ECLI:NL:RBNNE:2023:2611

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
08-327937-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door ontploffing van vuurwerk tijdens voetbalwedstrijd

Op 28 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 april 2022 tijdens een voetbalwedstrijd in Zwolle vuurwerk tot ontploffing bracht. Dit leidde tot zwaar lichamelijk letsel bij een 11-jarig meisje, dat een brandwond en een ontsierend litteken opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde door het vuurwerk in de richting van het publiek te gooien, wat gevaar voor anderen met zich meebracht. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Arts, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E. Veen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan zware mishandeling en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, en legde een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 3.605,00 aan schadevergoeding moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 08/327937-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Arts, advocaat te Breda.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 april 2022 te Zwolle aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een brandwond en/of een (ontsierend) litteken, heeft toegebracht door een door hem aangestoken stuk vuurwerk in de richting van die [slachtoffer] te gooien, waarbij dat vuurwerk in de directe nabijheid van die [slachtoffer] tot ontploffing is gekomen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 april 2022 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een door hem aangestoken stuk vuurwerk in de richting van die [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 april 2022 te Zwolle
[slachtoffer] heeft mishandeld door een door hem aangestoken stuk vuurwerk in de richting van die [slachtoffer] te gooien, waarbij dat vuurwerk in de directe nabijheid van die [slachtoffer] tot ontploffing is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een brandwond en/of een (ontsierend) litteken ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 3 april 2022 te Zwolle, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk aan te steken en dit aangestoken stuk voorwerk van de tribune op de straat bij de onderdoorgang te
gooien, en daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor het aldaar aanwezige publiek en de aldaar aanwezige beveiliging/stewards, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet het opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke vorm, om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij heeft de gevolgen die zijn ingetreden, ook niet op de koop toegenomen. Daarnaast was de kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen niet aannemelijk gelet op de afstand tussen de plek waar het slachtoffer stond en de plek waar het vuurwerk terecht is gekomen. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat, hoewel het letsel van het slachtoffer ernstig is, dit in juridische zin niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel gelet op de aard van het letsel en omdat het hier om letsel op het onderbeen gaat. Uit de beschikbare medische gegevens komt niet onomstotelijk vast te staan dat het letsel een brandwond betreft. Tevens is onduidelijk hoe het litteken er uiteindelijk uit gaat zien. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman geen ander bewijsverweer gevoerd dan hiervoor vermeld.
Ten aanzien van het teweegbrengen van een ontploffing (feit 2) refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 14 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik stond op de tribune boven bij het hek. Ik had zicht op het hek dat beneden langs het veld staat. Er werd vuurwerk uitgedeeld door voor mij onbekende derden en ik heb vuurwerk aangepakt en in mijn zak gestopt. Ik wist niet wat voor vuurwerk dit was. Ik zag dat er mensen stonden bij het hek dat beneden langs het veld staat. Ik had vanaf mijn staplek op de tribune boven zicht tot aan de rode deur beneden die, zo begreep ik later, zich in een onderdoorgang van het stadion bevindt. Ik kon niet zien wat er zich na de rode deur in de richting van de onderdoorgang bevond (foto 4, p. 28). Ik zag geen muur, dus ik dacht dat daarachter nog ruimte was, maar ik wist niet dat er een onderdoorgang was. Het klopt dat ik vuurwerk naar beneden heb gegooid. In mijn beleving zat er 5 tot 6 meter tussen de mensen die langs het veld stonden en de plek waar het vuurwerk terecht kwam.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2022,opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL06002022163361 d.d. 12 december 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van zware mishandeling, deze mishandeling heeft plaatsgevonden op zondag 3 april 2022 tussen 12:10 uur en 12:20 uur aan het Stadionplein 1 te Zwolle. Vlak voordat de wedstrijd begon zijn mijn moeder ik langs het veld gaan staan. Mijn moeder zag toen dat er op nog geen 2 meter vuurwerk achter ons lag, mijn moeder zag dat het vuurwerk op ontploffen stond. Mijn moeder wilde mij naar voren duwen. Ik vond dit eng. Ik wist namelijk niet dat er vuurwerk welke van achter van de tribune was gegooid achter ons lag. Ik voelde dat mijn moeder mij naar voren duwde, in een reactie hierop stapte ik weer naar achteren. Ik hoorde opeens een hele harde knal achter mij. Ik voelde toen ineens veel pijn aan mijn rechter onderbeen bij mijn kuit. De arts zag dat het een 1e graad brandwond betrof.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2022,opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 07-11-2022 was ik thuis bij aangeefster en haar moeder. Aangeefster [slachtoffer] toonde mij haar litteken en hier heb ik een foto van gemaakt. Tevens gaven zij toestemming om eventueel medische gegevens op te vragen of het litteken te laten beoordelen door een GGD arts. De foto's van het letsel en van het litteken heb ik getoond aan GGD arts S Van Kuijk van de GGD IJsselland. Deze gaf aan dat het zeer waarschijnlijk een 3e graad brandwond moet zijn geweest. Ook vertelde hij dat het litteken dusdanig was dat deze nooit meer weg zou gaan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2022,opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik zie de man met zijn rechterhand in zijn rechter jaszak gaat en hier een langwerpig en rond stuk vuurwerk uit pakt. De man draait zijn rug naar de camera en buigt licht voorover en maakt handelingen alsof hij het stuk vuurwerk aan steekt. De man draait zich dan om en gooit het stuk vuurwerk met zijn linker hand over de railing. Ik zie dat het stuk vuurwerk al brandend, er komt rook vanaf, neerkomt op de straat in de onderdoorgang. Ik zie aangever en haar moeder staan bij het hek ter hoogte van het voetbalveld enkele meters van het stuk vuurwerk. Ik zie het vuurwerk exploderen. Ik zie direct dat aangever haar rechter been omhoog trekt en aan haar gezichtsuitdrukking en gedrag lijkt het alsof ze veel pijn heeft. Al hinkelend met haar rechter been omhoog, ondersteund door haar moeder vluchten ze richting de deur welke naar het supportershome gaat.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een advies van medisch adviseur mw. drs. H.C. Graeler,traumachirurg, d.d. 5 juni 2023, opgenomen als bijlage 4 bij het verzoek tot schadevergoeding, voor zover inhoudend:
Cliënte werd op 4 april 2020 gezien op de HAP met een schaafwond op het been door vuurwerk. Op 5 april 2022 werd cliënte gezien met de eerstegraads brandwond ter hoogte van het onderbeen rechts aan de buitenzijde. Ter hoogte van de huid zijn er brandwonden en schaafwonden op de plek van waar het vuurwerk tegen het been van cliënte aangekomen is. Op 17 mei 2022 wordt de wond nogmaals gezien door de huisarts. Het litteken is pijnlijk bij aanraken. Er is geen verdikking van het littekenweefsel en aan cliënte en moeder werd uitgelegd dat de zenuwtjes ter hoogte van het litteken beschadigd zijn bij de verbranding. Eventueel kunnen de klachten in de loop van de komende maanden herstellen. Op 16 september 2022 is er sprake van een hypertrofisch litteken (dik gezwollen litteken) ter hoogte van de rechter kuit ten gevolge van de brandwond. De brandwond is 3 cm lang bij een halve centimeter breed en cliënte wordt doorverwezen naar de plastisch chirurg. In eerste instantie na de gebeurtenis is er sprake van een wond met verschillende stadia van verbranding van de huid. In de loop van de tijd geneest de wond met achterlaten van het litteken. Uiteindelijk is er ter hoogte van het been een verkleuring van de huid zichtbaar. De donkere huid wordt onderbroken door een lichte plek. Daaromheen zit er een rand van donkerdere huidverkleuring en daarboven is er een hypertrofisch litteken aanwezig (keloïd). Dit litteken is blijvend van aard.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte erkent dat hij op 3 april 2022 vuurwerk heeft aangestoken en vanaf de tribune naar beneden heeft gegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwerk op de tribune van onbekenden heeft gekregen en ongezien in zijn zak heeft gestoken. Hij wist niet wat voor vuurwerk het was. Hij heeft gezien dat er mensen beneden bij het hek langs het veld stonden.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. Daarvoor is vereist dat moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster [slachtoffer] heeft gehad. Gelet op hetgeen verdachte heeft verklaard omtrent zijn bedoeling en inschatting ten aanzien van het gooien van het vuurwerk is de rechtbank, met de raadsman, van oordeel dat verdachte geen ‘vol opzet’ had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster [slachtoffer] – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Er is geen grond de inhoud van het begrip “aanmerkelijke kans” afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwerk gevaarlijk is en zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken. Anders dan de raadsman acht de rechtbank de afstand tussen de plek waar het slachtoffer stond en de plek waar het vuurwerk terecht is gekomen niet relevant nu verdachte niet wist om wat voor vuurwerk het ging en wat de explosiekracht hiervan was. Daarbij komt dat mensen in een stadion heen en weer lopen, waardoor de afstand niet statisch te bepalen is. Door het vuurwerk in de nabijheid van meerdere personen, terwijl er sprake is van beweging van en in die groep mensen in een voetbalstadion, vanaf de tribune over enige afstand naar beneden te gooien, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meer personen in het stadion zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de huisartsenpost op 4 april 2022 een schaafwond op het been constateert en dat de huisarts op 5 april 2022 een eerstegraads brandwond ter hoogte van het onderbeen aan de buitenzijde constateert. Een half jaar later heeft een verbalisant de foto's van het letsel en van het litteken getoond aan een GGD-arts. Deze arts heeft aangegeven dat het zeer waarschijnlijk een derdegraads brandwond moet zijn geweest en dat het litteken dusdanig is dat deze nooit meer weg zou gaan. Ook de traumachirurg spreekt in haar medisch advies over een blijvend litteken ten gevolge van een brandwond. Anders dan de raadsman stelt de rechtbank aan de hand van deze medische informatie vast dat sprake is van een brandwond. Uit voormelde medische gegevens en de aangifte is gebleken dat aangeefster is doorverwezen naar een plastisch chirurg en dat voor dit letsel een langdurig medisch traject nodig is en dat gelet op het litteken tevens sprake is van blijvend letsel. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de locatie van het letsel met zich brengt dat wel kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel nu het litteken zich bevindt ter hoogte van haar rechter onderbeen aan de buitenzijde op een goed zichtbare plaats. Een litteken op het been als waarvan hier sprake is kan naar algemeen spraakgebruik worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, in het bijzonder omdat het én ontsierend én blijvend van aard is. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het letsel dat door de gedragingen van verdachte bij aangeefster [slachtoffer] is veroorzaakt, gelet op de aard en de gevolgen daarvan, zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) oplevert. De rechtbank acht gelet op het voorgaande het aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde bewezen.
De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen (waaronder de verklaring van verdachte) bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde teweeg brengen van een ontploffing. Verdachte heeft het aangestoken vuurwerk in de nabijheid van personen, terwijl er sprake is van dynamiek van personen in een voetbalstadion, vanaf de tribune naar beneden gegooid. Naar algemene ervaringsregels kan hiervan worden aangenomen dat voorzienbaar is dat daarmee gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 3 april 2022 te Zwolle aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een brandwond en een (ontsierend) litteken, heeft toegebracht door een door hem aangestoken stuk vuurwerk te gooien, waarbij dat vuurwerk in de directe nabijheid van die [slachtoffer] tot ontploffing is gekomen;
2
hij op 3 april 2022 te Zwolle, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk aan te steken en dit aangestoken stuk voorwerk van de tribune op de straat bij de onderdoorgang te gooien, en daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor het aldaar aanwezige publiek en de aldaar aanwezige beveiliging/stewards, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair zware mishandeling
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel vooreen ander te duchten is
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de proceshouding en het blanco strafblad van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geen sprake is van ‘vol opzet’. De raadsman stelt zich dan ook op het standpunt dat dit dient mee te wegen bij een strafoplegging. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging tevens rekening te houden met de proceshouding en het blanco strafblad van verdachte. De raadsman heeft betoogd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde komt, de zaak moet worden afgedaan met een taakstraf voor de duur van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met een proeftijd van twee jaren. Indien de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde komt, heeft de raadsman verzocht de voorgestelde taakstraf te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft voor aanvang van de voetbalwedstrijd PEC Zwolle – Go Ahead Eagles in het stadion van PEC Zwolle vuurwerk, zonder zich ervan te vergewissen wat voor vuurwerk dit was, opzettelijk tot ontploffing gebracht waardoor zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan het slachtoffer en waarbij gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer niet alleen nog fysieke klachten heeft maar ook psychisch nog zwaar lijdt onder het voorval. Zij heeft veel pijn gehad en zij houdt een blijvend ontsierend litteken over op haar been, waarvoor zij onder behandeling is bij een plastisch chirurg. Het slachtoffer heeft een trauma opgelopen en is angstig, waarvoor zij EMDR-therapie volgt. Verdachte heeft ook bijgedragen aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid bij - in dit geval - voetbalwedstrijden.
De ernst van de feiten rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de consequenties die hij reeds heeft ondervonden met betrekking tot zijn baan en functie en de gevolgen die een gevangenisstraf mogelijk voor hem heeft. Verdachte heeft spijt van zijn daad. Hij heeft ter terechtzitting meerdere malen zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer en is bereid om de schadevergoeding te betalen. Daarnaast heeft verdachte op zitting laten weten dat indien hij eerder had geweten dat het slachtoffer gewond was geraakt, hij zich direct bij de politie zou hebben gemeld. Tevens heeft verdachte via het Openbaar Ministerie om mediation met het slachtoffer en haar familie verzocht. Verdachte neemt verantwoording voor zijn daden en loopt er, in zijn woorden, niet voor weg. Gelet hierop zal de rechtbank niet overgaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Wel acht de rechtbank een forse taakstraf op zijn plaats in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank heeft hiermee rekening gehouden bij de straftoemeting.
Alles afwegende acht de rechtbank, voor wat betreft het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich -daartoe vertegenwoordigd door F.N. Helwig als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 105,00 ter vergoeding van materiële schade en € 3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 april 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 157 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van €
€ 3.605,00(zegge: drieduizend zeshonderdvijf euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 105,00 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 46 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. L.N. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2023.
Mr. Jongsma en mr. Dijkstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.