ECLI:NL:RBNNE:2023:2629

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
18-022685-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag na steekpartij tijdens ruzie

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 januari 2023 in Burgum een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft tijdens een ruzie met de aangever meerdere keren met een mes op hem ingestoken, waarbij de aangever verwondingen aan zijn schouder, heup en hand heeft opgelopen. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hier geen sprake van was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat er voldoende bewijs was dat hij opzettelijk de aangever met een mes heeft verwond. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties, en heeft de verdediging van de verdachte verworpen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen noodweersituatie was, aangezien de verdachte de confrontatie zocht door het mes te pakken en de aangever te steken. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen en het in beslag genomen mes verbeurd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.022685.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[Verdachte] ,

geboren op [Geboortedatum] 1982 te [Geboorteplaats] , niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woonof verblijfplaats in Nederland, thans gedetineerd in de [Instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 02 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Eijpe, advocaat te
Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair hij op of omstreeks 22 januari 2023, te [Adres] , gemeente Tytsjerksteradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [Benadeelde Partij] , opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven, met voormeld oogmerk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [Benadeelde Partij] met een mes heeft gestoken en meerdere steekwonden heeft toegebracht in diens hand, heup en/of schouder, althans het (boven)lichaam, en/of (daarbij) de woorden heeft geuit: "Ik ga jou vermoorden je kent mij niet en weet niet waartoe ik capabel ben" en/of "Ik ga jou doodmaken", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair hij op of omstreeks 22 januari 2023, te [Adres] , gemeente Tytsjerksteradiel aan een persoon, genaamd, [Benadeelde Partij] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond(en) in diens hand, heup en/of schouder, althans het (boven)lichaam, heeft toegebracht door die [Benadeelde
Partij] , meerdere malen met een mes te steken;
meer subsidiair hij op of omstreeks 22 januari 2023, te [Adres] , gemeente Tytsjerksteradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [Benadeelde Partij] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voormeld oogmerk die [Benadeelde Partij] met een mes heeft gestoken en meerdere steekwonden heeft toegebracht in diens hand, heup en/of schouder, althans het (boven)lichaam, en/of (daarbij) de woorden heeft geuit: "Ik ga jou vermoorden je kent mij niet en weet niet waartoe ik capabel ben" en/of "Ik ga jou doodmaken", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het schriftelijk requisitoir vrijspraak gevorderd van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord en geconcludeerd tot een bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnota, betoogd dat verdachte heeft ontkend dat hij aangever heeft gestoken en dat daarom een integrale vrijspraak dient te volgen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte en aangever alleen in de woning waren en dat aangever verdachte heeft aangevallen. De eerder aanwezige getuigen waren op dat moment al vertrokken. De verklaringen van aangever spreken elkaar op details tegen, aldus de raadsman. Het DNA-bewijs op basis van de sporen aangetroffen op het mes kan geen bijdrage leveren voor het bewijs van hetgeen zich precies in de woning heeft afgespeeld, nu dit consistent is met de verklaringen van zowel verdachte als aangever.
Voor het geval de rechtbank dat standpunt passeert, heeft de raadsman aangevoerd dat niet is gebleken van ‘een kalm beraad en rustig overleg’. Verdachte heeft geen vol opzet gehad op de dood van aangever; hij heeft ontkend dat hij aangever wilde doden. Van voorwaardelijk opzet op de dood kan evenmin sprake zijn, omdat de delen van het lichaam waar aangever letsel heeft opgelopen (schouder, heup en zij) geen vitale delen zijn. Daarom kan niet gesproken worden van een aanmerkelijke kans op de dood. De raadsman heeft hierbij verwezen naar jurisprudentie. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde. Ook ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde dient een vrijspraak te volgen. Onder verwijzing naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad betreffende zwaar lichamelijk letsel, het snelle herstel van aangever, het gebrek aan de noodzaak van medisch ingrijpen en de restschade heeft de raadsman betwist dat aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast had verdachte geen opzet op zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. Tot slot heeft de raadsman in twijfel getrokken of er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is geweest omdat aangever slechts verwondingen had op zijn hand, in zijn zij en in zijn schouder en de diepte van die verwondingen onbekend is gebleven. Onder deze omstandigheden kan niet zonder meer worden aangenomen dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanwezig is geweest.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Hoewel verdachte tegen aangever, ook eerder op de avond, heeft gezegd dat hij hem zou gaan vermoorden, is de rechtbank gelet op de overige omstandigheden van het geval van oordeel dat onvoldoende blijkt dat sprake is van voorbedachte rade.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 02 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 22 januari 2023 was ik bij [Benadeelde Partij] in [Adres] in zijn woning. We kregen ruzie en we hebben gevochten. [Benadeelde Partij] is daarbij gewond geraakt. Tijdens de vechtpartij heb ik het mes in handen gehad.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 januari 2023,opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023019590 van 13 maart 2023, inhoudend als verklaring van [Benadeelde Partij] :
Ik doe aangifte ter zake poging doodslag, poging moord, gepleegd op 22 januari 2023 in [Adres] . Een voormalig landgenoot van mij die ik ken als [Verdachte] , verbleef de afgelopen 6 dagen bij mij in de woning. Ik ken hem al vanaf mijn kindertijd.
Ik heb [Verdachte] aangesproken op de verhalen die over hem gingen, over wat er was gebeurd in Frankrijk. [Verdachte] flipte toen helemaal. Hij begon tegen mij te schreeuwen. [Verdachte] begon te dreigen mijn huis te slopen en mij te vermoorden. Ik hoorde [Verdachte] zeggen: “Ik ga jou vermoorden, jij kent mij niet en weet niet waartoe ik capabel ben. Ik zag vervolgens dat [Verdachte] mijn tafel begon te vernielen. Ik zag verder dat [Verdachte] naar de keuken liep en uit de keukenlade een mes pakte. Ik zag dat dit een vleesmes was. U vraagt mij hoe groot dat mes was. Ik kan u zeggen dat ik denk dat het mes circa 30 centimeter lang was.
Opmerking verbalisant: De aangever houdt zijn handen op een bepaalde afstand uit elkaar wat overeenkomt met de genoemde lengte.
had het mes in zijn rechterhand en kwam met het mes op mij aflopen. [Verdachte] greep mij met zijn linkerhand met kracht bij de keel. Ik voelde dat [Verdachte] mijn keel dicht kneep. Ik heb uit reflex [Verdachte] een duw gegeven om te proberen om los te komen. Ik zag en voelde dat ik toen werd gestoken. Ik voelde dat ik met kracht in mijn bovenlichaam werd gestoken. Ik voelde direct een hevige pijn. Ik zag en hoorde dat terwijl [Verdachte] mij stak, hij schreeuwde dat hij mij dood ging maken. Ik heb [Verdachte] geduwd en geroepen: “hé, wat doe je" en werd direct daarop in mijn onderlichaam gestoken. Ik voelde dat ik met kracht ergens in mijn bovenbeen werd gestoken. Ik voelde direct een hevige pijn. Ik heb met mijn handen geprobeerd het mes af te pakken van [Verdachte] . Hierbij heb ik mijn handen verwond. Ik ben op mijn sokken mijn huis uit gevlucht. Ik ben anderhalve kilometer op sokken naar het politiebureau gerend. Ik was bang dat [Verdachte] mij zou gaan vermoorden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor van
25 januari 2023, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [Benadeelde Partij] :
V: Hoe gaat het nu met je?
A: Het gaat wel goed, maar ik loop nu een beetje mank, doordat hij mij in mijn heup heeft gestoken.
En mijn spieren rondom de wond in mijn oksel doen pijn.
V: We hebben nog wat vragen over [Verdachte] . In eerste instantie noemde je hem bij de politie [Verdachte] , maar in je aangifte spreek je over [Verdachte] kan je dat uitleggen? A: Hij heet [Verdachte] . V: Wat is jouw bijnaam?
A: [Benadeelde Partij] .
V: Op wiens verzoek was [Verdachte] hier?
A: [Verdachte] heeft mij via Messenger een bericht gestuurd, hij vroeg of hij mij kon bellen. Dat hebben we gedaan. Hij vertelde dat hij problemen had en geen plek had om te overnachten. Hij mocht van mij komen en hij heeft ook bij mij geslapen.
Wij zijn weer aan de tafel gaan zitten. Wij kregen daar ruzie, [Verdachte] is naar de keuken gelopen en heeft een mes gepakt. Ik wist niet dat hij een mes pakte, maar toen hij zich omdraaide zag ik dat hij een mes in zijn handen had. Ik hoorde dat hij zei ik ga je dood maken. Ik probeerde hem te kalmeren en dat ga je niet doen. [Verdachte] zei jij kent mij echt niet.
Hij had het mes in zijn rechterhand, met de punt naar beneden. En zijn arm opgeheven. Zijn hand zat net boven zijn schouder.
Het mes kwam uit de keuken uit de lade. Het is het mes waar ik vlees en zo mee snijd. Waar je het mes vasthoudt is rood, het mes is wit.
V: Hij pakt dus dat mes, waar was jij op dat moment?
A: Ik ben tegen de bank gaan staan. Hij kwam naar mij toe en pakte mij bij mijn trui beet onder mijn keel, met zijn linkerhand. Ik zei tegen hem: dat ga je niet doen, dat ga je niet. En toen stak bij mij in mijn rechteroksel. Ik zag dat hij wel naar mijn hart wilde steken.
V: Hoe weet je dat?
A: Ik zag het mes komen, misschien heb ik een beweging gemaakt dat hij mijn hart heeft gemist. Het ging ook heel snel. Ik heb afgeweerd met mijn rechterhand, op dat moment stak hij mij met het mes in mijn heup. Toen wilde mij weer steken in de richting van mijn hart. Ik heb toen afgeweerd met mijn hand en de steek kwam in mijn hand terecht. Ik heb hem weggeduwd. Ik heb hem met beide handen geduwd. Na het wegduwen ben ik het huis uit gevlucht en hierheen gekomen.
V: Je vertelde dat hij het mes in zijn hand had met het lemmet naar beneden, hoe heeft hij je in je heup gestoken?
A: Hij heeft zo gedaan.
O: Ik zie aangever een zwaaibeweging maken met zijn rechterarm, in de richting van zijn heup. Waarbij hij zijn hand draait en de vingers naar boven wijzen.
V: Hoe wilde hij je daarna steken?
A: Bovenhands, in de richting van mijn borst/keel. Ik weet het niet precies, die kwam in mijn hand terecht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2023, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [Verbalisant] :
Op 22 januari 2023 omstreeks 06:15 uur zag ik bij de ingang van het politiebureau te [Adres] een man staan. Ik zag dat er bloed op de glazen deur zat. Toen ik de deur opende, hoorde ik de man zeggen dat hij was neergestoken en dat hij hulp nodig had. Vervolgens hebben wij de man naar binnen gehaald en plaats laten nemen op een stoel in de centrale hal.
Ik zag dat de man zowel op zijn bovenlichaam als onderlichaam bloedvlekken in de kleding had. Ik hoorde de man zeggen dat hij tweemaal gestoken was met een keukenmes. Vervolgens liet hij zijn verwondingen zien en ik zag een steekwond ter hoogte van zijn linkeroksel en een steekwond ter hoogte van zijn linkerheup. Ik zag daarnaast dat zijn beide handen erg bebloed waren en dat hij bloed drupte op de grond. Hierop hebben wij om een ambulance verzocht.
Ik zag dat de man geen jas droeg en geen schoenen droeg. Ik hoorde hem zeggen dat hij geen sleutels, telefoon of andere dingen bij zich had omdat hij de woning was uitgevlucht.
Vervolgens vroeg ik de man wie hij was, maar hij kon zich niet identificeren aan de hand van een document. Ik vroeg hem waar hij woonde en ik hoorde hem antwoorden dat hij op de [Adres] te [Adres] woont. Ik hoorde hem zeggen dat hij [Benadeelde Partij] heet.
Ik vroeg [Benadeelde Partij] wat er gebeurd was. Ik hoorde hem het volgende of woorden van gelijke strekking zeggen: Sinds een dag of vier is [Verdachte] bij mij thuis. Afgelopen nacht waren wij naar Leeuwarden. Ik was hier samen met [Verdachte] en [Naam] . Wij zijn samen naar [Cafe] geweest. Hier leek [Verdachte] een beetje paranoïde. Vervolgens, ik weet niet hoe laat, heeft [Naam] ons thuisgebracht in zijn auto.
Toen wij thuiskwamen, heb ik [Verdachte] geconfronteerd. [Verdachte] deed toen helemaal para. Hij begon met van alles te gooien en te schreeuwen. Ik hoorde dat [Verdachte] geen antwoord gaf op mijn vragen. Ik zag dat hij dingen vernielde, waaronder een tafel. Ik hoorde [Verdachte] letterlijk zeggen: 'Ik ga je vermoorden'. Ik was bang. Ik zag dat [Verdachte] een groot keukenmes had gepakt en ik voelde dat hij mij meerdere keren stak. Ik heb hem niet terug gestoken, maar ik heb hem wel van mij afgeduwd. Ik heb tegen hem geschreeuwd dat
ik naar de politie zou gaan en ik hoorde hem zeggen: 'Ga maar. ' Vervolgens ben ik zo snel als ik kon naar het politiebureau gelopen.
5. Een geneeskundige verklaring, op 28 maart 2023 opgemaakt en ondertekend door drs.
E.I. Hofstra, forensisch arts, voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring:
Letselbeschrijving n.a.v. medisch dossier.
Foto 1
Plaats Voorzijde linker schouder. (Op grond van de foto i.c.m. de beschrijving in de medische informatie
( “
penetrerend letsel links (+- 2 cm lang, diepte niet goed beoordeelbaar) bij oksel
Vorm ovale, wijkende wond, met vrij scherpe hoeken aan de uiteinden
Omtrek op grond van de foto niet goed te beoordelen, mogelijk scherpe dan wel matig scherpe wondranden
Soort verwonding: beeld op de foto past bij een snijwond dan wel een steekwond dan wel een scheurwond
Mechanisme van ontstaan: mogelijk zijn de inwerking van scherp geweld (waaronder snijden en steken) dan wel inwerking van stomp geweld.
Foto 2
Plaats Linker flank/ter plaatse van linker bekkenkam. (Op grond van de foto i.c.m. de beschrijving in de medische informatie
(“penetrerend letsel (+/- 2 cm lang, diepte niet goed beoordeelbaar) ter plaatse van bekkenkam links.”)
Omvang op grond van de foto geen goede uitspraak over te doen.
Vorm ovale, wijkende wond met vrij scherpe hoeken aan de uiteinden. Halverwege beide wondranden is mogelijk sprake van een licht hoekig aspect.
Omtrek op grond van de foto niet goed te beoordelen, mogelijk scherpe dan wel matig-scherpe wondranden.
Soort verwonding: het beeld op de foto past bij een snijwond dan wel een steekwond, dan wel een scheurwond.
Mechanisme van ontstaan: mogelijke ontstaansmechanismen zijn de inwerking van scherp geweld (waaronder snijden en steken), dan wel de inwerking van stomp geweld.
Foto 3
Plaats rugzijde van de linker hand, 2cm vanaf de knokkel van de wijsvinger. (Op grond van de foto
i.c.m. de beschrijving in de medische informatie
("Wondje tussen kopjes MCP 2-3 aan dorsale zijde hand." en “Hand links: wondje dorsale zijde 2 cm.proximaal van MCP2, grotendeels beperkt tot subcutis voor zover te beoordelen door prikgaatje middenin geen zichtbaar peesletsel, ”)
Omvang op grond van de foto geen goede uitspraak over te doen. (In medische informatie staat evenmin een uitspraak over de omvang van dit letsel, alleen over de locatie.)
Vorm druppelvormige wond, met aan de duimzijde een scherpe hoek, aan pinkzijde een onscherpe hoek.
Omtrek op grond van de foto niet goed te beoordelen, mogelijk scherpe dan wel matig-scherpe wondranden.
Soort verwonding: het beeld op de foto past bij een snijwond dan wel een steekwond, dan wel een scheurwond.
Mechanisme van ontstaan: inwerking van scherp geweld, dan wel de inwerking van stomp geweld.
Datum/tijd incident: Aldus PV: 22 januari 2023, omstreeks 06.00-07.00 uur.
Cliënt werd beoordeeld en behandeld op de SEH van het MCL vanaf 07.18 uur.
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2023.03.20.053, van 10 mei 2023, opgemaakt door dr. ir. A.M. Rolloos, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn verklaring:
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Ten aanzien van verdachte [Verdachte]
AAPQ3405NL#01 (deel van bloedspoor op het heft) en #02 (deel van bloedspoor op het lemmet)Dit betreft DNA-profielen waarvan is aangenomen dat de DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan 1 miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [Verdachte] :
DNA-profielen AAPQ3405NL#01 en #02 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de betreffende bemonstering afkomstig is van verdachte [Verdachte] , dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [Verdachte] verwante) persoon.
Voor onderstaande bemonsteringen is de bewijskracht berekend. De bewijskracht is berekend met DNAStatistX.
AAPQ3405NL#08 (heft)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet-verwante personen.
DNA-mengprofiel AAPQ3405NL#08 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte [Verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van slachtoffer [Benadeelde Partij]
AAPQ3405NL#03 (deel van bloedspoor op het lemmet), #05 (punt en snijrand van het lemmet) en #08 (heft)
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonsteringen DNA bevatten van twee nietverwante personen.
DNA-mengprofielen AAPQ3405NL#03, #05 en #08 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de betreffende bemonstering afkomstig is van slachtoffer [Benadeelde Partij] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Met betrekking tot de weergegeven standpunten van de verdediging overweegt de rechtbank het volgende.

Betrouwbaarheid verklaringen

De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen aanleiding om te twijfelen aan (de betrouwbaarheid van) de verklaringen van aangever. Die verklaringen bevatten een gedetailleerde omschrijving, zijn consistent, direct na het voorval afgelegd en enkele dagen later (grotendeels) herhaald. Dat deze verklaringen op detailniveau verschillen vertonen, doet daaraan geen afbreuk. De verklaringen vinden daarnaast steun in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Verbalisant] , die aangever vlak na het incident in ontredderde toestand en op sokken heeft aangetroffen bij het politiebureau. De verbalisant heeft geconstateerd dat aangever bloedende steekwonden ter hoogte van zijn linkeroksel en zijn linkerheup had. Daarbij komt dat de verklaringen van aangever passen in de lijn van de gebeurtenissen van die avond, waarbij verdachte al in Leeuwarden agressief gedrag vertoonde en aangever toen ook heeft toegevoegd dat hij hem zou vermoorden. Ook anderszins zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die de rechtbank doen twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte.
Verdachte daarentegen heeft bij de politie en ter zitting wisselende verklaringen over het mes afgelegd. Hij heeft in eerste instantie bij de politie verklaard dat er geen mes was. Later verklaarde hij dat er wel een mes was. Ook heeft hij verklaard dat hij het mes niet in zijn handen heeft gehad, terwijl hij op een later moment heeft verklaard dat hij het mes tijdens de worsteling van aangever heeft afgepakt. Tijdens de behandeling ter zitting heeft verdachte ook wisselend verklaard. Zo heeft hij eerst verklaard dat aangever het mes uit de keuken pakte, terwijl hij later verklaard heeft dat het mes op de salontafel lag. Het door verdachte ter zitting geschetste alternatieve scenario dat hij het mes wel in zijn handen heeft gehad, maar dat hij daarmee niet heeft gestoken wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen.

Bewijsoverweging

Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 22 januari 2023 aangever meermalen met een mes in zijn lichaam heeft gestoken, waarbij aangever letsel heeft opgelopen. Ten tijde van het incident waren aangever en verdachte als enigen in de woning aanwezig. Aangever heeft verklaard dat hij meermalen door verdachte is gestoken met een mes. De forensische arts heeft in zijn verslag de wonden beschreven en aangegeven dat de bij aangever geconstateerde letsels passen bij snij- dan wel steekwonden.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij aangever opzettelijk meermalen met een mes in het lichaam heeft gestoken en hem heeft toegevoegd dat hij aangever zou vermoorden en dat dit handelen dient te worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Om tot een veroordeling hiervan te komen dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte aangever met opzet met een mes heeft gestoken, en indien dat het geval is, waar verdachtes opzet op was gericht.
Verdachte heeft eerder op de avond en tijdens het geweldsincident tegen aangever gezegd dat hij hem ging vermoorden/doodmaken. Verdachte heeft een mes gepakt. Hij is met het mes in zijn rechterhand op aangever afgelopen. Hij heeft met zijn linkerhand met kracht de keel van aangever dichtgeknepen en vervolgens aangever in zijn bovenlichaam gestoken. Daarna werd aangever in zijn bovenbeen en in zijn hand gestoken. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van potentieel dodelijk letsel van het slachtoffer. Gelet hierop en gelet op het feit dat verdachte kort hiervoor heeft gezegd dat hij aangever dood zou maken vindt de rechtbank bewezen dat verdachte vol opzet had op het doden van aangever.
De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het impliciet subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 januari 2023 te [Adres] , gemeente Tytsjerksteradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Benadeelde Partij] , opzettelijk van het leven te beroven, met voormeld oogmerk die [Benadeelde Partij] met een mes heeft gestoken en meerdere steekwonden heeft toegebracht in diens hand, heup en schouder en daarbij de woorden heeft geuit: "Ik ga jou vermoorden je kent mij niet en weet niet waartoe ik capabel ben" en
/of"Ik ga jou doodmaken", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: impliciet subsidiair Poging tot doodslag.
Vervolgens is de vraag aan de orde of er sprake is van een strafuitsluitingsgrond.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dan wel noodweerexces als bedoeld in het tweede lid van dat artikel.
De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en dat, voor zover verdachte daarbij de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, deze overschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
Daartoe heeft de raadsman -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat aangever verdachte met een mes heeft aangevallen. Verdachte kon, omdat aangever boven op hem lag, geen kant op. Aangever heeft slechts een aantal relatief oppervlakkige verwondingen opgelopen aan niet-vitale delen van het lichaam. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat de grenzen van de proportionaliteit zijn overschreden, moet dit worden verontschuldigd door de shock die verdachte ondervond van de aanval.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat er sprake is geweest van een noodweersituatie. Verdachte was de agressor en hij heeft aangever met een mes gestoken. Er was geen sprake van een noodzaak tot verdediging en het beroep op noodweer dient dan ook te worden verworpen.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes eigen lijf, eerbaarheid of goed of die van een derde, dan wel dient er sprake te zijn van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De door verdachte verrichte handelingen dienen noodzakelijk te zijn geweest om de aanval te doen ophouden
(subsidiariteitsvereiste). Daarbij dient voorts te worden beoordeeld of verdachte binnen de grenzen van de noodzakelijke verdediging is gebleven (proportionaliteitsvereiste). Een beroep op noodweer(exces) kan niet slagen indien de gedraging van degene die zich op deze strafuitsluitingsgrond beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar -naar de kern bezien- als aanvallend, bijvoorbeeld gericht op confrontatie of deelneming aan een gevecht, dient te worden beoordeeld.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de behandeling ter zitting het volgende vast. Op 22 januari 2023 bevinden verdachte en aangever zich in de woning van aangever. Tussen hen beiden ontstaat een woordenwisseling. Verdachte loopt naar de keuken, pakt een mes en steekt vervolgens aangever in zijn lichaam. Het was verdachte die de confrontatie met aangever heeft gezocht. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een situatie waarin verdachte zich moest (en mocht) verdedigen tegen een onmiddellijk gevaar, zodat geen sprake is van een noodweersituatie. Nu er geen sprake is geweest van een noodweersituatie, slaagt het beroep op noodweerexces reeds daarom niet.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Beslissing op het voorwaardelijk verzoek

Ter terechtzitting heeft de raadsman bij pleidooi een voorwaardelijk verzoek gedaan om [Benadeelde Partij] (aangever), [Getuige 1] en [Getuige 2] te horen als getuigen.
De raadsman heeft desgevraagd aangegeven dat nu het om belastende getuigen gaat, zijn verzoek geen onderbouwing nodig heeft. De raadsman heeft niet aangegeven welke vragen hij concreet aan de getuigen zou willen stellen.
Uit het arrest Keskin vs Nederland van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens
1en het daaropvolgende post-Keskin arrest van de Hoge Raad
2komt naar voren dat in bepaalde gevallen het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. Dat is aan de orde als het verzoek betrekking heeft op een getuige ten aanzien van wie de verdediging het
ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al, in het vooronderzoek of anderszins, een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. Het gaat dan om een verklaring die door de rechter voor het bewijs van het tenlastegelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt.
Ten aanzien van de getuigen [Getuige 1] en [Getuige 2] geldt dat de rechtbank de door hen afgelegde verklaringen niet voor het bewijs heeft gebruikt, hetgeen betekent dat dus geen sprake is van zogenaamde Keskin-getuigen waarvan het belang moet worden voorondersteld. Gelet op het tijdstip waarop verzocht is om deze getuigen te horen, alsmede gelet op het ontbreken van enige onderbouwing van dit verzoek, ziet de rechtbank geen noodzaak om deze getuigen alsnog te horen.
Met betrekking tot het verzoek om aangever [Benadeelde Partij] als getuige te horen overweegt de rechtbank dat de rechtbank in de bewijsvoering wel gebruik heeft gemaakt van de door deze getuige afgelegde verklaringen. In beginsel is daarom sprake van een getuige waarvan het belang om deze te horen wordt voorondersteld. In het post-Keskin arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verdediging ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg verzoeken kan doen tot het (opnieuw) oproepen en horen van getuigen. De omstandigheid dat de verdediging geen gebruik heeft gemaakt van een eerder bestaande gelegenheid om wensen met betrekking tot de ondervraging van getuigen kenbaar te maken of dat de verdediging niet zelf in een eerder stadium van het onderzoek gebruik heeft gemaakt van de hiervoor genoemde mogelijkheden om een verzoek te doen een getuige te horen, terwijl daarvoor op dat moment geen beletsel bestond, biedt op zichzelf geen grond voor de afwijzing van zo’n verzoek. Dat neemt niet weg dat een dergelijke inactiviteit van de verdediging, als daarvoor geen gegronde reden bestaat, een rol kan spelen bij de beoordeling of het proces als geheel eerlijk is verlopen.
De rechtbank stelt vast dat aangever op 2 en 15 januari 2023 voor verdachte belastende verklaringen heeft afgelegd. De raadsman van verdachte heeft zich op 7 februari 2023 namens verdachte gesteld en hij heeft sindsdien op geen enkel moment de wens kenbaar gemaakt om aangever als getuige te horen. Tijdens de pro forma zitting op 2 mei 2023, waar is aangekondigd dat de inhoudelijke behandeling van de zaak op 2 juni 2023 plaats zou gaan vinden, is door de raadsman geen verzoek gedaan om aangever te horen. Ook tussen de pro forma zitting van 2 mei 2023 en de inhoudelijke behandeling op 2 juni 2023 heeft de rechtbank geen verzoek van de verdediging ontvangen om aangever als getuige te horen. Pas na ommekomst van de gehele inhoudelijke behandeling van de zaak heeft de raadsman aan het einde van zijn pleidooi het ongemotiveerde, voorwaardelijke verzoek gedaan om aangever te horen indien de rechtbank niet tot vrijspraak zou besluiten.
De rechtbank is van oordeel dat dat gelet op het (late) tijdstip waarop het verzoek is gedaan, de inactiviteit van de verdediging om, hoewel daar alle gelegenheid toe bestond, dit verzoek eerder te doen en het uitblijven van een gegronde reden daarvoor, niet gezegd kan worden dat door het uitblijven van de gelegenheid om aangever alsnog als getuige te horen sprake zou zijn van schending van het recht op een eerlijk proces. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de werkwijze van de verdediging, die er in feite op neerkomt dat een verzoek afhankelijk wordt gesteld van de vraag of een voor de verdediging gewenste beslissing wordt genomen (als geen vrijspraak volgt, dan dient de getuige te worden gehoord en de zaak opnieuw ingepland en behandeld te worden), op gespannen voet staat met de beginselen van een behoorlijke procesorde en afbreuk doet aan de effectiviteit van de strafrechtspleging en het benutten van de schaarse zittingscapaciteit. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken van de noodzaak om aangever als getuige te horen, zal zij het verzoek afwijzen.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van poging tot doodslag wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van een bewezenverklaring gewezen op de oriëntatiepunten van het LOVS en diverse jurisprudentie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland van 1 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft opzettelijk geprobeerd aangever van het leven te beroven door meerdere keren met een mes op hem in te steken. Aangever is hierbij in zijn schouder, heup en hand geraakt. De steekpartij vond plaats tijdens een ruzie tussen verdachte en aangever. Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Bij het bepalen van de strafmaat weegt de rechtbank in strafverzwarende zin bovendien mee dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte was zodoende een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Blijkens de reclasseringsrapportage wordt het recidiverisico door de reclassering als gemiddeld hoog ingeschat. Verdachte is in Frankrijk eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en loopt in drie proeftijden. Omdat er tot op heden onduidelijkheid is over zijn verblijfsstatus, zijn reclasseringsinterventies vooralsnog niet aan de orde.
Doordat er geen gedragsdeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden heeft de reclassering bovendien geen zicht gekregen op de mate van (on)toerekeningsvatbaarheid en/of in hoeverre het culturele aspect een rol heeft gespeeld binnen het vermeende delictgedrag. De reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[Benadeelde Partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 389,80 ter vergoeding van materiële schade en € 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman gelet op de bepleite vrijspraak c.q. ontslag van alle rechtsvervolging verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat nu de kleding nog niet teruggeven is aan aangever, niet vastgesteld kan worden dat deze onbruikbaar is geworden. Dat bedrag dient daarom afgewezen te worden. Ten aanzien van de tafel heeft de raadsman matiging van het toe te wijzen bedrag gevorderd. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman verzocht een bedrag van € 1.250,00 toe te wijzen omdat niet zonder meer aangenomen kan worden dat aangever PTSS heeft.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 2.700,00 (te weten € 200,00 materiële schade en € 2500,00 immateriële schade). De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2023, en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Inbeslaggenomen goederen
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het mes verbeurd kan worden verklaard en dat de kleding en de telefoon retour kan naar de rechthebbenden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het inbeslaggenomen mes vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezen verklaarde feit is begaan. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen kleding retour kan naar de rechthebbenden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte impliciet primair (poging tot moord) is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het impliciet subsidiair (poging tot doodslag) ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [Benadeelde Partij] te betalen:
  • het bedrag van € 2.700,00 (zegge: tweeduizendzevenhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [Benadeelde Partij] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [Benadeelde Partij] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.700,00 (zegge: tweeduizendzevenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 200,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 37 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen mes.

Gelast de teruggaveaan de rechthebbenden van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven kleding.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2023.
Mrs. Lenting en Van Sloten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
EHRM 19 januari 2021, no. 2205/16 (Keskin t. Nederland).