buik en 1 keer op de arm. In het ziekenhuis bleken de nieren en de lever beschadigd te zijn door het steken.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 juli 2022,opgenomen op pagina 138 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Vraag verbalisant; A: Antwoord verdachte;
O: Opmerking verbalisant.
V: Waar heb je [slachtoffer] geraakt?
A: In de buik denk ik, daar ga ik vanuit als hij mij hierzo.
0: Verdachte gaat met de hand naar haar keel.
V: Er is een letselbeschrijving opgevraagd van [slachtoffer] bij het ziekenhuis. [slachtoffer] verklaart 8 keer gestoken te zijn, 4 keer in de rug, 2 keer in de zij, 1 keer op de buik en 1 keer op de arm. Hoe verklaar je dit?
A: Paniek of zo, ik weet het niet.
V: Wat is de reden dat je niet stopt na 1 keer steken?
A: Weet ik niet. Angst, boosheid.
V: Wij zien op camerabeeld dat het mes uit de rug of zij van [slachtoffer] wordt getrokken, wie heeft het mes eruit getrokken?
A: Dat zal ik gedaan hebben, ik had hem toen in de hand. Ik had het mes in de hand na het steken. Ik weet nog dat ik daarmee stond.
V: Op de camerabeelden zien wij dat een halve minuut nadat het mes uit [slachtoffer] is getrokken, hij bebloed de oprit afloopt. Een buurtbewoner zegt dat hij naar aanleiding van het lawaai van de ruzie naar buiten is gegaan, hij [slachtoffer] bebloed met zijn hond verder de straat in zag lopen en vervolgens jou heeft zien staan met een mes in je hand. Ben jij dan degene geweest die het mes uit het lijf van [slachtoffer] heeft getrokken?
A: Ja, dat denk ik dan.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 juli 2022,opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige] :
Op 6 juli 2022 omstreeks 19:05 uur kwam ik aan bij de woning van mijn schoonouders aan de [adres] te [adres] . Terwijl ik mijn auto draaide om deze voor de woning te kunnen parkeren, zag ik dat de buurman die woont op [adres] met gebalde vuist op mijn auto afrende. Tevens hoorde ik dat hij aan het schelden was. (…) Ik heb even in de auto afgewacht wat hij ging doen. (…) Vervolgens ben ik toch uitgestapt. Ik zag toen dat de buurman terug kwam lopen in mijn richting en ik hoorde dat hij mij uitschold. Vervolgens hoorde ik dat hij mijn schoonfamilie uitschold. (…) Ik ben naar de achterdeur gelopen. Terwijl ik dit deed, zag ik dat mijn zwager [naam 1] en mijn schoonmoeder mij op stonden te wachten bij de achterdeur. Vervolgens zag ik dat de buurman mij voorbij rende in de richting van mijn zwager en schoonmoeder. Toen ik dit zag heb ik met mijn telefoon de situatie opgenomen. Ik zag vervolgens dat mijn zwager de achterdeur weer had dicht gedaan om zich zo te verdedigen tegen de buurman. Ik zag vervolgens dat de buurman deze deur met kracht weer opentrok. Ik zag toen dat mijn zwager een bezemsteel in de handen had om zich te beschermen. Ik hoorde ook dat er over en weer gescholden werd. Vervolgens zag ik dat de buurman de bal van zijn hond op pakte. Toen dit gebeurde zag ik, dat mijn schoonmoeder voor [naam 1] stapte om hem te beschermen. Toen hoorde ik dat mijn schoonmoeder tegen de buurman schreeuwde ga weg. Ik zag dat de buurman toen mijn moeder aanviel. Ik zag toen dat hij mijn schoonmoeder vast pakte aan de bovenzijde van haar lichaam, maar kan niet precies aangeven waar hij haar heeft vastgepakt. Vervolgens springt mijn zwager er weer tussen om zijn moeder te beschermen. Vervolgens zag ik toen dat de buurman [naam 1] pakte. [naam 1] heeft zich toen verdedigd. Ook zag ik dat [naam 1] tegen de daar staande aanhangwagen werd geduwd. Vervolgens werd [naam 1] op de bij de voordeur staande bloempot gegooid. Toen dit gaande was ben ik voor de woning gaan staan om de politie te bellen. Ik heb dus vervolgens niets meer gezien. Terwijl ik aan het bellen was met de politie zag ik dat de buurman wegliep met zijn hond.
4.
De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting, naar aanleiding van de op deter terechtzitting getoonde camerabeelden van het incident op de oprit van de woning aan de [adres] te [adres] , opgenomen met een mobiele telefoon door getuige [getuige] :
Aangever [slachtoffer] rent, met zijn aangelijnde hond, langs getuige [getuige]
(de rechtbank ziet dit in de weerspiegeling in de zijkant van een geparkeerd staande auto), de oprit op en rent op de garagedeur af. Aangever bonst op de garagedeur. Aangever trekt de garagedeur open. [naam 1] [zoon van verdachte, hierna: [naam 1] ] staat in de garagedeuropening met een lange houten stok in de hand. Aangever en [naam 1] roepen een aantal keer naar elkaar dat de ander niet spoort en dat de ander normaal moet doen. Na de woordenwisseling die negen seconden duurt, draait aangever zich om zodat hij met zijn rug naar de garagedeuropening komt te staan. Aangever gaat licht door de knieën en pakt een oranje balletje van de grond. Aangever gooit het balletje in de richting van de hond waarbij aangever zegt: “Joep, hier is je bal" en loopt weg van de garagedeur, de oprit af. Na drie passen is aangever uit beeld.
Op dat moment komt verdachte [verdachte] , vanuit de garage, naar buiten lopen met een mes in haar handen. Verdachte passeert daarbij [naam 1] die nog in de garagedeuropening staat. Verdachte duwt [naam 1] daarbij zachtjes aan de kant zodat zij kan passeren. Verdachte houdt haar rechterarm enigszins gestrekt en heeft in haar rechterhand een mes. Het lemmet van het mes is naar voren gericht. Verdachte doet drie passen naar voren waarbij zij naar aangever roept: “Sodemieter op”. Gelijk daarop doet verdachte een zijwaartse pas en is aangever opnieuw in beeld. Aangever staat met de voorzijde van zijn lichaam tegenover verdachte en beweegt eerst zijn linkerarm omhoog in de richting van verdachte (ter hoogte van de keel/hals van verdachte) en beweegt vervolgens zijn rechterarm omhoog in de richting van verdachte (ter hoogte van de keel/hals van verdachte) waarna hij met zijn rechterarm uithaalt in de richting van de keel/hals van verdachte. Op vrijwel hetzelfde moment brengt verdachte haar linkerarm omhoog, ter hoogte van haar schouder.
De camera richt dan iets naar beneden waarna is te zien dat een rode slipper instapt tussen aangever en verdachte. Deze rode slipper behoort toe aan [naam 1] .
Dan stopt de opname.
5.
De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting, naar aanleiding van de op deter terechtzitting getoonde camerabeelden, opgenomen met een videocamera vanaf een positie onder de carport van de garage van de woning aan de [adres] te [adres] , met zicht op de oprit van dat adres:
Aangever [slachtoffer] komt, met zijn hond, rennend de oprit op en passeert daarbij getuige [getuige] . De garagedeur wordt, vóór aangever bij die garagedeur is aangekomen, dichtgetrokken. Aangever bonst op de garagedeur en trekt de garagedeur open.
De geopende garagedeur belemmert vervolgens het zicht van de videocamera op wat zich afspeelt in de garagedeuropening (de woordenwisseling tussen aangever en [naam 1] ) en op het daarop volgende incident met het mes. In de reflectie van het raam van de voordeur is op de beelden wel te zien dat er een schermutseling gaande is. Er vliegt een scherf van een bloempot door het beeld. Te zien is dat aangever boven op [naam 1] zit. Te zien is dat er in de rechterflank van het lichaam van aangever een mes zit. Er verschijnt een hand in beeld die het mes uit het lichaam van aangever trekt. Op de beelden is te zien dat, op het moment dat de hand het mes uit het lichaam van aangever trekt, [naam 1] met diens beide armen onder aangever ligt.
6.
Een forensisch geneeskundig letselverslag naar aanleiding van op 7 juli 2022 bij [slachtoffer] verricht letselonderzoek, opgemaakt en ondertekend door M.S.P. Löwik, forensisch arts KNMG, verzonden aan opdrachtgever op 27 december 2022, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Per lichaamsdeel beschreven:
Borst
Letsel 1: 9cm onder de linker oksel is een horizontale onscherp begrensde streepvormige rode verkleuring van de huid zichtbaar met een afmeting van 1x5cm met centraal een huidbeschadiging, het betreft een
schaafwond.

Buik

Letsel 2: Aan de linker bovenzijde van de buik, circa 8cm boven en 4cm rechts van de navel, is een horizontale streepvormige huidonderbreking met scherpe wondranden, 4 hechtingen en een lengte van 3,5cm. Het betreft een gehechte
snij- of steekwond.

Rug

Letsel 3: Midden op de rug, circa 9cm onder de okselplooi, is een diagonaal streepvormige huidonderbreking met scherpe wondranden, 2 hechtingen en een lengte van 2cm zichtbaar. Op de foto van de SEH is het letsel aan de rechterzijde dieper dan aan de linkerzijde. Het betreft een
gehechte snijwond.
Letsel 4: Aan de linkerzijde van de rug, circa 13cm onder de okselplooi en 4cm links van het midden, is een verticale streepvormige huidonderbreking met scherpe wondranden, 2 hechtingen en een lengte van circa 2,7cm. Het betreft een gehechte snij- of steekwond. Op de foto van de SEH zijn halfronde wijkende wondranden zichtbaar. Het betreft een
steekwond.
Letsel 5: Aan de linkerzijde van de rug, circa 14cm onder de okselplooi en 7cm links van het midden, is een diagonale streepvormige huidonderbreking met scherpe wondranden, 1 hechting en een lengte van circa 2 cm. Het betreft een
snij- of steekwond.
Letsel 6: Aan de rechterzijde van de rug, circa 10cm rechts van het midden en 16cm onder de okselplooi, is horizontaal streepvormige huidonderbreking met 2 hechtingen en een lengte van circa 3cm zichtbaar. Het betreft een
snij- of steekwond.
Letsel 7: Aan de rechterflank, circa 18cm onder de okselplooi en 22 cm rechts van de ruggenwervel, is een diagonaal streepvormige huidonderbreking met scherp wondranden, 3 hechtingen en een lengte van circa 3,3cm zichtbaar. Op de foto van de SEH zijn S-vormige wijkende wondranden te zien. Het betreft een
steekwond.
Letsel 8: Aan de rechterflank, circa 19cm onder de okselplooi en 25cm rechts van de ruggenwervel, is een verticaal streepvormige huidonderbreking met scherpe wondranden, 3 hechtingen en een lengte van circa 2,2cm zichtbaar. Op de foto van de SEH is een oogvormige wijkende wondrand zichtbaar. Het betreft een
steekwond.

Rechterarm

Letsel 9: Aan de binnenzijde van de rechterbovenarm, circa 6cm onder de okselplooi, zijn twee parallel aan elkaar verlopende, licht gebogen verticale streepvormige huidbeschadigingen zichtbaar met een lengte van circa 10cm. Het betreffen twee
krasletsels.

Linkerarm

Letsel 10: Aan de binnen- en voorzijde van de linker elleboog, zijn drie verticaal streepvormige huidbeschadigingen met lengte van circa 5cm, 4cm en 2cm zichtbaar, waarbij bij de huidbeschadigingen van 5cm ook korstvorming zichtbaar is. Het betreffen drie
krasletsels.
Letsel 11: Aan de buitenzijde van de linker elleboog is een verticale licht gebogen streepvormige oppervlakkige huidonderbreking met scherpe wondranden zichtbaar en een lengte van circa 9cm. Het betreft een
snijwond.
Letsel 12: Aan de buitenzijde van de linker elleboog, 2cm onder de elleboog, is een diagonaal ovale huidbeschadiging met aan de bovenzijde opgerolde huidlaag zichtbaar en een afmeting van circa 0,5x1,5cm. Het betreft een
schaafwond.
Letsel 13: Aan de strekzijde van de linker elleboog, 1cm onder de elleboog, is een driehoekige huidbeschadiging met rode wondkorst zichtbaar een afmeting van circa 1x1 cm. Het betreft een
schaafwond.
Linkerhand
Letsel 14: Aan de binnenzijde van de linker duim, ter plaatse van het eerste vingerkootje, is een diagonale streepvormige huidbeschadiging met korstvorming zichtbaar en een lengte van circa 1cm. Het betreft een
krasletsel.
Letsel 15: Aan de handrugzijde van de linker pink, ter plaatse van het verste vingergewrichtje, is een L-vormige huidonderbreking met scherpe wondranden en afmeting van 0,5x0,5cm zichtbaar. Het betreft een
snijwond.
Er werd een CT-scan van de buik en borstkas gemaakt, waarop een scheur in de rechternier werd gezien en mogelijk een scheur aan de lever.

Inschatting genezingsduur:

De aangetroffen letsels hebben een genezingsduur van minimaal 4 weken.

Verwachting (blijvende beperking):

Behalve zichtbare littekens is het niet de verwachting dat er blijvende beperkingen zullen optreden als gevolg van de aangetroffen letsels.

Voorafgaande vaststellingen door de rechtbank

Vooropgesteld wordt dat er ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake was van een langdurig burenconflict (van 15 tot 20 jaar) tussen verdachte [verdachte] en haar echtgenoot [naam 2] (hierna: familie [naam 1] - [verdachte] ) enerzijds en aangever [slachtoffer] anderzijds. Op 6 juli 2022 is dit conflict geëscaleerd.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat het incident van 6 juli 2022 niet op zichzelf staat. Tussen de familie [naam 1] - [verdachte] en aangever [slachtoffer] (die naast elkaar woonden in een twee-onder-een-kapwoning, op respectievelijk het adres [adres] en [adres] te
[adres] ) was reeds lange tijd sprake van een zeer gespannen situatie, waarin door de familie [naam 1] - [verdachte] diverse meldingen zijn gedaan van door haar ervaren overlast van de kant van [slachtoffer] . Na het incident van 6 juli 2022 is de familie [naam 1] - [verdachte] verhuisd.
In het dossier bevindt zich een zogenoemd sfeer-proces-verbaal, opgemaakt op 7 juli 2022 door de wijkagent van [adres] , verbalisant [naam 3]
1. Daarin is onder meer gerelateerd dat deze meldingen muziekoverlast, overig geluidoverlast (o.a. blaffende hond), rook/stank/stof overlast (stookgedrag tuinkachel), afsteken vuurwerk en intimidatie betreffen. [slachtoffer] komt in de periode 2018 tot aan 7 juli 2022 34 keer voor in de politiesystemen met een registratie.
De politie heeft geprobeerd bemiddelend op te treden, maar [slachtoffer] was veelal niet voor rede vatbaar. Ook de gemeente, waaronder de burgemeester, heeft geprobeerd tot een oplossing te komen, maar is daar niet in geslaagd, aldus het vermelde in het sfeer-proces-verbaal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de meldingen in hoofdzaak afkomstig zijn van de familie [naam 1] [verdachte] , maar ook van andere buurtbewoners.
De rechtbank heeft voorts, voor wat signalen van overlast betreft, acht geslagen op het procesverbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 juni 2022 door verbalisant [naam 4] , met daarin een beschrijving van camerabeelden, gemaakt op 6 juli 2022 om 17:33 uur, welke beelden zijn opgenomen vanaf het perceel [adres] te [adres]
2. Beschreven is dat op die beelden buurtbewoner [slachtoffer] is te zien in zijn tuin, dat hij drinkt, schreeuwt en scheldt.
Bij de bestudering van het dossier voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 15 juni 2023, is de rechtbank gebleken dat [naam 2] op 22 juli 2021 aangifte van mishandeling (met pleegdatum 22 juli 2021) tegen [slachtoffer] heeft gedaan.
Op 2 augustus 2022 is [slachtoffer] in die zaak verhoord. Blijkens het van dat verhoor opgemaakte proces-verbaal
3is daarbij aan [slachtoffer] meegedeeld dat het Openbaar Ministerie had besloten om in de zaak met pleegdatum 22 juli 2021 niet tot vervolging van [slachtoffer] over te gaan, maar dat het gerechtshof - na een artikel 12 Sv-procedure
4- alsnog de vervolging van [slachtoffer] voor het feit met pleegdatum 22 juli 2021 heeft bevolen.
Naar aanleiding van die informatie in het dossier heeft de rechtbank, voorafgaand aan de terechtzitting, aan de officier van justitie verzocht aan het dossier de stukken van het door [naam 2] ingediende beklag bij het gerechtshof toe te voegen.
De officier van justitie heeft daarop laten weten dat in de systemen geen stukken zijn aangetroffen met betrekking tot een door [naam 2] ingediende klacht bij het gerechtshof op de voet van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Wel is in de systemen een brief, gedateerd 2 april 2022, van [naam 2] aangetroffen, welke brief is aangemerkt als een klacht tegen een politiesepot. Vervolgens is, namens het Openbaar Ministerie, bij brief van 4 januari 2023 aan [naam 2] bericht dat zijn aangifte van 22 juli 2021 in behandeling is genomen, dat de politie de verdachte inmiddels heeft verhoord, dat er een dossier is opgemaakt
5en dat hij [ [naam 2] ] binnenkort door het Openbaar Ministerie wordt geïnformeerd over het vervolgtraject.
Op grond van vorenvermelde feiten en omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat de familie [naam 1] - [verdachte] vóór het incident op 6 juli 2022 meermalen bij de politie melding van overlast door buurman [slachtoffer] heeft gedaan. Die meldingen hebben er niet toe geleid dat de door de familie [naam 1] - [verdachte] ervaren overlast is gestopt. Daarnaast heeft [naam 2] op 22 juli 2021 bij de politie aangifte van mishandeling door [slachtoffer] gedaan, welke aangifte aanvankelijk is geseponeerd. Eerst na het incident op 6 juli 2022, te weten op 4 januari 2023, is aan [naam 2] bericht dat zijn aangifte van 22 juli 2021 alsnog in behandeling is genomen.
Gezien dit langdurige burenconflict zal de rechtbank behoedzaam omgaan met de beschikbare verklaringen in het dossier, temeer nu de verklaringen van verdachte en haar zoon [naam 1] over wat zich feitelijk heeft afgespeeld op 6 juli 2022 op de oprit van hun woning, op essentiële onderdelen afwijken van hetgeen is te zien op de camerabeelden.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij zich hetgeen zij ziet op de camerabeelden, anders herinnert. In haar beleving zag zij [slachtoffer] met haar zoon [naam 1] vechten waarbij zoveel geweld werd gebruikt dat zij dacht dat [naam 1] het misschien niet zou overleven. Zij heeft toen gedacht: ik moet [slachtoffer] weg hebben. Zij heeft daarop een mes gehaald om [slachtoffer] te kunnen verjagen, aldus verdachte.
Aangever [slachtoffer] heeft, blijkens het dossier, een- en andermaal verklaard zich niets meer van het gebeuren te kunnen herinneren.
Wat de beschikbare camerabeelden betreft: een deel van het incident is zichtbaar op de camerabeelden. Deze beelden zijn van voldoende kwaliteit om op basis daarvan waarnemingen te kunnen doen. De rechtbank heeft mede aan de hand van haar eigen waarnemingen ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vastgesteld.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank gaat op basis van de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergeven bewijsmiddelen ervan uit dat het verdachte is geweest die aangever meermalen met een mes in zijn bovenlichaam heeft gestoken en gesneden.
De feitelijke gebeurtenissen, voor zover hier relevant, zijn als volgt. Na de woordenwisseling tussen aangever [slachtoffer] en [naam 1] , draait aangever zich om en loopt weg van de oprit. Verdachte [verdachte] loopt met een mes in haar rechterhand vanuit de garage de oprit op. Zij heeft haar rechterarm enigszins gestrekt en naar voren gericht. Zij roept in de richting van aangever:
“Sodemieter op”. Aangever [slachtoffer] , die al was weggelopen bij de garagedeuropening vandaan, reageert - daar gaat de rechtbank vanuit - door zich om te draaien en gelijk op verdachte af te stappen en haar gericht aan te vallen waarbij hij uithaalt naar verdachte, in de richting van haar keel/hals. Gelet op het bij verdachte door de politie en de GGD geconstateerde letsel, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte door aangever bij haar keel is gepakt. Dan stapt [naam 1] , de zoon van verdachte, in tussen aangever en verdachte. Er vindt een schermutseling plaats tussen de zoon van verdachte en aangever. In de reflectie van het raam van de voordeur is te zien dat aangever boven op de zoon van verdachte zit. Aangever heeft een mes in de rechterflank van zijn lichaam zitten, welk mes er door een hand wordt uitgetrokken. Op het moment dat het mes er door een hand wordt uitgetrokken, bevinden beide armen van de zoon van verdachte zich onder het lichaam van aangever. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het derhalve verdachte moet zijn geweest die het mes uit de rug (rechterflank) van aangever heeft getrokken.
De rechtbank merkt ten aanzien van het aantal messteken nog het volgende op.
In het forensisch geneeskundig letselverslag, hierboven opgenomen als bewijsmiddel 5, is het volgende vermeld (op pagina drie):
“Er werden 7 steekwonden geconstateerd.
in de buik met verbinding in de buikholte zonder schade aan de darmen.
aan de rechterflank met schade aan de nieren, zonder actief bloedverlies.

4 aan de rug met mogelijk minimale leverschade.”

De rechtbank overweegt dat dit aantal steekwonden (zeven) dient te worden genuanceerd. Blijkens het per lichaamsdeel beschreven letsel zijn drie letsels omschreven als “steekwond”, te weten letsel 4 (linkerzijde van de rug), letsel 7 (rechterflank van de rug) en letsel 8 (rechterflank van de rug). Daarnaast zijn de letsels 2 (buik), 5 (rug) en 6 (rug) omschreven als: “snij- of steekwond”. De rechtbank verstaat dit aldus dat van de letsels 2, 5 en 6 niet met zekerheid is vast te stellen dat dit steekwonden betreffen.
Aan de omstandigheid dat verdachte, blijkens haar verklaring ter terechtzitting, (nog steeds) in het hoofd heeft dat zij het mes is gaan ophalen, nadat zij had gezien dat er een heftig fysiek gevecht gaande was tussen aangever en haar zoon [naam 1] , komt voor wat het bewijs betreft geen afzonderlijke betekenis toe. De door de rechtbank vastgestelde feiten logenstraffen die beleving van verdachte.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank overweegt met betrekking tot het (voorwaardelijk) opzet op de dood het volgende.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen en vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte aangever meermalen heeft gestoken in zijn bovenlichaam. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat in het bovenlichaam vitale organen zitten en dat (met name) het steken in het bovenlichaam daardoor een aanmerkelijke kans op de dood oplevert.
Uit de verklaringen van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte geen vol opzet had op de dood van aangever. Uit het vanaf een korte afstand steken in het bovenlichaam volgt naar het oordeel van de rechtbank wel dat verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood bewust heeft aanvaard. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte in voorwaardelijk zin opzet op de dood van aangever heeft gehad.
Het primair ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 6 juli 2022 te [adres] , gemeente Aa en Hunze, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen met een mes in zijn bovenlichaam heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: primair: poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt en dat zij ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is sprake geweest van een wederrechtelijke aanranding doordat verdachte en haar zoon op overweldigende wijze zijn aangevallen door aangever. Deze wederrechtelijke aanranding is ogenblikkelijk geweest, hetgeen volgt uit de beelden die zijn gemaakt door getuige [getuige] , op haar mobiele telefoon. Van een noodweersituatie is dan ook sprake. Tevens voldoet de wijze waarop verdachte zichzelf en haar zoon heeft verdedigd, aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verdachte heeft zich niet kunnen onttrekken aan de situatie nu zij, zoals zij ook bij de politie heeft verklaard, in het nauw zat. Zij en haar zoon werden in een krappe ruimte, onder de carport, aangevallen door hun wild geworden buurman. Daar komt bij dat zij niet weg kon lopen nu aangever haar stevig bij de keel heeft gepakt. Met betrekking tot de
proportionaliteit heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat verdachte nooit in staat is geweest om aangever op een andere manier tegen te houden dan met een mes. Een grote, stevige man die ook nog eens flink onder invloed was en daardoor geen enkele rem meer leek te hebben. Zij had geen ander, lichter middel kunnen aanwenden om de aanval op haarzelf en haar zoon af te wenden. Dit blijkt onder andere uit het feit dat aangever, eerst na meerdere messteken, wegloopt en zich vervolgens aanvankelijk heeft verzet tegen de aangeboden (medische) hulp.
Indien wordt aangenomen dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte die heeft overschreden als gevolg van een hevige gemoedsbeweging door de aanranding veroorzaakt.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaringen van verdachte niet in overeenstemming zijn met de beelden opgenomen vanaf de positie onder de carport van de garage en de beelden opgenomen door getuige [getuige] . Verdachte komt met het mes naar buiten op het moment dat aangever al is weggelopen. Twee seconden later ontstaat er duw- en trekwerk tussen verdachte en aangever. Dertien seconden later is te zien dat de zoon van verdachte op de grond ligt met aangever bovenop zich. Tevens is te zien dat aangever op dat moment een mes in zijn rug heeft en er vervolgens een hand in beeld verschijnt die het mes uit de rug trekt. Gelet op onder andere het vorengaande acht de officier van justitie de verklaringen van verdachte niet aannemelijk. Op het moment dat verdachte met het mes naar buiten loopt, was er geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding tegen haar zoon waar verdachte hem tegen moest beschermen. Er is dus geen noodweersituatie en een beroep op noodweer gaat om die reden niet op.
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte een geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt, baseert de rechtbank zich op de ter terechtzitting afgespeelde beelden van het gebeuren op de oprit van de woning [adres] te [adres] , in combinatie met de verklaring van getuige [getuige] . De rechtbank overweegt als volgt.
Noodweer(exces)
De rechtbank stelt voorop dat voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van (onder andere) eigen of eens anders lijf en dat de verdediging tegen die aanranding voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Voor een goed begrip voegt de rechtbank hieraan toe dat de eis van subsidiariteit ziet op de vraag:
was de verdediging noodzakelijk?
De eis van proportionaliteit ziet op de vraag:
stond de verdediging door verdachte - het steken met een mes - niet in onredelijke verhouding tot de ernst van de aanranding?
Voor noodweerexces geldt in alle gevallen dat van verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging slechts sprake kan zijn indien:
de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstipwaarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van (onder andere) eigen of eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden was (intensief noodweerexces), dan wel indien
op het tijdstip van de hem verweten gedraging de onder a. bedoelde situatie weliswaar wasbeëindigd en de noodzaak tot verdediging er dus wel was geweest (maar niet meer bestond), doch zijn gedraging niettemin het onmiddellijk gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding (extensief noodweerexces).
Voorts stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste rechtspraak de omstandigheid dat verdachte een mes bij zich had, op zich genomen niet in de weg hoeft te staan aan een geslaagd beroep op noodweer of noodweerexces.

Ten aanzien van het beroep op noodweer overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank acht voor de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van noodweer van belang dat de verdachte niet degene is geweest die op 6 juli 2022 de confrontatie heeft gezocht. Uit hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld blijkt dat [slachtoffer] de oprit van de woning [adres] op rent, op de garagedeur bonst en de garagedeur opentrekt. Verdachte en haar zoon [naam 1] zijn, zeer kort daarvóór, de garage binnengegaan waarbij de garagedeur is dichtgedaan. Verdachte (met haar zoon) heeft derhalve juist getracht een confrontatie met [slachtoffer] uit de weg te gaan.
Vervolgens is er een korte (negen seconden durende) woordenwisseling tussen [slachtoffer] en [naam 1] . Dan draait [slachtoffer] zich om, pakt een oranje balletje van de grond dat hij in de richting van zijn hond gooit en loopt weg van de garagedeur, de oprit af. Na drie passen is [slachtoffer] uit beeld. Op dat moment komt verdachte, vanuit de garage, naar buiten lopen, de oprit op. Zij houdt haar arm enigszins gestrekt en heeft in haar rechterhand een mes, waarvan het lemmet naar voren is gericht. Zij doet drie passen naar voren waarbij zij naar aangever roept: “Sodemieter op”. Verdachte maakt een zijwaartse pas en tegelijk met die zijwaartse pas staat [slachtoffer] vóór aangeefster en haalt hij met zijn linker- en daarna zijn rechterarm uit in de richting van de keel/hals van verdachte. Aldus heeft [slachtoffer] (opnieuw) de confrontatie gezocht. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] , die de oprit aan het verlaten was, zich moet hebben omgedraaid, waarbij hij ervoor heeft gekozen vol in de aanval te gaan, waarbij als eerste verdachte het heeft moeten ontgelden en meteen daarna (ook) de zoon van verdachte, die tussenbeide kwam.
Deze handelingen van [slachtoffer] jegens verdachte en haar zoon zijn aan te merken als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte en dat van haar zoon.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich tegen deze ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding mocht verdedigen en dat die verdediging ook noodzakelijk was. Verdachte bevond zich tezamen met haar zoon en aangever in een krappe ruimte onder de carport, waar ook een aanhangwagen en containers stonden. Onder deze omstandigheden bestond voor verdachte geen reële en redelijke mogelijkheid om zich aan de aanranding te onttrekken.
Aan de subsidiariteitseis is derhalve voldaan.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat niet is voldaan aan de proportionaliteitseis.
[slachtoffer] heeft verdachte bij haar keel gepakt en heeft haar zoon [naam 1] in zijn gezicht geslagen/gestompt. Verdachte heeft ter verdediging meermalen met een mes in het bovenlichaam van [slachtoffer] gestoken. De rechtbank is van oordeel dat deze wijze van verdedigen niet in verhouding staat tot de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, begaan door [slachtoffer] . Verdachte heeft dan ook de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden.
Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.

Ten aanzien van het beroep op noodweerexces overweegt de rechtbank als volgt

Nu naar het oordeel van de rechtbank verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, dient te worden vastgesteld of die overschrijding het onmiddellijke gevolg is geweest
van een hevige gemoedsbeweging die door de daaraan voorafgaande ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding was veroorzaakt.
Verdachte is op 6 juli 2022 geconfronteerd met fysiek geweld van de zijde van haar buurman
[slachtoffer] . Zoals de rechtbank eerder in dit vonnis heeft opgemerkt, was tussen de familie [naam 1] - [verdachte] en [slachtoffer] sprake van een langdurig burenconflict.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat de situatie op 6 juli 2022 door verdachte als zeer bedreigend werd ervaren, waarbij het [slachtoffer] was die als eerste de confrontatie met de familie [naam 1] - [verdachte] heeft opgezocht. Blijkens de verklaring van verdachte heeft zij als gevolg van bij haar ontstane angst voor (verder) fysiek geweld, in het bijzonder jegens haar zoon [naam 1] , een mes gehaald, waarmee zij vanuit de garage de oprit op is gestapt, waarna zij aan [slachtoffer] heeft gezegd: “Sodemieter op”. Dit heeft, anders dan uitdrukkelijk de bedoeling was van verdachte - verdachte wilde [slachtoffer] van haar terrein af hebben -, er in geresulteerd dat [slachtoffer] zich heeft omgedraaid, is teruggelopen en gelijk de aanval op verdachte heeft ingezet. Op dat moment werd de angst van verdachte voor haar eigen veiligheid en met name die van haar zoon [naam 1] , nog heviger. Daarbij speelde voor verdachte ook een rol dat [slachtoffer] veel groter en sterker was dan zij. Verdachte was in het geheel niet tegen [slachtoffer] opgewassen.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de door de aanval veroorzaakte hevige gemoedsbeweging bij verdachte, van doorslaggevend belang is geweest voor de omstandigheid dat verdachte aangever [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken.
De rechtbank overweegt in het verlengde hiervan nog het volgende.
Indien - zoals in dit geval - in het verleden sprake is geweest van overlast, beledigingen, bedreigingen en zo verder, is het voorstelbaar dat wraakgevoelens en/of gevoelens van boosheid jegens het (latere) slachtoffer - in dit geval [slachtoffer] - bestaan en dat een hevige gemoedsbeweging in de kern is terug te voeren op die eerder bestaande emoties. Op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen verdachte daarover heeft verklaard, is de rechtbank weliswaar gebleken dat verdachte boos was over de overlast die zij ervoer van [slachtoffer] , maar niet is de rechtbank gebleken dat de op 6 juli 2022 door [slachtoffer] bij verdachte veroorzaakte hevige gemoedsbeweging in essentie is terug te voeren op die eerder bestaande emoties.
De rechtbank honoreert derhalve het beroep op noodweerexces. Verdachte is mitsdien niet strafbaar. De rechtbank zal verdachte op die grond ontslaan van alle rechtsvervolging.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.006,77 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 11.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en voor toewijzing in aanmerking komt. Daarbij heeft zij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de wettelijke rente toe te passen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de door haar bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging.
Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat behandeling ervan te belastend is voor het strafproces, niet alleen vanwege de omvang van de vordering, maar ook vanwege het aspect van de mate van eigen schuld van de benadeelde partij. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering op alle onderdelen moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard, gelet op de forse mate van eigen schuld aan de zijde van aangever.
Meest subsidiair heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de kosten die zijn opgevoerd met betrekking tot het verlies van arbeidsvermogen, het eigen risico van 2023 en de kapotte kleding alle onvoldoende zijn onderbouwd en dat de vordering om die reden op die punten moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de uitspraak die is aangehaald ter onderbouwing van de hoogte van de schade geenszins vergelijkbaar is en dat het schadebedrag veel te hoog is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan en zal verdachte geen straf of maatregel opleggen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.

Inbeslaggenomen voorwerpen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst vermelde mes wordt onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het inbeslaggenomen mes geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het inbeslaggenomen mes vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu is gebleken dat het bewezen verklaarde met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dit voorwerp in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het op de beslaglijst genoemde voorwerp onttrekken aan het verkeer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde
niet strafbaaren
ontslaat haar van alle rechtsvervolgingterzake daarvan.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.

Benadeelde partij

Verklaart de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.

Verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten:

- 1 STK Mes (Omschrijving: G1507641).
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. H.M. Lenting en mr. H. Hanssen, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2023.
Mr. Lenting en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
pagina 92 e.v. van het dossier
pagina 99 e.v. van het dossier; zie ook pagina’s 97 en 98 van het dossier
pagina 149 e.v. van het dossier, in het bijzonder pagina 157
artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, beklag bij het gerechtshof over niet vervolgen
parketnummer 18-321966-22, feit 2