ECLI:NL:RBNNE:2023:2610

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
18-016698-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele handelingen zonder dwang

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het dwingen van de aangever tot het dulden van seksuele handelingen, heeft de rechtbank op 28 juni 2023 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1975 en woonachtig in Emmen, werd bijgestaan door advocaat mr. G. Bakker, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. E. Veen. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die tussen de verdachte en de aangever zouden hebben plaatsgevonden in de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 oktober 2020, waarbij de aangever zou zijn gedwongen door middel van geweld of psychisch overwicht.

Tijdens de zitting op 14 juni 2023 heeft de rechtbank de verklaringen van de aangever en de verdachte gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever over dwang onvoldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van een eventuele geestelijke beperking van de aangever, die hem zou hebben verhinderd om weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De vordering van de benadeelde partij, de aangever, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank de feiten die tot schade zouden hebben geleid niet bewezen achtte. De rechtbank heeft bepaald dat de aangever zijn eigen proceskosten moet dragen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/016698-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Veen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 oktober 2020, te Emmen, in de gemeente Emmen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten/aanraken en/of aftrekken van de (ontblote) penis van die [slachtoffer] en/of het in de mond nemen van de (ontblote) penis van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, in voornoemde periode (telkens) opzettelijk
- tijdens het werk, (als productiemedewerker bij/voor [bedrijf] ) die [slachtoffer]
(die eveneens voor hetzelfde bedrijf werkzaam was,) meermalen, althans eenmaal, het toilet van het bedrijf heeft ingetrokken en/of in de kleedkamer van het bedrijf en/of in een andere fabrieks/bedrijfsruimte heeft opgewacht en/of een fabriek/bedrijfsruimte heeft ingeduwd en/of
- in zijn vrije tijd, die [slachtoffer] in een café heeft opgewacht en/of
vervolgens naar een toilet in dat café heeft meegenomen en/of het toilet heeft ingeduwd en/of naar een woning heeft meegenomen en/of dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een psychisch overwicht welke verdachte, (mede) gelet op de bovengenoemde handelingen en/of verdachtes geestelijke ontwikkeling(en/of overwicht) en/of de geestelijke ontwikkeling van die
[slachtoffer] , op die [slachtoffer] had en/of aldus met gebruikmaking van zijn psychische en/of fysieke overmacht op die [slachtoffer] (telkens) een situatie heeft doen ontstaan waarin die [slachtoffer] zich (telkens) niet tegen/aan de ontuchtige handelingen van hem, verdachte, kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken, althans (telkens) geen weerstand kon bieden aan verdachtes voornoemde ontuchtige handeling(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 12 oktober 2020, te Emmen, in de gemeente Emmen, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) (tijdens het werk en/of in een café en/of een woning) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) betasten/aanraken en/of aftrekken van de (ontblote) penis van die [slachtoffer] en/of het in de mond nemen van de (ontblote) penis van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Volgens de officier van justitie blijkt uit het dossier voldoende dat verdachte psychisch overwicht had op aangever [slachtoffer] en dat hij aangever middels dit overwicht heeft gedwongen de seksuele handelingen te dulden. Bij aangever is sprake van een geestelijke beperking. Deze beperking bleek uit het feit dat verdachte aangever moest aansturen op de werkvloer omdat aangever het werk anders niet meer aankon. Aangever stond verder bekend als een gehoorzaam persoon, die doet wat hem wordt opgedragen.
Aangever heeft een authentieke en consistente verklaring afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris. De betrouwbaarheid van zijn verklaring wordt bevestigd door het feit dat aangever op enig moment melding heeft gemaakt tegen een andere collega van door verdachte gemaakte seksueel getinte opmerkingen in aangevers richting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden en dat daarnaast uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte enige vorm van dwang heeft toegepast op aangever waardoor deze is overgegaan tot dulden van seksuele handelingen.
Ook blijkt onvoldoende dat verdachte wist dat aangever beperkt is in zijn verstandelijke vermogens, waardoor hij onvoldoende in staat is zijn wil te bepalen of weerstand te bieden tegen ontuchtige handelingen.
Oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij aangever gedwongen heeft tot het dulden van seksuele handelingen. Die dwang zou bestaan uit het plegen van geweldshandelingen in de zin van duwen en trekken en uit het gebruik maken van psychisch overwicht van verdachte op aangever. Subsidiair is ten laste gelegd dat verdachte wist dat aangever door zijn gebrekkige ontwikkeling geen weerstand zou kunnen bieden aan verdachte.
Vast staat dat verdachte en aangever seksuele handelingen met elkaar hebben gepleegd. Dat er daarbij sprake was van dwang, middels geweld of middels psychisch overwicht, blijkt onvoldoende uit het dossier. De verklaring die aangever daarover heeft afgelegd wordt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteund door enig ander bewijsmiddel.
Daarnaast is niet vast komen te staan dat verdachte op het moment waarop de seksuele handelingen zich afspeelden, weet had van een geestelijke beperking bij aangever waardoor deze onvoldoende in staat zou zijn om zijn wil kenbaar te maken of weerstand te bieden aan seksuele handelingen.
Verdachte zal gelet op het voorgaande daarom worden vrijgesproken van primair en subsidiair ten laste gelegde feit.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding als gevolg van het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. Bepaalt dat [slachtoffer] de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J. Faber en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. L.N. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2023.
Mr. Jongsma en mr. Dijkstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.